ECLI:NL:GHSHE:2022:929
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vrijspraak in hoger beroep na overlijden benadeelde partij
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had de verdachte integraal vrijgesproken van het tenlastegelegde en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De officier van justitie ging tegen dit vonnis in hoger beroep. Tijdens de procedure in hoger beroep is gebleken dat de benadeelde partij, die een vordering had ingediend, op 29 oktober 2016 is overleden. Het hof overweegt dat het overlijden van de benadeelde partij na het indienen van de vordering in beginsel geen beletsel vormt voor de behandeling van de schadevergoeding, mits de erfgenamen de vordering willen handhaven. Aangezien de erfgenamen niet hebben aangegeven de vordering te willen voortzetten, is deze niet meer aan de orde.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht op basis van de stukken en de pleidooien van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het medeplegen van gijzeling. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak wegens onvoldoende bewijs en voerde subsidiair een strafmaatverweer. Het hof heeft echter geen aanleiding gezien om van het eerdere vonnis af te wijken en heeft dit bevestigd. De beslissing van het hof is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is ter openbare terechtzitting uitgesproken.