Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken;
- de verzoeken van de vader tot wijziging van de zorgregeling toe te wijzen en met ingang van 10 juli 2020 een zorgregeling vast te stellen die inhoudt dat:
met terugwerkende kracht op nihil te stellen tot de datum van ingang, te weten
11 december 2020.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 maart 2021;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 13 september 2021;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 5 februari 2022;
- de door mr. Spronk tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie.
3.De beoordeling
10 juli 2020 gewijzigd, ondanks dat de vader uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij fysiek niet in staat was tot uitbreiding van de zorgregeling en hij onvoldoende mogelijkheden had om de kinderen op te vangen. Ten onrechte heeft er destijds geen raadsonderzoek plaatsgevonden, ondanks het advies van de raad hiertoe. De gezondheidssituatie van de vader is sindsdien enkel verslechterd. Desalniettemin wordt de vader eraan gehouden om de zorgregeling na te komen en heeft de voorzieningenrechter beslist dat de vader bij niet-nakoming dwangsommen is verschuldigd.
4.De beslissing
E.L. Schaafsma-Beversluis en is op 24 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.