ECLI:NL:GHSHE:2022:878

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
200.299.163_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in geschil over hoofdverblijf en zorgregeling van minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2022, gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder over de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige dochter, geboren in 2011. De vader heeft in hoger beroep verzocht om het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem te bepalen, omdat hij stelt dat de moeder het contact tussen hem en de minderjarige frustreert. Het hof heeft vastgesteld dat er tegenstrijdige belangen zijn en dat de stem van de minderjarige moet worden gehoord. Daarom heeft het hof besloten een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen. De moeder heeft de stelling van de vader betwist en beweert dat zij de zorgregeling nakomt. De vader heeft echter aangegeven dat er al lange tijd geen contact is geweest tussen hem en de minderjarige, wat zijn zorgen over haar welzijn vergroot. Het hof heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om kinderalimentatie, maar heeft de benoeming van de bijzondere curator als noodzakelijk beschouwd om de situatie van de minderjarige beter te begrijpen. De bijzondere curator zal rapport uitbrengen over de situatie en de behoeften van de minderjarige, zodat het hof een weloverwogen beslissing kan nemen over het hoofdverblijf en de zorgregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 17 maart 2022
Zaaknummer: 200.299.163/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/356851 / FA RK 20-1249
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.J. Hos, voorheen mr. J.K. Kemper,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Sanli.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , ook kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 30 augustus 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling
primair:
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem wordt bepaald;
  • de minderjarige een weekend per twee weken bij de moeder verblijft, waarbij de vader ervoor zal zorgen dat de minderjarige om 10.00 uur op het station van [woonplaats moeder] zal zijn en de moeder de minderjarige op zondag om 17.00 uur naar het station van [woonplaats vader] zal brengen, waarbij het tempo en de opbouw van de zorgregeling onder regie van de gezinsvoogd zal plaatsvinden.
subsidiair:
- de zorgregeling zoals beschreven in de bestreden beschikking in stand wordt gelaten en de vader wordt gemachtigd om de tenuitvoerlegging van deze zorgregeling te bewerkstelligen door gijzeling van de moeder gedurende twee dagen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft om aan de zorgregeling te voldoen.
meer subsidiair:
- de zorgregeling zoals beschreven in de bestreden beschikking in stand wordt gelaten en de moeder te veroordelen om aan de vader een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze zorgregeling voldoet.
ten aanzien van de kinderalimentatie
  • het verzoek om kinderalimentatie van de moeder alsnog af te wijzen, dan wel de kinderalimentatie vast te stellen op nihil, of een zodanig bedrag als het hof juist acht.
  • indien en voor zover er op de vader een alimentatieverplichting rust, de vader te machtigen om de verschuldigde kinderalimentatie te verrekenen met de door de moeder verschuldigde dwangsommen uit hoofde van het vonnis in kort geding van 14 juni 2017 van de rechtbank Oost-Brabant.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij het hof op 28 oktober 2021, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel de verzoeken in hoger beroep af te wijzen en de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door een tolk en mr. Hos via een beeldverbinding;
  • mr. Sanli;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
De advocaat van de moeder heeft bij aanvang van de mondelinge behandeling verzocht om de moeder telefonisch te laten deelnemen aan de mondelinge behandeling. Het hof heeft dit verzoek afgewezen. Namens de moeder is op geen enkele wijze duidelijk gemaakt waarom het verzoek om telefonische deelname niet in een eerder stadium kon worden gedaan, te meer nu de advocaat van de moeder heeft aangegeven dat zij een dag voor de mondelinge behandeling heeft vernomen dat de moeder niet aanwezig kon zijn.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 april 2021;
  • het procesdossier in eerste aanleg, overgelegd door de voormalig advocaat van de vader op 15 september 2021;
  • het V2-formulier van 13 januari 2022, waarin mr. Kemper zich onttrekt als advocaat van de vader;
  • het V2-formulier van 14 januari 2022, waarin mr. Hos zich stelt als advocaat van de vader.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uit. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2015 is bepaald dat [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader de minderjarige zal ophalen bij NS-station [plaats] en de moeder de minderjarige weer zal ophalen bij de vader.
3.2.1.
Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2017 gebiedt de voorzieningenrechter de moeder de zorgregeling zoals deze is vastgesteld in voornoemde beschikking van 17 juli 2015 na te komen en veroordeelt haar om aan de vader een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij hier niet aan voldoet, tot een maximum van € 10.000.
3.2.2.
Sinds 1 februari 2021 staat [minderjarige] onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 7 juli 2015 voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en bepaald dat [minderjarige] een weekend per twee weken bij de vader verblijft, waarbij de moeder de minderjarige op zaterdagochtend om 10.00 uur naar station [woonplaats vader] Centraal brengt en de vader de minderjarige op zondag om 17.00 uur naar station [woonplaats moeder] brengt, waarbij het tempo en de opbouw van de zorgregeling onder regie van de gezinsvoogd zal plaatsvinden. De rechtbank heeft verder bepaald dat de vader met ingang van 31 mei 2021 aan de moeder een kinderalimentatie moet voldoen van € 25,- per maand. Het meer of anders verzochte, waaronder het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, is door de rechtbank afgewezen.

4.De standpunten

4.1.
De vader voert aan dat de moeder structureel en jarenlang het contact tussen hem en [minderjarige] frustreert. De moeder komt rechterlijke uitspraken niet na en zij volgt de opdrachten van de gezinsvoogd niet op. Ook een onlangs bekrachtigde schriftelijke aanwijzing heeft er niet voor gezorgd dat de moeder de zorgregeling momenteel nakomt. Er is sprake van een patroon en de vader verzoekt om een ultimum remedium. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, anders dan de raad heeft geadviseerd, niet aangehouden maar afgewezen omdat de rechtbank er van uitgaat dat de moeder de zorgregeling nakomt. Maar kort na de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 april 2021 heeft de moeder de zorgregeling wederom stopgezet en staat zij ook ander contact tussen de vader en [minderjarige] niet langer toe. Nadat de gezinsvoogd zich ermee heeft bemoeid, is de moeder de zorgregeling op 5 juni 2021 weer nagekomen maar de laatste drie maanden is er geen contact geweest tussen de vader en [minderjarige] . De moeder heeft steeds een andere smoes. Zij geeft nu aan dat zij niet kan zorgen voor het vervoer naar de vader, maar de vader vraagt zich af waarom zij dan niet heeft gevraagd om een wijziging van de zorgregeling? De vader heeft er geen enkel vertrouwen in dat de moeder de zorgregeling structureel zal nakomen. De moeder handelt niet in het belang van [minderjarige] . Zij weigert iedere communicatie met de vader en communiceert met hem via [minderjarige] . Ook weigert zij alle hulp. De vader maakt zich dan ook ernstige zorgen over de situatie van [minderjarige] bij de moeder, onder meer ook door de houding van de partner van de moeder. De vader heeft op dit moment geen werk en stelt zich volledig beschikbaar voor [minderjarige] . Hij werkt mee met de hulpverlening en zal ook meewerken aan een goed contact tussen [minderjarige] en de moeder als het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem wordt bepaald. De vader ziet geen meerwaarde in het verzoek van de moeder om [minderjarige] te horen. [minderjarige] wordt/is beïnvloed door de moeder en haar partner.
4.2.
De moeder voert aan dat zij de door de rechtbank vastgelegde zorgregeling nakomt. Zij betwist dat zij de regeling frustreert. De moeder informeert de vader tijdig als [minderjarige] door bijvoorbeeld ziekte niet kan komen. De verzoeken van de vader met betrekking tot de gijzeling en dwangsommen hebben niets met het belang van [minderjarige] te maken. Het is ingegeven door culturele argumenten. De moeder heeft met haar nieuwe partner twee kinderen en de vader kan het niet verkroppen dat zij doorgaat met haar leven. Hij maakt het leven van de moeder ontzettend zuur. Zo heeft hij haar belemmerd in het regelen van een identiteitsbewijs voor [minderjarige] en was zij daardoor gedwongen hiervoor een gerechtelijke procedure te starten. De vader is enkel bezig met het dwarsbomen van de moeder. Het is juist de vader geweest die gedurende een langere periode geen enkel contact met [minderjarige] heeft gezocht. Ook neemt hij zijn telefoon niet op als [minderjarige] hem probeert te bellen en heeft hij niets van zich laten horen op haar verjaardag. Het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, is dan ook niet in het belang van [minderjarige] . De moeder is de hoofdopvoedster en [minderjarige] is aan haar gehecht, evenals aan haar twee halfbroertjes. Er zijn geen signalen dat het niet goed met [minderjarige] gaat. De moeder betwist dat zij geen hulp aanvaardt. Zij heeft geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De moeder voelt zich niet gehoord door de GI. Zij spreekt geen Nederlands en er wordt door de GI geen tolk geregeld, althans niet in de Arabisch-Irakese taal. De moeder is niet in staat om [minderjarige] naar de vader te brengen. Zij heeft onvoldoende geld voor de treinreis. Ook heeft zij de zorg voor de twee jonge halfbroertjes van [minderjarige] en zij kan niet met alle kinderen reizen. De partner van de moeder voelt zich niet geroepen om [minderjarige] naar haar vader te brengen en hij kan ook niet op de twee halfbroertjes passen, omdat hij in het weekend wil uitrusten. Dat heeft ook te maken met de cultuur van de moeder en haar partner. Als de vader [minderjarige] kan ophalen en weer terugbrengt, is het opgelost. De moeder verzoekt het hof om [minderjarige] te horen, omdat er niet naar haar wordt geluisterd.
4.3.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat zij het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen en bij hem te bepalen steunt. De moeder belemmert de zorgregeling en komt deze niet na. Er is al drie maanden geen contact tussen de vader en [minderjarige] . De moeder heeft telkens een andere smoes. Nu geeft de moeder aan dat de vader [minderjarige] bij haar kan ophalen, maar in het verleden is gebleken dat de moeder een toezegging doet en deze vervolgens niet nakomt. Ook betwijfelt de GI of de moeder aan [minderjarige] emotionele toestemming kan geven om naar de vader te gaan. [minderjarige] wordt bedreigd in haar emotionele ontwikkeling en identiteitsontwikkeling. Zij wijst haar vader af, geeft aan dat zij het niet fijn wil hebben bij haar vader. De GI maakt zich ernstig zorgen over de toekomst van [minderjarige] . De moeder zet geen stappen om haar houding en gedrag te veranderen. Zij weigert alle hulpverlening en laat de GI niet binnen. De moeder heeft geen respect voor rechterlijke beslissingen en in het contact met de moeder is een minachting met betrekking tot de autoriteiten en hulpverlening merkbaar. De GI heeft, mede vanwege de cultuur en taal, besloten de organisatie Omnia in te zetten, maar deze organisatie merkte dezelfde houding bij de moeder. Er is, anders dan de moeder stelt, steeds een tolk in de juiste taal beschikbaar. De GI vraagt zich af of de moeder vrijwillig zal meewerken aan een wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] . Dat is cruciaal. De hulpverlening is al geregeld voor de situatie dat het hoofdverblijf van [minderjarige] gewijzigd zal worden. Ook de hulpverlening voor bij de vader is geregeld. De GI heeft geen zorgen dat de vader het contact tussen [minderjarige] en haar moeder in de weg zal staan.
4.4.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling benoemd dat er sprake is van een patroon. De moeder heeft steeds een andere smoes. [minderjarige] is oud genoeg om zelf met de trein te reizen, maar de moeder wil het niet. De moeder is niet bij de mondelinge behandeling aanwezig, net als bij de mondelinge behandeling bij de rechtbank. Zij heeft steeds een andere reden. Het wijzigen van het hoofdverblijf van [minderjarige] is een drastische maatregel. De raad vreest dat de moeder geen emotionele toestemming zal geven aan [minderjarige] . Er moeten keuzes worden gemaakt om ouderverstoting te voorkomen. [minderjarige] gaat de vader afwijzen en de raad maakt zich zorgen over haar.

5.De beoordeling

Rechtsmacht
5.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
Kinderalimentatie
5.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij bereid is de kinderalimentatie van € 25,- per maand te voldoen. Het hof leidt hieruit af dat hij zijn verzoek in hoger beroep ten aanzien van de kinderalimentatie niet langer handhaaft. Dit brengt mee dat de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep ten aanzien van de kinderalimentatie.
Hoofdverblijf en zorgregeling
5.3.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.4.
Het hof volgt de GI en de raad in hun constatering dat de moeder de zorgregeling niet nakomt, het contact tussen [minderjarige] en de vader belemmert en dat er sprake is van een patroon. De moeder voert steeds een andere reden aan waarom zij niet kan (of wil) meewerken aan de vastgelegde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Zo stelt de moeder dat zij niet beschikt over voldoende financiële middelen, maar dit wordt door haar niet onderbouwd en zij geeft zelf aan dat haar echtgenoot doordeweeks werkt. De moeder lapt gemaakte afspraken met de hulpverleners aan haar laars, evenals rechterlijke beslissingen. Er is al jarenlang hulpverlening betrokken bij de moeder, maar zij werkt onvoldoende mee. Er is door de hulpverlening rekening gehouden met de cultuur en taal van de moeder door bijvoorbeeld Omnia in te zetten, maar ook hieraan heeft de moeder niet tot onvoldoende meegewerkt.
5.5.
Voor het hof staat vast dat de moeder de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het contact tussen [minderjarige] en de vader frustreert. De GI en de raad steunen het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen, maar erkennen ook dat dit een zeer ingrijpende en drastische kwestie is. Het hof acht zich op dit moment nog onvoldoende geïnformeerd om in deze kwestie een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof ziet voldoende aanwijzingen dat sprake is van tegenstrijdige belangen in de zin van artikel 1:250 BW. Gelet op de aard van de belangenstrijd, de leeftijd van [minderjarige] en de consequenties van de beslissing voor de lange termijn, acht het hof het in het belang van [minderjarige] een bijzonder curator benoemen om haar in deze procedure te vertegenwoordigen. Het hof acht het van belang dat de stem van [minderjarige] in deze wordt gehoord.
5.6.
Een bijzonder curator is bedoeld om de belangen van [minderjarige] duidelijk te krijgen. De taak van de bijzondere curator is hier met name om zicht te krijgen op hoe [minderjarige] zelf in deze kwestie staat, wat de gevolgen voor haar zijn van onderhavig geschil tussen de ouders en wat het voor betekent als haar hoofdverblijf bij de vader zou worden bepaald. Ook is van belang om inzicht te krijgen in welke hulpverlening voor [minderjarige] nodig is en wat er naar het inzicht van de bijzondere curator verder nog van belang is om voor het hof te weten voordat er een beslissing wordt genomen.
5.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over de verzoeken in hoger beroep met betrekking tot de zorgregeling en het hoofdverblijf, mevrouw mr. L. Stam, Stam Familierecht, adres: postbus [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] , website: [website] , benoemen als bijzondere curator. Mr. L. Stam (hierna te noemen: de bijzondere curator) wordt verzocht de belangen van [minderjarige] in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte.
5.8.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via www.rechtspraak.nl. Daarnaast acht het hof het van belang dat de bijzondere curator ervoor zorgt dat de belangen van [minderjarige] zo goed mogelijk worden belicht en dat [minderjarige] zich gehoord voelt.
5.9.
Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat de bijzondere curator meer specifiek tracht inzicht te krijgen in:
  • de relatie tussen [minderjarige] , haar moeder en de andere tot het gezin behorende leden;
  • wat het voor [minderjarige] zou betekenen als haar hoofdverblijf bij haar vader zou worden bepaald;
  • de relatie tussen [minderjarige] en haar vader;
  • wat het voor [minderjarige] (en voor het contact met haar vader) zou betekenen als haar hoofdverblijf bij haar moeder blijft;
  • welke hulpverlening er nodig is voor [minderjarige] nu en in de toekomst.
Verder verzoekt het hof de bijzondere curator nog andere dingen te melden als zij die van belang acht voor het hof.
5.10.
Het hof wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar ten deze verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven.
5.11.
Het hof verzoekt de bijzondere curator rapport uit te brengen omtrent haar bevindingen. Het hof wijst er op dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij onderzoek en rapportage het navolgende in acht zal nemen:
( i) het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
(ii) het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
(iii) in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
(iv) het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
( v) de rapporteur blijft binnen de grenzen van haar deskundigheid.
5.12.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van partijen de bijzondere curator van adres-, email- en/of telefoongegevens zullen voorzien (ook van [minderjarige] ), zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
5.13.
Het hof wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige] te treden. Slechts op verzoek van de bijzondere curator mogen de ouders zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
5.14.
Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om het verslag vóór 6 mei 2022 aan het hof te doen toekomen en partijen en de raad zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit verslag door de griffier schriftelijk hun reactie op het verslag te geven en het gewenste verdere verloop van de procedure kenbaar te maken.
5.15.
In afwachting van het rapport zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden tot
pro forma 20 mei 2022.

6.De beslissing

Het hof:
Kinderalimentatie
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep ten aanzien van de kinderalimentatie;
Hoofdverblijf en zorgregeling
benoemt mr. L. Stam, Stam Familierecht, adres: postbus [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] , website: [website] , tot bijzondere curator in de onderhavige procedure ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverwegingen 5.7 en 5.8;
verzoekt de advocaten van partijen de bijzondere curator per omgaande van adres-, email- en/of telefoongegevens van de ouders en de minderjarige, alsmede van het BSN-nummer van de minderjarige te voorzien;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator een afschrift van de beschikking krijgt;
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle door het hof relevant geachte stukken;
  • een afschrift van het verslag van de bijzondere curator aan partijen en de zal toezenden;
  • draagt de bijzondere curator op verslag uit te brengen vóór 6 mei 2022, althans schriftelijk bericht te geven over de voortgang van haar werkzaamheden;
  • bepaalt dat partijen en de raad tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren, waarbij tevens wordt verzocht het gewenste verdere verloop van de procedure kenbaar te maken;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling aan tot
pro forma20 mei 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel en E.P. de Beij en is op 17 maart 2022 uitgesproken in het openbaar door mr. C.D.M. Lamers in tegenwoordigheid van de griffier.