Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het V8-formulier van de advocaat van de man d.d. 19 november 2021;
- het V2-formulier van de advocaat van de man d.d. 9 december 2021.
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man die verzoekt om de echtscheiding van zijn vrouw, met wie hij op 22 januari 1992 in Burundi is gehuwd. De man heeft in eerste aanleg een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar werd door de rechtbank Zeeland-West-Brabant niet-ontvankelijk verklaard. De man is van mening dat zijn huwelijk rechtsgeldig is, ondanks dat het niet volgens de regels van de burgerlijke stand in Burundi is gesloten. Hij stelt dat het huwelijk als een traditioneel huwelijk werd erkend en dat hij geen recent afschrift van de huwelijksakte kan overleggen vanwege de omstandigheden waaronder hij Burundi heeft moeten verlaten. Tijdens de mondelinge behandeling is de vrouw niet verschenen, en de man heeft zijn verzoek verder toegelicht. Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd en het Nederlands recht als toepasselijk verklaard. Het hof oordeelt dat het huwelijk niet voldoet aan de eisen van het recht van Burundi en dat het daarom niet in Nederland erkend kan worden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en verklaart voor recht dat er geen sprake was van een rechtsgeldig huwelijk tussen de man en de vrouw. De man kan zijn leven in Nederland verder opbouwen zonder de juridische last van een niet-rechtsgeldig huwelijk.