ECLI:NL:GHSHE:2022:94

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
20-003951-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en medeplegen van hennepteelt in Oirsbeek en 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt door hennepstekken te verkopen en van medeplegen van hennepteelt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 mei 2015 tot en met 9 september 2015, samen met anderen, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en dat hij hennepstekken heeft geleverd aan medeverdachten. De verdachte is eerder vrijgesproken van een aantal feiten, maar het hof heeft de vrijspraak van feit 3 bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele drugshandel meegewogen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de wet.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-003951-16
Uitspraak : 17 januari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 22 december 2016, in de strafzaak met parketnummer 01-993368-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats/land] op [geboortedag] 1962,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
in het buitenland wonende te [adres buitenland] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 1 primair en feit 3 ten laste is gelegd. De politierechter heeft het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1 subsidiair) en ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen onder feit 3 aan hem ten laste is gelegd.
Tegen het vonnis is bij akte van 27 december 2016 namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in diens hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 3.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2015 tot en met 9 september 2015, in elk geval op of omstreeks 9 september 2015, te Oirsbeek, gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van ongeveer 156, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 30 mei 2015 tot en met 9 september 2015, in elk geval op of omstreeks 9 september 2015, te Oirsbeek, gemeente Schinnen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 13 juli 2015 tot en met 16 juli 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of die onbekend gebleven persoon/personen hennepplanten en/of hennepstekken ter beschikking te stellen en/of te verkopen en/of te leveren;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2015 tot en met 3 juli 2015, in elk geval op of omstreeks 3 juli 2015, te ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan het [adres 3] ) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 1 primair
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen voor het medeplegen van hennepteelt dan wel voor het in vereniging aanwezig hebben van hennepplanten, in een pand aan [adres 2] te Oirsbeek, het onder feit 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Mitsdien zal het hof de verdachte van het aan hem onder feit 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] in de periode van 30 mei 2015 tot en met 9 september 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, met elkaar opzettelijk hebben geteeld (in een pand aan [adres 2] ) hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 13 juli 2015 tot en met 16 juli 2015 in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] hennepstekken te verkopen en/of te leveren;
2.
hij in de periode van 30 mei 2015 tot en met 3 juli 2015 te ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan het [adres 3] ) hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het dossier van politie, Team Generieke Opsporing 16 (dienst landelijke recherche), onderzoek 26Bremberg, proces-verbaalnummer LERCF15004-805, gesloten d.d. 2 december 2015, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, nader te noemen het politiedossier.
Het politiedossier bestaat uit diverse deeldossiers, waaronder voor zover hier relevant:
  • proces-verbaal ‘persoonsdossier verdachte [verdachte] ’, proces-verbaalnummer LERCF15004-800, doorgenummerde pagina’s 1-6, met bijlagen (opnieuw doorgenummerde pagina’s 1-28);
  • proces-verbaal ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 2] Oirsbeek’, proces-verbaalnummer LERCF15004-359, doorgenummerde pagina’s 1-19, met bijlagen (opnieuw doorgenummerde pagina’s 1-348);
  • proces-verbaal ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 3] ’s-Hertogenbosch’, proces-verbaalnummer LERCF15004-373, doorgenummerde pagina’s 1-18, met bijlagen (opnieuw doorgenummerde pagina’s 1-221).
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2015, bijlage 2 bij ‘persoonsdossier verdachte [verdachte] ’, pagina 4, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

In het kader van het onderzoek Bremberg werden diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast waaronder het opnemen van telecommunicatie gevoerd met de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
Beide telefoonnummers zijn in gebruik bij verdachte [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] te Eindhoven.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat er meerdere keren contact is geweest tussen
telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] vermoedelijk in gebruik was bij [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats/land] .
Op woensdag (naar het hof uit het politiedossier begrijpt, in plaats van 19:) 18 november 2015 vond het verhoor plaats van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats/land] . Ik was bij dit verhoor aanwezig.
Ik herken de stem van genoemde [verdachte] Nomanovic als dezelfde man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .

2.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2019, met bijlagen, proces-verbaalnummer LERCF15004-986, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

(p. 2)
Op 18 november (naar het hof begrijpt in plaats van 2019:) 2015 werd verdachte [verdachte] door mij gehoord. Voorafgaand aan dit verhoor heb ik meerdere tapgesprekken van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] beluisterd. Hierbij stelde ik vast de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] met een bepaald Slavisch accent sprak. Na het verhoor van [verdachte] heb ik die zelfde dag wederom enkele tapgesprekken van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] beluisterd. Hierbij stelde ik vast dat de stem van de door mij verhoorde [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] overeenkwamen en van een en dezelfde man waren namelijk [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1962.
In het onderzoek 26Bremberg is onder nummer LERCF15004-414, een proces-verbaal van identificatie in relatie tot genoemde [verdachte] opgemaakt als gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . In dit proces-verbaal staat vermeld dat binnen het onderzoek telecommunicatie is vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 1] (hoofdsubject 26Bremberg) onder andere contact onderhield met een man die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Tevens staat in dit proces-verbaal met betrekking tot de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] het navolgende gerelateerd, namelijk:
  • dat hij veelal “ [verdachte] ” dan wel “ [verdachte] ” wordt genoemd;
  • dat hij zich in een gesprek [verdachte] noemde;
  • dat hij woonachtig was in de wijk Gestel te Eindhoven;
  • dat hij soms Duits sprak en een Duits accent had;
  • dat in een aantal gesprekken in een Slavische taal wordt gesproken en
  • dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] vermoedelijk hennepstekken leverde.
Resumé
Gelet op de inhoud van dit proces-verbaal is het aannemelijk om te stellen dat het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] gedurende het onderzoek 26Bremberg in gebruik is geweest bij verdachte [verdachte] voornoemd.

3.

Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 november 2015, bijlage 7 bij het persoonsdossier verdachte, pagina’s 22-24, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:

(p. 22)
O= Opmerking verbalisanten
V= Vraag verbalisanten
A= Antwoord verdachte
(p. 23)
O: Wij verbalisanten confronteren verdachte [verdachte] met de inhoud van tapgesprek 3397 (TT01 [nummer] ) d.d. 13 juli 2015 te 19:12 uur. In dit gesprek heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met [verdachte] die gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij woensdag de 160 stuks kan krijgen.
V: Wat kan [medeverdachte 1] die woensdag van jou krijgen?
A: Misschien vroeg hij aan mij 160 euro en bedoelde ik dat.

4.

Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 12 oktober 2015, bijlage 7 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 2] Oirsbeek’, pagina’s 131-138, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

(p. 131)
Op woensdag 9 september 2015 omstreeks 15:20 uur stelden wij een onderzoek in op het adres [adres 2] , binnen de gemeente Schinnen, vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. In voornoemde woning werd binnengetreden.
(p. 132)
Na het binnentreden zagen wij een dichte slaapkamerdeur. Dit was de deur voor de slaapkamer waar een inwerking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , zagen dat de aangetroffen planten nog 1 à 2 weken nodig zouden hebben om volledig oogstrijp te worden.
In totaal stonden er 156 hennepplanten
Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , constateerden op grond van onze kennis en
ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het
hennepplanten waren.
(p. 133)
Als verdachte zijn aangemerkt:
Verdachte 1 [medeverdachte 4] , was in de woning aanwezig en staat ingeschreven aldaar.
Verdachte 2 [medeverdachte 5] , was in de woning aanwezig en is de vriend/aanstaande.
Verdachte 3 [medeverdachte 2] , was in de woning aanwezig.

5.

Het overzicht tapgesprekken in het onderzoek 26Bremberg, bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2015, bijlage 1 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 2] Oirsbeek’, pagina’s 15-94, voor zover inhoudende:

(p. 28)
Datum: 13-07-2015 te 19:09 uur
Beller:
[telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Het gesprek wordt hierna woordelijk weergegeven. [verdachte] spreekt gebrekkig
Nederlands/Duits.
M= [medeverdachte 1]
A= [verdachte]
M: Ken jij jouw vriend vragen 160? Je weet wel 160 stuks?
A: Ja kan wir machen, kan wir machen jungen
M: Maar, kan hij wel deze week of niet?
A: O ik bel hem nu, ik bel hem nu.
M: Dan bel mij zo effe terug ja?
A: Ok ok
M: Ok is goed jongen
A: Doei
(p. 28-29)
Datum: 13-07-2015 te 19:12 uur
Beller: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Het gesprek wordt hierna woordelijk weergegeven. [verdachte] spreekt gebrekkig
Nederlands/Duits.
M= [medeverdachte 1]
A= [verdachte]
M: Hallo?
A: Ja het kan morgen. Morgen is niet 100 procent, ze hebben overmorgen 100 procent.
M: Woensdag! Dan doe maar. Hoeveel kost?
A: Dat kost drie en half Euro
M: Drie en een half?
A: Ja
M: Maar is dat dezelfde als die?
A: Zelfde zelfde zelfde type, zelfde
M: Ja doe maar. Is goed. Ja doe maar is goed. Woensdag ja?
A: Woensdag ok.
M: 160 ja?
A: Ik geef hem geld voor tisch (fon.) bij die jongen en dan
M: Is goed. Perfect. Ja dat is goed. Ik zie jou woensdag ja?
A: Woensdag wanneer? Ja ok bel dan even waar en wanneer en zo
M: Wat?
A: Wanneer woensdagmiddag, namiddag
M: Maakt niet uit, maakt niet uit. Doe maar in de avond. Is goed geen probleem. Hoe
laat?
Op de achtergrond bij [medeverdachte 1] is [medeverdachte 2] die zegt: “Hé meteen weg brengen hè”
M: Ja maakt niet uit zeg maar. Wanneer je hebt bel mij op ja?
A: Ok ok.
M: Dat is goed
A: Ok
(p. 30)
Datum: 14-07-2015 te 15:38 uur
Beller: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Het gesprek wordt hierna woordelijk weergegeven.
M= [medeverdachte 1]
A= [verdachte]
M: Hé die dikke is bij jou morgen om half twee. Ja?
A: Half twee
M: Belt die op. Ik geef hem morgen geld en dan komt die naar jou toe. Ja?
A: Ok jongen
M: Is goed?
A: Ok. Goed.
M: Ok Is goed. Doei.
(p. 34-35)
Datum: 15-07-2015 te 12:22 uur
Beller: [telefoonnummer 6]
Naam: [medeverdachte 5]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Het gesprek wordt hierna zoveel mogelijk woordelijk weergegeven
M= [medeverdachte 1]
W = [medeverdachte 5]
W: Komen dadelijk die tuinwerkers nog of niet?
M: Wat tuinwerkers? De schutting? Jongen die schutting knal ik er vandaag d’r in bij jou jongen. Doe normaal jongen? Zorg nou maar dat die palen zijn geverfd
W: Hahaha De schutting, de schutting knal ik er in zegt ie hahahaha
M: Ja jongen is gewoon palen tegen de grond aan slaan. Hebben jullie een watermeter of een waterpas
W: Hebben wij een waterpas?
M: Of ik weet, die dikke wil een waterpas dat is makkelijk man. Ja die heeft [medeverdachte 2] die in de auto dan. Ja maar die dikke heeft wel in de auto, ja?
W: Da’s goed
(p. 36)
Datum: 15-07-2015 te 12:53 uur
Beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 5]
Naam: [medeverdachte 2]
Samenvatting:
[medeverdachte 1] belt uit naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 2] of hij naar [medeverdachte 1] komt. [medeverdachte 2] zegt dat hij eerst die ander op wil gaan halen. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] dan toch eerst naar [medeverdachte 1] moet komen. O zegt [medeverdachte 2] moet ik daar voor eerst naar jou toe komen. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij [medeverdachte 2] eerst geld moet geven. [medeverdachte 2] zegt dat het goed komt. [medeverdachte 2] zegt dat hij op dit moment niet thuis en dat het nog even duurt voordat hij thuis is. Is goed zegt [medeverdachte 1] .
Datum: 15-07-2015 te 13:26 uur
Beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Samenvatting:
[medeverdachte 1] belt uit naar [verdachte] . Nadat beiden elkaar begroet hebben zegt [medeverdachte 1] dat zijn
maat onderweg is naar [verdachte] . Ok zegt [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt tegen iemand bij hem op de achtergrond of hij het nummer heeft. Komt goed zegt [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt dat HIJ [verdachte] zal bellen. Is goed zegt [verdachte] .
(p. 36-37)
Datum: 15-07-2015 te 14:23 uur
beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Samenvatting:
[medeverdachte 1] belt uit naar [verdachte] 8878. [medeverdachte 1] vraagt waar die Dikke is. [verdachte] zegt dat de Dikke al weg is. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] morgen nog 30 krijgt. [verdachte] zegt dat ze niet allemaal perfect waren in het aquarium. [verdachte] zegt dat er 130 gebracht zijn en morgen nog 32 gebracht worden. [verdachte] zegt dat het zeer goed is. [...] [verdachte] zegt dat hij [medeverdachte 1] nog spreekt en zo zal komen.
(p. 43)
Datum: 15-07-2015 te 21:26 uur
Beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 5]
Naam: [medeverdachte 2]
Samenvatting: [medeverdachte 1] belt naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] zegt dat als [medeverdachte 2] morgen klaar is met zijn dope (fonetisch), ik weet niet hoe laat je dat gaat brengen, dan (wordt onderbroken door [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 2] zegt dat hij probeert om 9 uur bij de garage te zijn. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] dan om 11 uur bij [verdachte] de rest kan ophalen. [medeverdachte 2] zegt dat hij hoopt dat het voor elkaar komt morgen. [medeverdachte 1] zegt dat waarschijnlijk een nieuw stuk aangelast moet worden. [medeverdachte 2] zegt dat er een stuk pakking uit is gekomen. [medeverdachte 2] zegt dat hij wel probeert om 11 uur bij [verdachte] te zijn. [medeverdachte 1] zegt dat het ook een uur later kan en dan even moet bellen. [medeverdachte 1] zegt dat het in ieder geval om 11 uur daar klaar ligt.
Datum: 16-07-2015 te 10:50 uur
Beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 5]
Naam: [medeverdachte 2]
Samenvatting: [medeverdachte 1] belt uit naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zegt dat hij nu zijn klusje gaat doen. Ja is goed zegt [medeverdachte 1] en als hij klaar is moet hij naar [medeverdachte 1] komen. Is goed zegt [medeverdachte 2] .
(p. 43-44)
Datum: 16-07-20 15 te 11:47 uur
Beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 5]
Naam: [medeverdachte 2]
Samenvatting: [medeverdachte 1] belt uit naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] vraagt of het gelukt is. [medeverdachte 2] zegt dat ze nog op die man zitten te wachten. [medeverdachte 1] zegt dat hij nu verf is halen. Ja oké zegt [medeverdachte 2] en ze nemen afscheid.
(p. 44)
Datum: 16-07-2015 te 14:59 uur
beller: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 6]
Naam: [medeverdachte 5]
Samenvatting: [medeverdachte 1] belt uit naar [medeverdachte 5] [achternaam] . [medeverdachte 1] vraagt of die dikke al is geweest. [medeverdachte 5] zegt dat ze hier koffie aan het drinken zijn. [medeverdachte 2] was net te laat met oppakken van zijn telefoon. [medeverdachte 5] zegt: “maar alles is la best.” Alles goed zegt [medeverdachte 1] dat is goed jongen. [medeverdachte 1] vraagt naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] komt aan de lijn en [medeverdachte 1] vraagt of hij wil bellen als hij klaar is. Als [medeverdachte 2] in Eindhoven is, moet hij bellen. Dat is goed zegt [medeverdachte 2] .

6.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 6 oktober 2015, bijlage 15 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 2] Oirsbeek’, pagina’s 336-339, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :

(p. 337)
Ik woon op de [adres 4] in Eindhoven.
7.
Het activiteitenjournaal van het Team Observatie & Techniek van de politie van woensdag 15 juli 2015, bijlage bij het proces-verbaal observeren: woensdag 15 juli 2015, bijlage 3 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 2] Oirsbeek’, pagina’s 104 tot en met 106, voor zover inhoudende:
(p. 104)
12.15
uur: Aanvang observatie rondom perceel [adres 5] te Eindhoven.
12.55
uur: Tevens aanvang observatie rondom perceel [adres 4] te Eindhoven.
13.07
uur: Ik, waarnemer N46, zag dat [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) de voordeur van perceel [adres 4] opende waarna hij binnenging.
13.14
uur: Ik, waarnemer N122, zag dat [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), als bestuurder in een personenauto met kenteken [kenteken 1] (hierna: de [kenteken 1] ) op de [adres 6] te Eindhoven reed.
(p. 105)
13.21
uur: Ik, waarnemer N46, zag dat [medeverdachte 2] de [kenteken 1] in de [adres 4] parkeerde, uitstapte en richting perceel [adres 4] liep. Ik zag dat subject [medeverdachte 2] bij perceel [adres 4] aanbelde en binnen werd gelaten.
13.26
uur: Ik, waarnemer N46, zag dat [medeverdachte 2] uit perceel [adres 4] kwam, naar de [kenteken 1] liep, instapte en wegreed.
13.46
uur: Ik, waarnemer N121, zag dat de [kenteken 1] in de [adres 7] te Eindhoven werd geparkeerd. Ik, waarnemer N49, zag dat [medeverdachte 2] uitstapte en richting de percelen [adres 7] liep.
14.2
uur: Ik, waarnemer N49, zag dat [medeverdachte 2] vanuit de richting van de percelen [adres 7] kwam, in de [kenteken 1] stapte en wegreed.
14:30 uur: Ik, waarnemer N49, zag dat de [kenteken 1] in de [adres 4] stond geparkeerd. Ik, waarnemer N46, zag dat [medeverdachte 2] in de [kenteken 1] zat. Ik, waarnemer N46, zag dat [medeverdachte 1] en twee voor mij onbekende personen (hierna: NN2 en NN3) achter de [kenteken 1] met elkaar in gesprek waren.
14.42
uur: Ik, waarnemer N46, zag dat NN2 als passagier en [medeverdachte 2] als bestuurder in de [kenteken 1] wegreden.
(p. 106)
15.13
uur: Ik, waarnemer N122, zag dat de [kenteken 1] op de [adres 8] te Eindhoven werd geparkeerd. Ik, waarnemer N46, zag dat er twee voor mij onbekende personen, (hierna NN4 en NN5), bij de [kenteken 1] kwamen. Ik zag dat NN5 de kofferruimte van de [kenteken 1] opende. Ik zag dat NN4 met NN5 in de kofferruimte van de [kenteken 1] keek. Ik zag dat NN5 de kofferruimte afsloot, waarna NN4 en NN5 als passagiers achter in de [kenteken 1] stapten en met [medeverdachte 2] als bestuurder wegreden.
16.14
uur: Ter hoogte van [adres 9] te Oirsbeek hadden wij de [kenteken 1] met daarin [medeverdachte 2] , NN2, NN4 en NN5 korte tijd niet meer onder observatie.
16.18
uur: Ik, waarnemer N121, zag dat de [kenteken 1] , zonder inzittenden, op de oprit van perceel [adres 2] 3 te Oirsbeek stond geparkeerd.

8.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] d.d. 21 oktober 2015, bijlage 8 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 2] Oirsbeek’, pagina’s 240-245, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] :

(p. 240)
0: Opmerking verbalisanten
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
(p. 242)
O: aan verdachte [medeverdachte 5] wordt verteld dat [medeverdachte 4] het een en ander heeft verteld tegen de politie over een gesprek tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Tijdens dit gesprek is gesproken over het opstarten van een hennepplantage aan de [adres 2] in Oirsbeek.
(p. 243)
V: Wat vind je daarvan?
A: Het klopt. Tijdens dit gesprek heeft [medeverdachte 4] (hof: [medeverdachte 4] ) aangegeven dat ze financiële problemen had en dat zij dit opgelost wilde hebben. Volgens mij stelde [medeverdachte 3] toen voor dat er een hennepkwekerij kon gestart worden in onze woning aan de [adres 2] in Oirsbeek.
V: Hoe is het na dat gesprek verder gegaan?
A: [medeverdachte 2] (hof: [medeverdachte 2] ) heeft spullen naar de woning gebracht aan de [adres 2] in Oirsbeek. De kwekerij is daar opgebouwd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij hebben de bakken, zand, lampen, hout, trafo’s, ventilatoren e.d. naar de woning gebracht. Ik heb [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] geholpen om de spullen van de hennepkwekerij naar boven te tillen. Tevens zijn de stekken toen naar de woning gebracht door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
V: Op een gegeven moment was de hennepkwekerij klaar. Wat gebeurde er toen?
A: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kwamen ongeveer 1 à 2 keer per week langs om voor de planten te zorgen. Als zij van tevoren belden, moest ik regelen dat het badje gevuld was met water. In dat badje zat water voor de hennepplanten.

9.

Proces-verbaal binnentreden woning en inbeslagneming d.d. 9 oktober 2015, met bijlagen, bijlage 3 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 3] ’s-Hertogenbosch’, p. 44-59, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

(p. 44)
Op vrijdag 9 oktober 2015 omstreeks 08.40 uur ben ik vergezeld van vijf opsporingsambtenaren binnengetreden in de woning [adres 3] te 's-Hertogenbosch.
Na aanbellen werd de voordeur van de woning geopend door de hoofdbewoonster die opgaf te zijn genaamd [medeverdachte 6] , geboren 10 mei 1992.
In de schuur achter de woning werd een ontmantelde hennepkwekerij aangetroffen. Er stonden een aantal bakken gevuld met potgrond waaruit afgeleid kon worden dat daar eerder hennep was verbouwd. Voorts zag ik dat in de tuin een border was aangebracht met een lengte van circa 6 meter en een breedte van circa 60 centimeter, welke was gevuld met potgrond afkomstig uit een hennepkwekerij. In de schuur werden onder meer aangetroffen: armaturen, assimilatielampen, transformatoren, koolstoffilters, kachels, groeimiddelen.
10.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 6] d.d. 12 oktober 2015, bijlage 7 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 3] ’s-Hertogenbosch’, p. 116-121, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] :
(p. 116)
O= Opmerking verbalisanten
V= Vraag verbalisanten
A= Antwoord verdachte
(p. 117)
V: Wanneer is de hennepplantage aan het [adres 3] te Den Bosch opgebouwd?
A: Ik weet dat de spullen, die daar stonden, neergezet zijn door [medeverdachte 1] .
(…) Toen die spullen daar zijn neergezet heeft die [medeverdachte 1] mij naderhand meerdere keren gevraagd of hij daar ook de spullen mocht opbouwen. Hij bedoelde daarmee dat hij een hennepkwekerij bij mij mocht neerzetten. Omdat wij geldproblemen hadden en die [medeverdachte 1] hele mooie praatjes had zijn wij, [medeverdachte 7] en ik, uiteindelijk toch er in meegegaan.
V: Wie heeft er nu de spullen uiteindelijk bij jou gebracht?
[medeverdachte 1] zei dat de schuur wel geschikt was voor een hennepkwekerij. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] geregeld dat er twee mannen kwamen om de hennepkwekerij op te bouwen en in te richten. Een van hen was klein en heel dik. Ik weet nog wel dat er eentje [medeverdachte 2] heette. Volgens mij was [medeverdachte 2] de dikke man.
(p. 118)
V: Hoe lang heeft het opbouwen geduurd?
A: Ik weet dat ze op een gegeven moment klaar waren en dat volgens mij die [medeverdachte 2] er kleine plantjes heeft neergezet. Ik weet nog wel dat [medeverdachte 2] meerdere keren in de hennepkwekerij is geweest. Ik ben zelf een keer gaan kijken in de schuur en zag toen dat er planten stonden.
V: Kon die [medeverdachte 2] zelfstandig in jouw woning of in de schuur komen.
A: Nee, die [medeverdachte 2] had geen sleutel. Ik of [medeverdachte 7] moest thuis zijn als die [medeverdachte 2] kwam.
V: Door wie ben je benaderd voor de hennepplantage?
A: Door die [medeverdachte 1] uit Eindhoven.
V: Door wie werd de hennep geoogst?
A: Een paar maanden geleden is die oogst geweest. Er zijn drie mensen geweest. [medeverdachte 2] was daar die dag bij.
V: Heb jij gevraagd wat ze kwamen doen.
A: Inderdaad. Een van die mannen zei toen dat de hennepplanten klaar waren en dat ze eraf gehaald moesten worden. De planten zouden ergens anders verder geknipt worden. Die mannen zijn toen naar de schuur gegaan en hebben de hennepplanten in zakken gedaan.
(p. 121)
O: Wij verbalisanten confronteren verdachte [medeverdachte 6] met de inhoud van tapgesprek 3975 d.d. 25 juli 2015 te 18:37 uur. In dit gesprek heeft [medeverdachte 6]
telefonisch contact met [medeverdachte 1] . In het begin van het gesprek vraag jij aan [medeverdachte 1] met wie jij spreekt. [medeverdachte 1] zegt woordelijk: Ja! Met wie heb jij vandaag gezeten in de Golf?
V: Kennelijk heb jij die dag met [medeverdachte 1] in een Golf gezeten. Waar gaat het hier over?
A: Ik weet in ieder geval wel dat ik met [medeverdachte 1] op die dag in een Golf heb gezeten.
11.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 8] d.d. 14 oktober 2015, bijlage 9 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 3] ’s-Hertogenbosch’, p. 153-160, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 8] :
(p. 153)
O = Opmerking verbalisanten
V = Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
(p. 154)
V: Je noemt de naam [medeverdachte 1] , wie bedoel je daarmee?
A: Ik bedoel daarmee [medeverdachte 1] .
V: Binnen het onderzoek is vast komen te staan dat de Seat, type Cordoba, voorzien van het
kenteken [kenteken 1] in gebruik is bij een man genaamd [medeverdachte 2] . Wat kun je over hem verklaren?
A: [medeverdachte 2] ken ik als een dikke man. Hij was altijd bij [medeverdachte 1] .
(p. 157)
Uit het onderzoek blijkt dat de personen die [medeverdachte 1] verzameld had, betrokken zijn geweest bij het knippen van geoogste hennep in de nacht van 3 op 4 juli 2015.
O: Wij, verbalisanten, confronteren verdachte [medeverdachte 8] met de inhoud van tapgesprek d.d. 3 juli 2015 te 21.51 uur. In dit gesprek heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met jou. [medeverdachte 1] zegt: “De auto gaat om 22:30 uur weg, dan weet je dat.”
(p. 158)
V: Wat bedoelt [medeverdachte 1] met dat de auto om 22.30 uur weg gaat?
A: De auto met de knippers. Dat we zouden vertrekken om hennep te gaan knippen op
die locatie in Nuenen.
O: Wij, verbalisanten, confronteren verdachte [medeverdachte 8] met de inhoud van
tapgesprek d.d. 4 juli 2015 te 01:50 uur. In dit gesprek ontvang jij een sms-bericht van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 1] . Inhoud van het sms bericht is: “oke, mar t ziet r niet uit, fokking lelijk, en weinig”
V: Waar gaat het hierover?
A: Toen wij daar binnen zaten, werden er op een gegeven moment zakken met hennep daar binnen op tafel gegooid. [medeverdachte 2] bracht die hennep toen binnen. Toen die eerste zak openging en de hennep eruit kwam, zag ik al dat het niets was. De hennep zag er niet uit en het was weinig. [...] De hennep die die nacht geknipt is, kwam uit Den Bosch en was van twee lesbische vrouwen.
O: Vervolgens blijkt uit het onderzoek dat de partij hennep, die die nacht door jullie geknipt is, van slechte kwaliteit is en dat de opbrengst tegenvalt. Uit de opgenomen en beluisterde gesprekken heb jij met [medeverdachte 1] veelvuldig contact over de verdere afzet van de die nacht geknipte hennep.
V: Wat heb je met die hennep gedaan?
(p. 159)
A: We kregen het niet verkocht omdat de kwaliteit slecht was. Op een gegeven moment ben ik zelfs naar Tilburg gereden om daar iemand op te halen die het mogelijk wilde kopen. Met die man ben ik weer terug naar [medeverdachte 1] gereden. Die man heeft uiteindelijk 750 euro per kilo gekocht.
12.
Het overzicht tapgesprekken in het onderzoek 26Bremberg en de tapverslagen, gevoegd achter het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 9] van 22 oktober 2015, bijlagen 1 en 10 bij ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 3] ’s-Hertogenbosch’, pagina’s 2-35 en 181-185, voor zover inhoudende:
(p. 4-5)
Datum: 04-07-2015, te 15:33 uur
Beller: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
= M en [verdachte] = A
M: Ja ik heb het weggedaan voor 750.
A: He.
M: Voor 750.
A: wat voor 750.
M: Voor 750 weggedaan.
A: 750, is het beste en het is weg.
M: Maakt niets uit en ik kan daar niet de hele dag mee blijven he, kan niet. Niemand wou hebben, niemand, niemand. Eentje uit Tilburg is gekomen en zegt luister ik geef jou zoveel en als je het niet wil dan ga ik weg. Ik zeg pakken en wegwezen, is beter. Ik kan niet heel de dag blijven met die rotzooi hier. Dat kan niet.
A: Dat is het beste, is het beste.
M: Kan niet man, ik heb aan tien man, tien mensen ehh overal, overal en niemand, niemand. Je hebt het gezien he, nee, nee is niets. Allemaal niets.
A: Wat doen we verder met die(onverstaanbaar)
M: Die moet ehh
[medeverdachte 1] zegt tegen iemand op de achtergrond: Zeg tegen hem, die hoeft niet meer te komen het is weg.
M: Moeten we daar naartoe, als je zegt het is beter eraf te halen dan halen we het er af.
A: Alles eraf halen he.
M: Ja beter, je hebt gezien hoe slecht alles ehh kan niet, is alleen maar tijd verliezen.
A: Ja dat is goed. Maar wat doen we verder met dat huis als we alles eraf halen. Geen probleem.
M: Alles eruit.
A: Ja wij denken dat, dat het beste is. [...]
A: Ik wil niets meer horen. ik zit aan mijn grens met al die leugens en zo. Ik wil dat niet meer. Is er nog iets overgebleven van het geld of niets
M: Niet veel. Ik heb het nog uitgerekend en ik heb al die mensen betaald en ik denk ehh even kijken ehh ik denk drieduizend. Drieduizend euro of zo chef. Drieduizend, niet meer.
A: Drieduizend euro. Ok als je tijd hebt dan kom ik afhalen.
M: Ja is goed. Ik zie je dadelijk
(p. 6)
Datum: 07-07-2015 te 17:17 uur
Beller: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte] 8878
[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] morgen om 8 uur bij hem moet wezen. [medeverdachte 1] zegt dat die [naam] (fonetisch) met die bril naar hem toekomt. [medeverdachte 1] zegt die [medeverdachte 10] . [medeverdachte 1] zegt dat “hij” hem tweeduizend vijfhonderd moet betalen voor de schade. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] denkt dat die man dan geld heeft. [medeverdachte 1] zegt dat die geen geld heeft. [medeverdachte 1] zegt dat “hij” dan maar 5 of 6 weken gratis moet handelen voor hem. [medeverdachte 1] zegt dat die andere jongen ook 2,5 duizend moet betalen. [medeverdachte 1] zegt dat die jongen wel geld heeft. [medeverdachte 1] zegt dat ze om 8 uur in de avond naar hem toekomen. [medeverdachte 1] zegt dat “ze” een grote mond hadden. [medeverdachte 1] zegt dat die [naam 2] geld heeft, want hij heeft een eigen bedrijf. [medeverdachte 1] zegt dat die [medeverdachte 10] geen geld heeft, maar dat [medeverdachte 1] die wel pakt. [medeverdachte 1] zegt dat “hij” dan maar heel lang gratis moet werken voor hem. [medeverdachte 1] zegt dat hij [verdachte] morgen wel zal zien.
(p. 183-184)
Datum: 08-07-2015 te 19:10 uur
Beller: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 7]
Naam: [medeverdachte 10] Kaniz
M= [medeverdachte 1] en D= [medeverdachte 10]
M: uhh. praten moet.
D: ... Ik heb 15 weken, Ik ben 15 weken daar naartoe gegaan Ik heb zelf ook daar geld in gedaan een klein beetje. Ja spulletjes gekocht waar ik ook niets van gezien heb. En ik ben 15 weken aan de gang geweest daar. In de stress en weet ik veel wat allemaal. Ja.
M: Voor wat, voor jan lul. Voor Jan lul heb jij gedaan daar.
D: Voor Jan lul ja. Ja voor Jan lul heb ik ook gewerkt ja. Ook voor niks. Helemaal niks gekregen, voor 15 weken.
M: En ik heb risico, en ik heb risico gedraaid, risico.
D: Ja ik toch ook.
M: Jij hebt verneukt alles.
D: Ik heb toch ook risico gedraaid.
M: Ja maar Jij, jij hebt toch jouw mond toch gepraat, dat je toch alles goed kent toch.
D: Jongen als het twee weken langer had gestaan was het goed jongen.
[...] M: En jij hebt die kans verkracht. Heel die, heel die sto ... heel die situatie is weg nou, is weg is weg. Dat is erg, die plaats is weg.
D: Dan had je gewoon, dan had je gewoon mij moeten laten regelen en mij moeten laten zeggen wanneer het er af moest.
M: Die meisjes, die meisjes .... Nee nee die dingen eeh ... , luister
D: Ja want ik ben daar elke, Ik ben daar, ik ben daar om de paar dagen.
M: Ik wil jou niet meer zien. Heb je mij gehoord?
M: Heb je mij gehoord. Ik wil jou niet zien en jouw maatje wil ik ook niet zien. Want die andere man, ik zeg die andere mannen, die is wel gek en die andere in de bajes. Die zijn wel gek. Die maat van mij, hij wilde naar jou, die is Joegoslaaf, die wilde
(p. 185)
naar jouw huis komen. Hij heeft schijt aan jullie alle twee.
(p. 7)
Datum: 08-07-2015 te 21:03 uur
Beller: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Samenvatting:
[medeverdachte 1] wordt gebeld door [naam 3] . [medeverdachte 1] zegt dat hij [verdachte] morgen wel zal spreken.
[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] wel weet waarom. [medeverdachte 1] zegt dat “ze” heel bang zijn.
(p. 28-29)
Datum: 27-08-2015 te 11:59
Beller: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
wordt gebeld door [verdachte] (spreekt Nederlands/Duits, vertaald door verbalisant)
Dit deel van het gesprek is vertaald uit het Duits en zoveel mogelijk woordelijk
weergegeven:
S: [verdachte]
M: [medeverdachte 1]
M: Wat ….. en toen?
S: Ah, [medeverdachte 2] heeft mijn huis opgericht en dat van [medeverdachte 11] ook. Dat is helemaal niks.
M: Welk huis?
S: Dat kan niets zijn, Den Bosch, dat is helemaal niets. Dat heb ik hem gezegd.
M: Welk huis?
S: De plantage, de plantage van [medeverdachte 7] , de plantage bij [medeverdachte 7] . Wat hebben we gehad? Ze heeft het geregeld en heeft spullen gepakt. Dat kan niet. ... Dat ze weten. Ik was bij [medeverdachte 7] ..., ze wisten niks. Dat hebben ik en [medeverdachte 11] gedaan en jij en iedereen moet weten en dan beslissen wat we doen gaan doen. Het kan niet zo zijn, lekker gaan en mijn huis inbreken en zo.
M: Is mijn huis, is mijn huis! Ik zie jou straks! Is mijn huis!
S: Wat?
M: Is mijn huis!
S: Dat is jouw huis, mijn huis, [medeverdachte 11] huis, [medeverdachte 7] ’s huis, het huis is van ons allemaal.
M: Alle huizen?
S: Dat is van mij, van [medeverdachte 11] , van [medeverdachte 4] , van [medeverdachte 7] , van dat van dat en dat..
S: Dat is niet jouw huis, dat is niet mijn huis, dat is van ons allemaal.
[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] gelijk heeft en zegt dat hij hem later ziet.
(p. 30)
Datum: 01-09-2015 te 18:48 uur
Beller: [telefoonnummer 8]
Naam: [medeverdachte 6]
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Naam: [medeverdachte 1]
Samenvatting: [medeverdachte 1] wordt gebeld door [medeverdachte 6] [...] [medeverdachte 1] vraagt of hij morgen om twaalf uur haar kan zien en even met haar moet praten. [medeverdachte 6] zegt dat het wel kan.
Datum: 01-09-2015 te 21:34 uur
Beller: [telefoonnummer 3]
Naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Naam: [medeverdachte 1]
Samenvatting:
[medeverdachte 1] wordt gebeld door [verdachte] . […] [medeverdachte 1] zegt dat hij morgen om twaalf uur een afspraak heeft met die mensen in Den Bosch. [verdachte] zegt dat het goed is.

13.Het proces-verbaal ‘zaaksdossier Hennepkwekerij [adres 3] ’s-Hertogenbosch’, p. 9, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 1] :

Binnen het onderzoek telecommunicatie werden telefoongesprekken geregistreerd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] . In die telefoongesprekken werd [medeverdachte 7] door [medeverdachte 1] aangesproken met “ [medeverdachte 7] ” of maakte [medeverdachte 7] zelf gebruik van de naam [medeverdachte 7] . Daarnaast werd vastgesteld dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] een bepaalde periode telefoongesprekken met [medeverdachte 1] voerden waarbij beiden wisselend gebruik maakten van de telefoons die zij in gebruik hadden. Alle in dit zaaksdossier gerelateerde tapgesprekken waarin [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] als deelnemer staan genoemd zijn door mij, verbalisant [verbalisant 1] , nageluisterd en daarbij is middels stemherkenning vastgesteld wie de daadwerkelijk deelnemer is in het desbetreffende telefoongesprek en door mij als zodanig gerelateerd.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zowel vrijspraak bepleit van de onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheidsvariant aan hennepteelt c.q. aanwezigheid van hennepplanten in een pand aan [adres 2] in Oirsbeek alsmede van het onder feit 2 tenlastegelegde medeplegen van hennepteelt c.q. aanwezigheid van hennepplanten in een pand aan het [adres 3] te ’s-Hertogenbosch. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde bestaat hooguit een vermoeden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] was, hetgeen de verdediging betwist. De daartoe opgestelde processen-verbaal zijn onvoldoende om wel tot die conclusie te komen. Het relaas van verbalisant [medeverdachte 2] kan volgens de raadsman evenmin bijdragen aan enig bewijs. Als het telefoonnummer naar het oordeel van het hof wel aan de verdachte zou toebehoren en het relaas van [medeverdachte 2] tot het bewijs wordt gebezigd, dan is er hoogstens sprake van medeplichtigheid aan het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair, aldus de raadsman.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde is aangevoerd dat aldus niet kan worden bewezen dat de verdachte medepleger was, ook niet als kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] was. Er blijkt dan uit de taps hooguit van wetenschap van de hennepplanten maar niet van feitelijke betrokkenheid (bij het voortraject) als medepleger bij de hennepteelt aan het [adres 3] te ’s-Hertogenbosch. De verdachte is pas naderhand ingelicht over de slechte kwaliteit van de geoogste hennep op die locatie.
De raadsman heeft tevens ten overstaan van het hof verzocht om [medeverdachte 2] als getuige te horen. In de visie van de verdediging heeft deze getuige aantoonbaar gelogen bij gelegenheid van zijn verhoor door te politie, reden waarom zijn getuigenverklaring – anders dan de politierechter heeft gedaan – niet tot het bewijs kan worden gebezigd. De verdediging wenst [medeverdachte 2] te confronteren met de verklaringen die medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] hebben afgelegd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Met betrekking tot de stemherkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] acht het hof geen enkele reden aanwezig om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen daarover door deze verbalisant is gerelateerd. Door verbalisant [verbalisant 1] , die de verdachte op 18 november 2015 heeft gehoord, is vastgesteld dat de stem van de verdachte overeenkomt met de stem van de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] die op de afgeluisterde telefoongesprekken is te horen. [verbalisant 1] heeft zulks bevestigd in het in hoger beroep opgemaakte aanvullend proces-verbaal, zoals hiervoor onder bewijsmiddel 2 genoemd. Het hof heeft evenmin reden te twijfelen aan hetgeen in dat aanvullend proces-verbaal is gerelateerd over de inhoud van de tapgesprekken. Door de verbalisant is vastgesteld, op basis van de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken, dat de verdachte in de tenlastegelegde periode de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] was. In aanvulling hierop is het hof van oordeel dat de verdachte in het door het hof gebezigde bewijsmiddel 3 tijdens zijn verhoor bij de politie impliciet heeft erkend dat hij de gebruiker van vorenbedoeld nummer was.
Reeds uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof dat genoegzaam kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] was in de tenlastegelegde periode.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt door hennepstekken te verkopen, zoals hem onder feit 1 subsidiair wordt verweten. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Op woensdag 9 september 2015 werd in de woning aan [adres 2] te Oirsbeek door de politie binnengetreden. In één van de slaapkamers werd een in werking zijnde hennepkwekerij met 156 planten aangetroffen.
Naar aanleiding van deze bevindingen is medeverdachte [medeverdachte 5] , de toenmalige bewoner van de woning, als verdachte gehoord. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft bij die gelegenheid tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte 2] de hennepplantage in de woning heeft opgebouwd en onder meer hennepstekken naar de woning heeft gebracht.
De rol die de verdachte daarbij had, is de volgende. Uit de inhoud van de tot het bewijs gebezigde tapgesprekken volgt naar ’s hofs oordeel ontegenzeggelijk dat de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] , te weten de verdachte, hennepstekjes heeft verkocht en/of geleverd aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ten behoeve van de hennepteelt in de woning van [medeverdachte 4] Diederen en haar vriend [medeverdachte 5] , die beiden daarvan op de hoogte waren en daarmee hadden ingestemd. In dat verband wijst het hof in het bijzonder op het volgende.
Op 13 juli 2015 belt medeverdachte [medeverdachte 1] uit naar de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] , te weten de verdachte, of hij ‘die week 160 stuks kan krijgen’. Drie minuten later volgt een tweede gesprek wanneer verdachte terugbelt naar [medeverdachte 1] en zegt dat ‘die 160’ er overmorgen – 15 juli 2015 – zijn. De stekken kosten 3,50 euro. Op de achtergrond bemoeit medeverdachte [medeverdachte 2] zich met het gesprek.
Medeverdachte [medeverdachte 5] belt vervolgens op 15 juli 2015 uit naar medeverdachte [medeverdachte 1] met de vraag of de ‘tuinwerkers nog komen’. Nog geen half uur nadat dat gesprek is beëindigd, belt medeverdachte [medeverdachte 1] naar medeverdachte [medeverdachte 2] met de mededeling dat [medeverdachte 2] langs [medeverdachte 1] moet komen zodat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] geld kan geven. Kort daarna stelt medeverdachte [medeverdachte 1] de verdachte ervan op de hoogte dat zijn maat (zijnde medeverdachte [medeverdachte 2] ) naar hem onderweg is.
Een klein uur later belt medeverdachte [medeverdachte 1] wederom naar de verdachte. Uit dat contact blijkt dat [medeverdachte 2] (‘de dikke’) zojuist bij verdachte is geweest en dat verdachte 130 stuks had en dat verdachte de dag erna – 16 juli 2015 – nog 30 stuks zal krijgen voor [medeverdachte 1] .
Tijdens een observatie op 15 juli 2015 is waargenomen dat medeverdachte [medeverdachte 2] – kort na de hiervoor genoemde telefoongesprekken – van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] naar de [adres 7] in Eindhoven is gereden. Daar is hij uitgestapt en na een klein half uur is hij weer teruggelopen, in zijn auto gestapt en weggereden. Net nadat [medeverdachte 2] was ingestapt en weggereden, bevestigde verdachte tegenover [medeverdachte 1] dat ‘de dikke’, [medeverdachte 2] dus, al weg was. Hieruit leidt het hof af dat [medeverdachte 2] zojuist bij de verdachte was geweest op of nabij de [adres 7] in Eindhoven. Daarna reed medeverdachte [medeverdachte 2] weer naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . Later in de middag werd medeverdachte [medeverdachte 2] in Oirsbeek geobserveerd, in welk verband is geverbaliseerd dat zijn auto aan [adres 2] stond geparkeerd, zijnde het adres van Diederen en [medeverdachte 5] .
In de avond van 15 juli 2015 belt [medeverdachte 1] wederom uit naar [medeverdachte 2] dat hij morgenochtend ‘bij [verdachte] de rest’ kan ophalen. Het hof gaat ervan uit dat hiermee de resterende 30 hennepstekjes zijn bedoeld, die bij verdachte ‘ [verdachte] ’ [verdachte] opgehaald kunnen worden door [medeverdachte 2] , gelet op hetgeen daar eerder die dag over is besproken.
De volgende ochtend – 16 juli 2015 – belt [medeverdachte 1] eerst met [medeverdachte 2] , die dan nog zit te wachten, naar het hof begrijpt, op de stekjes. Die middag belt [medeverdachte 1] uit naar [medeverdachte 5] en uit dat gesprek volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] op dat moment bij [medeverdachte 5] is en dat ‘alles goed’ is.
Mede gelet op de verklaring van voornoemde [medeverdachte 5] stelt het hof vast dat op 15 en 16 juli 2015 hennepstekken door de verdachte aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn verkocht en/of geleverd, welke stekken door [medeverdachte 2] telkens naar de woning aan [adres 2] in Oirsbeek zijn gebracht en alwaar (mede met die stekken) een hennepplantage is opgebouwd en hennepplanten zijn geteeld.
Het verkopen en/of leveren van hennepstekjes is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het opzettelijk behulpzaam zijn tot hennepteelt dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde, medeplichtig was aan de hennepteelt aan [adres 2] te Oirsbeek.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt, zoals aan de verdachte ten laste is gelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is dienaangaande naar voren gekomen dat op vrijdag 9 oktober 2015 in de woning aan het [adres 3] te ’s-Hertogenbosch, op welk adres medeverdachte [medeverdachte 6] woonachtig was, door de politie is binnengetreden. In de schuur, behorend bij die woning, werd een ontmantelde hennepkwekerij aangetroffen, gezien de aangetroffen hennepkweekgerelateerde materialen. In die schuur stonden verder een aantal bakken gevuld met potgrond en in de tuin lag potgrond afkomstig uit een hennepkwekerij, op grond waarvan het vermoeden bestond dat in de schuur eerder hennep was geteeld.
Naar aanleiding van deze bevindingen is medeverdachte [medeverdachte 6] als verdachte gehoord. Medeverdachte Bakarbessy heeft tegenover de politie verklaard dat zij en haar toenmalige partner [medeverdachte 7] op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] de schuur bij hun toenmalige woning aan het [adres 3] in ’s-Hertogenbosch ter beschikking hebben gesteld om aldaar een hennepplantage in op te bouwen en in te richten. Vervolgens zou er één keer zijn geoogst, aldus Bakarbessy.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat de oogst van hennep in de woning aan het [adres 3] te ’s-Hertogenbosch op 3 juli 2015 heeft plaatsgevonden.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid, doch is daarmee minstens ambtshalve bekend, dat een kweekcyclus van hennepplanten ongeveer 10 weken is. Daaruit leidt het hof af dat de hennepplantage in de schuur van de woning aan het [adres 3] te ’s-Hertogenbosch aanwezig was gedurende de tenlastegelegde periode.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de rol van de verdachte bij deze hennepkwekerij aan het [adres 3] die van medepleger is geweest en overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen geldt als uitgangspunt dat de uitleg van dit begrip vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers. Dat vergt dat bij bewezenverklaring van medeplegen aan het tenlastegelegde delict er bij de verdachte sprake dient te zijn van een – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In dat verband overweegt het hof als volgt.
Hiervoor heeft het hof reeds vastgesteld dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] was.
Uit de tot het bewijs gebezigde tapgesprekken volgt dat de verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] op geëigende momenten op de hoogte is gehouden over belangrijke ontwikkelingen betreffende de hennepplantage aan het [adres 3] in ’s-Hertogenbosch, mee besliste over wat er met die plantage moest gebeuren, meedeelde in de opbrengst van de geoogste hennep en dat hij de hennepplantage als hun gezamenlijk eigendom zag. Zo volgt uit de inhoud van de tapgesprekken dat medeverdachte [medeverdachte 1] op 4 juli 2015 – een dag na de oogst van de hennep – de hennep voor een bedrag van € 750,00 per kilogram heeft verkocht. Ook volgt uit het tapgesprek dat de verdachte uit de verkoop van deze oogst een bedrag van € 3.000,00 is toegekomen. In overleg met de verdachte is besproken dat de hennepplantage in de woning het [adres 3] in ’s-Hertogenbosch moest worden afgebroken.
Daarnaast volgt uit het afgeluisterde telefoongesprek van 27 augustus 2015 tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat het nota bene de verdachte zelf is die de plantage in de woning aan het [adres 3] in ’s-Hertogenbosch, en klaarblijkelijk ook overige plantages waarvoor evenwel voldoende overig bewijs ontbreekt, omschrijft als ‘huis van ons allemaal’.
Tegen voormelde achtergrond is het hof van oordeel dat de bijdrage en bemoeienis van de verdachte aan het onder feit 2 bewezenverklaarde van dusdanig gewicht zijn geweest, dat hij zich in de bewezenverklaarde periode tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke teelt van een groot aantal hennepplanten.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Met betrekking tot het verzoek van de verdediging om [medeverdachte 2] als getuige te mogen horen overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat het verzoek tot het horen van deze getuige aan het criterium van het verdedigingsbelang dient te worden getoetst, nu de verdachte appel heeft ingesteld op 27 december 2016 en deze onderzoekswens reeds is ingediend bij appelschriftuur van 10 januari 2017 en vervolgens ten overstaan van het hof op 23 november 2021 is herhaald.
Het verzoek van de verdediging medeverdachte [medeverdachte 2] als getuige te horen zal evenwel worden afgewezen. Uit het voorgaande volgt immers dat het hof de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 2] bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie heeft afgelegd, niet tot het bewijs zal bezigen en reeds op grond van de inhoud van overige bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt. Tegen die achtergrond bestaat er geen belang voor de verdediging om [medeverdachte 2] nog als getuige te horen, reden waarom het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplichtigheid tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij medeplichtig is geweest aan hennepteelt door anderen door aan hen hennepstekken te verkopen en/of te leveren en voorts dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de teelt van hennep. Door aldus te handelen heeft de verdachte telkens een bijdrage geleverd aan de productie van softdrugs. De bijdrage van de verdachte en zijn medeverdachten aan de productie van softdrugs houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het psychische aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het zijn justitiële verleden betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 augustus 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch ten tijde van het bewezenverklaarde niet voor soortgelijke strafbare feiten als de onderhavige.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Over die persoonlijke omstandigheden is niet veel bekend geworden, anders dan dat de verdachte thans in Servië woonachtig is.
Het hof weegt verder mee dat hangende de procedure in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld.
In het onderhavige geval zal het hof de termijn rekenen vanaf 27 december 2016, op welke datum namens de verdachte is geappelleerd. Het einde van de termijn stelt het hof vast op heden, de datum waarop het hof arrest wijst.
Het procesverloop in hoger beroep bedraagt aldus meer dan 5 jaren, waarmee arrest wordt gewezen na het verstrijken van voormelde tweejaarstermijn. Een deel daarvan is toe te rekenen aan het opstellen van een aanvullend proces-verbaal naar aanleiding van de door de verdediging bij appelschriftuur opgegeven onderzoekswensen. Die omstandigheid kan en mag evenwel de gehele duur van de forse overschrijding niet rechtvaardigen. Gelet op de aard en omvang van de hierna op te leggen straf zal het hof evenwel volstaan met de constatering dat bij de strafvervolging van de verdachte sprake is geweest van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep acht het hof het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman is bepleit, niet passend, omdat zulks naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Het hof is van oordeel dat, gelet op al het voorgaande, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 48, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraakbeslissing van de politierechter ter zake van het onder feit 3 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. A.J.M. van Gink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. J.W.E. Luiten, griffiers,
en op 17 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Schiffers, Van Gink en Luiten voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.