ECLI:NL:GHSHE:2022:943

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
200.298.149_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van een bewindvoerder in een familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslag van een bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De moeder en de broer van de rechthebbende hebben verzocht om de huidige bewindvoerder te ontslaan vanwege een moeizame samenwerkingsrelatie en een gebrek aan vertrouwen. De bewindvoerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag en dat hij zijn taak naar behoren vervult. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2022 is gebleken dat de moeder en de broer geen verwijt maken richting de bewindvoerder, maar dat er sprake is van een onherstelbaar gebrek aan vertrouwen.

Het hof heeft vastgesteld dat de huidige bewindvoerder bereid is om plaats te maken voor een opvolgend bewindvoerder in het belang van de rechthebbende. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant bekrachtigd en de bewindvoerder met ingang van 1 mei 2022 ontslagen. Tevens is Stichting [stichting] benoemd als opvolgend bewindvoerder. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de rechthebbende, die onder curatele staat vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. De uitspraak benadrukt het belang van een goede samenwerking tussen de bewindvoerder en de familie van de rechthebbende, en de noodzaak om in het belang van de rechthebbende te handelen.

De uitspraak bevat ook bepalingen over de beloning van de bewindvoerder en de opvolgend bewindvoerder, evenals de verplichtingen die de opvolgend bewindvoerder heeft na de benoeming. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ondanks eventuele rechtsmiddelen die tegen de uitspraak kunnen worden aangewend.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 maart 2022
Zaaknummer: 200.298.149/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8843218 OV VERZ 20-6141 en 9135119 OV VERZ 21-2052
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
en
[de broer] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna respectievelijk te noemen: de moeder en de broer,
advocaat: mr. T. van Riel,
In deze zaak zijn als belanghebbenden aangemerkt:
[de rechthebbende]wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de rechthebbende] ;
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader;
[de bewindvoerder] B.V,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. R.E. Teusink.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 mei 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 juli 2021, hebben de moeder en de broer verzocht de voormelde beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat Stichting [stichting] te [vestigingsplaats] tot bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] wordt benoemd.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 oktober 2021, heeft de bewindvoerder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder en de broer in hun hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans dit als zijnde ongegrond af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder en de broer, bijgestaan door mr. Van Riel;
  • de bewindvoerder, vertegenwoordigd door de heer [betrokkene] en bijgestaan door mr. Teusink;
2.3.1.
[de rechthebbende] en de vader zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
Het hof heeft aan mevrouw [manager] , werkzaam als manager zorg bij [organisatie] (de voorziening waar [de rechthebbende] woont), naar aanleiding van een op 1 februari 2022 bij het hof daartoe ingediend verzoek, bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling verleend. Mevrouw [manager] is als toehoorder bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen (het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de moeder en de broer d.d. 20 september 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder en de broer d.d. 29 september 2021;
  • het V8-formulier van de advocaat van de bewindvoerder d.d. 29 oktober 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder en de broer d.d. 1 februari 2022;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder en de broer d.d. 2 februari 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 30 juni 1986 heeft de kantonrechter te Breda [de rechthebbende] onder curatele gesteld. De curatele is ingesteld als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand. De vader van [de rechthebbende] is als curator benoemd.
3.2.
Bij ambtshalve beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 december 2019 is – voor zover in hoger beroep relevant – met ingang van 16 januari 2020 de vader van [de rechthebbende] ontslagen als curator. Met ingang van 16 januari 2020 is [de bewindvoerder] B.V. als opvolgend curator benoemd.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, voor zover thans van belang, de eerder ingestelde curatele van [de rechthebbende] met ingang van 10 mei 2021 opgeheven.
Met ingang van 10 mei 2021 is een bewind ingesteld over alle goederen die aan [de rechthebbende] (zullen) toebehoren en is [de bewindvoerder] B.V. als bewindvoerder benoemd. Het bewind is ingesteld op grond van lichamelijke of geestelijke toestand. Met ingang van 10 mei 2021 is daarnaast een mentorschap ingesteld ten behoeve van [de rechthebbende] en is de broer als mentor benoemd.
3.4.
De moeder en de broer kunnen zich met deze beslissing niet verenigen voor zover [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] is benoemd.
In het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voeren zij – samengevat – het volgende aan.
De verstandhouding met de bewindvoerder is gebrouilleerd. Er is vanuit de bewindvoerder onvoldoende begrip, inlevingsvermogen en aandacht voor [de rechthebbende] en voor de rol die de moeder inneemt in het leven van [de rechthebbende] .
De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat er sprake is van een impasse tussen betrokkenen die doorbroken dient te worden. Deze impasse is echter niet doorbroken door het benoemen van de bewindvoerder aangezien de verhoudingen nog steeds gebrouilleerd zijn. Alhoewel de broer, als mentor, en de bewindvoerder per e-mail communiceren, zorgt de houding van de bewindvoerder en de historie tussen partijen nog steeds voor spanningen.
De moeder en de broer hebben er geen vertrouwen meer in dat er in de toekomst nog sprake kan zijn van een constructieve samenwerking tussen hen, [organisatie] en de bewindvoerder.
Daarom dient in het belang van [de rechthebbende] een andere professionele bewindvoerder te worden aangesteld.
3.5.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan. Voor ontslag van een bewindvoerder zijn gewichtige redenen vereist. Deze redenen doen zich niet voor. De bewindvoerder verricht zijn taak nauwgezet en correct. De bewindvoerder heeft niet de intentie om de moeder en de familie van [de rechthebbende] buitenspel te zetten en zocht, en zoekt nog steeds, overleg. De moeder en de broer hebben echter vanaf het begin geweigerd goede medewerking te verlenen aan de uitvoering van het bewind. Ondanks de weerstand, van met name de moeder, probeert de bewindvoerder de communicatie steeds te verbeteren. Er is inmiddels sprake van een verbetering in de communicatie tussen de broer, als mentor, en de bewindvoerder.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het verzoek van de moeder en de broer niet ziet op een verwijt richting de bewindvoerder in de uitvoering van zijn wettelijke taak. Het verzoek is gelegen in een onherstelbaar gebrek aan vertrouwen in de bewindvoerder en een moeizame samenwerkingsrelatie. Als gevolg hiervan zijn er spanningen bij met name de moeder, die vervolgens een doorwerking hebben op [de rechthebbende] .
Gelet hierop heeft het hof met de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling besproken of het in het belang van [de rechthebbende] is dat de bewindvoerder zijn taak voortzet.
De bewindvoerder heeft hierop te kennen gegeven dat hij weliswaar bij zijn standpunt blijft dat hij zijn wettelijke taak als bewindvoerder naar behoren vervult, maar dat hij niettemin bereid is om, in het belang van [de rechthebbende] , plaats te maken voor een opvolgend bewindvoerder.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen ziet het hof aanleiding de huidige bewindvoerder te ontslaan en de beoogd bewindvoerder, Stichting [stichting] te [vestigingsplaats] , te benoemen als opvolgend bewindvoerder. Het hof heeft kennisgenomen van de bereidverklaring van de beoogd bewindvoerder.
3.6.3.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en voorts met ingang van 1 mei 2022 wegens gewichtige redenen [de bewindvoerder] B.V. ontslaan als bewindvoerder en met ingang van 1 mei 2022 Stichting [stichting] benoemen als opvolgend bewindvoerder.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 mei 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover het betreft de periode tot 1 mei 2022;
verleent met ingang van 1 mei 2022 aan
[de bewindvoerder] B.Vontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende aan [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ;
benoemt met ingang van 1 mei 2022
Stichting [stichting], Postbus [postbus] ( [postcode] ) te [vestigingsplaats] tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na het in kracht van gewijsde gaan van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de het Bewindsbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, en aan de opvolgend bewindvoerder en daarbij een - zo mogelijk voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan overlegt;
stelt de beloning van de bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording vast op € 220,-- (exclusief BTW);
stelt de aanvangsvergoeding van de opvolgend bewindvoerder vast op een bedrag van € 586,-- (exclusief BTW);
stelt de jaarbeloning van de opvolgend bewindvoerder vast conform artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda), in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, H. van Winkel en E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.