ECLI:NL:GHSHE:2022:898

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
20-001843-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstallen en opzetheling met betrekking tot kentekenplaten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 13 juli 2021 werd veroordeeld voor drie diefstallen en opzetheling. De politierechter legde een gevangenisstraf van vier weken op, met aftrek van voorarrest, en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf af. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het hoger beroep zich beperkt tot de veroordeling voor de opzetheling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis van de politierechter en een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van één week voor de opzetheling. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de opzetheling en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de inbeslaggenomen snorfiets.

Het hof heeft het beroep in hoger beroep beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte de impliciet primair tenlastegelegde opzetheling heeft begaan. Het hof heeft de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien en vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de aanmerkelijke kans dat de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen, en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001843-21
Uitspraak : 9 maart 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 juli 2021, parketnummer 01-047665-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, onder parketnummer 01-193958-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van een drietal diefstallen (
feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair) en opzetheling (
feit 4 impliciet primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen (parketnummer 01-193958-18). Voorts heeft de politierechter de inbeslaggenomen snorfiets onttrokken aan het verkeer.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte d.d. 14 juli 2021 uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, onder parketnummer 01-193958-18, wel aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van de onder 4 impliciet primair tenlastegelegde opzetheling zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met aftrek van voorarrest. Indien het hof komt tot vernietiging ten aanzien van de straf wordt gevorderd de verdachte ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal gelasten dat de inbeslaggenomen snorfiets onttrokken zal worden aan het verkeer. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering zal afwijzen.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de inbeslaggenomen snorfiets heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat deze niet aan het oordeel van het hof is onderworpen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, behalve voor wat betreft de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen en de bewijsvoering.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het onder 4 tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de kentekenplaten wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 29 juli 2020 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding dat er twee personen op een scooter een kentekenplaat van de snorfiets van de melder haalden en er een andere kentekenplaat opschroefden. De verbalisanten zijn erheen gegaan en zagen twee personen op een snorfiets met kentekenplaat [kenteken 1] rijden. De verbalisanten trachtten de bestuurder van de snorfiets tot stoppen te dwingen, waarin zij na een achtervolging slaagden. Daaropvolgend is de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] aangehouden. In de openstaande buddyseat van de snorfiets zag verbalisant [verbalisant 2] vervolgens een kentekenplaat met de combinatie [kenteken 2] liggen. De snorfiets en rugzak die onder het stuur van de snorfiets zat, werden ook onderzocht. In de rugzak zaten twee kentekenplaten met de combinaties [kenteken 3] en [kenteken 4] . De verbalisanten hoorden vervolgens van de centralist dat de kentekenplaat die op de snorfiets zat bij een andere snorfiets hoorde. De verbalisanten zagen tot slot dat er een halve schaar in het contactslot van snorfiets zat en dat het chassisnummer ervan was weggevijld (pagina 27 e.v. van het dossier).
Uit het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] (pagina 5 e.v. van het dossier) volgt dat de kentekenplaat met combinatie [kenteken 2] van de scooter van aangever is gestolen en dat een kentekenplaat met de combinatie [kenteken 5] daarop is bevestigd. Laatstgenoemde kentekenplaat behoort toe aan [benadeelde 2] wiens scooter met kentekenplaat op 20 juli 2020 werd gestolen (pagina 18 en 19 van het dossier).
Uit het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] (pagina 12 e.v. van het dossier) volgt dat de kentekenplaat met combinatie [kenteken 4] van de scooter van aangever is gestolen en dat een kentekenplaat met de combinatie [kenteken 6] op haar scooter is bevestigd. Laatstgenoemde kentekenplaat behoort toe aan [benadeelde 4] en werd van zijn scooter gestolen (pagina 15 e.v. van het dossier).
Uit het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] (pagina 23 e.v. van het dossier) volgt dat de kentekenplaat met combinatie [kenteken 7] van de scooter van aangever is gestolen. Blijkens de aangifte van [benadeelde 6] werd haar kentekenplaat met combinatie [kenteken 3] gestolen (pagina 20 e.v. van het dossier). Op haar snorfiets bleek de kentekenplaat met combinatie [kenteken 7] te zijn bevestigd.
Voor een bewezenverklaring van de impliciet primair tenlastegelegde opzetheling is van belang dat dient te worden vastgesteld dat de verdachte "ten tijde van" het voorhanden "krijgen" wist dat het een "door misdrijf verkregen goed" betrof. Het hof stelt voorop dat onder ‘weten’ dat een goed door misdrijf is verkregen, in de zin van artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht, is begrepen de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijk kans dat het goed door enig misdrijf is verkregen, ten tijde van het voorhanden krijgen.
Overweging met betrekking tot de kentekenplaten met nummer [kenteken 6] , [kenteken 5] en [kenteken 7]
Deze van diefstal afkomstige kentekenplaten zijn aangetroffen op een drietal bromfietsen waarvan de verdachte de originele kentekenplaatjes heeft afgehaald en weggenomen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de door hem op de bromfietsen bevestigde kentekenplaten heeft gestolen. Wel heeft de verdachte de kentekenplaten op enig moment verworven. Het hof is van oordeel dat gelet op de omstandigheid dat het een feit van algemene bekendheid is dat kentekenplaten in het maatschappelijk verkeer niet vrij in omloop zijn en slechts verkrijgbaar zijn met het papieren kentekenbewijs, de verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen op zijn minst de aanmerkelijke kans dat de kentekenplaten van misdrijf afkomstig waren bewust heeft aanvaard. De verklaring van de verdachte, ter terechtzitting in eerste aanleg, dat hem was verteld dat de kentekenplaten zelf waren gemaakt schuift het hof als ongeloofwaardig ter zijde.
Overweging met betrekking tot de kentekenplaat met nummer [kenteken 1]
De kentekenplaat zat bevestigd op de snorfiets waar de verdachte mee wegvluchtte voor de politie. De verdachte was niet in het bezit van het kentekenbewijs. Blijkens de aangifte van [benadeelde 7] (losbladig en ongenummerd) van 4 maart 2021 was de kentekenplaat van haar gestolen. In het contactslot van deze snorfiets zat een halve schaar en het chassisnummer was weggevijld. Het hof is van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm van de snorfiets waarop de verdachte reed , hij ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen op zijn minst de aanmerkelijke kans dat de snorfiets, en daarmee ook de kentekenplaat die daarop zat, van misdrijf afkomstig was bewust heeft aanvaard. De verklaring van de verdachte dat hij het kenteken had gecheckt omdat hij zag dat het contactslot van de snorfiets kapot was en zag dat hij niet als gestolen stond geregistreerd, schuift het hof als ongeloofwaardig ter zijde. Immers heeft de verdachte hier pas, na kennisneming van het dossier, ter terechtzitting in eerste aanleg en in algemene bewoordingen over verklaard. Bij het verhoor door de politie, kort na het aantreffen op de snorfiets, heeft de verdachte met geen woord gerept over het checken van het kenteken hetgeen wel voor de hand had gelegen toen hij hierover werd bevraagd.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 4 impliciet primair tenlastegelegde opzetheling heeft begaan zoals bewezenverklaard.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 9 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.