ECLI:NL:GHSHE:2022:857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
000244-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant inzake gevangenhouding verdachte in brandstichtingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 februari 2022, waarbij de gevangenhouding van de verdachte werd bevolen. De verdachte wordt beschuldigd van brandstichting en het veroorzaken van een explosie met gemeen gevaar voor goederen. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal de zaak toegelicht, terwijl de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman. De verdediging betwist de ernst van de bezwaren tegen de verdachte en wijst op de onbetrouwbaarheid van de herkenning door verbalisanten aan de hand van camerabeelden. Het hof heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat deze niet helder zijn voor identificatie, maar dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte zich in de buurt van het gasverdeelstation bevond waar de brand ontstond. De rechter-commissaris had eerder ernstige bezwaren aangenomen op basis van de camerabeelden en de herkenning door verbalisanten. Het hof concludeert dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, mede gezien zijn eerdere veroordelingen en het risico op herhaling. Het hof wijst het hoger beroep af en bevestigt de beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Raadkamerappelnummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Oost-Brabant van 17 februari 2022, waarbij namens:

[verdachte]

geboren [datum] te [plaats 1]
wonende te [adres]
thans verblijvende in [plaats 2]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 februari 2022, bij welke beschikking de gevangenhouding van [verdachte] werd bevolen.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte wordt verweten brandstichting en of het veroorzaken van een explosie waardoor brand is ontstaan met gemeen gevaar voor goederen.
Namens verdachte is betwist dat er jegens verdachte ernstige bezwaren bestaan ter zake hetgeen hem wordt verweten. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de herkenning door verbalisanten van verdachte aan de hand van beelden en of stills niet betrouwbaar zijn, er een ontlastende verklaring voorligt van de vriendin van verdachte en dat de politie bij dit onderzoek aan tunnelvisie leidt nu niet of onvoldoende is onderzocht wie mogelijk de dader of daders kan/kunnen zijn anders dan verdachte, terwijl het dossier wel aanknopingspunten biedt voor het verbreden van het onderzoek.
De rechter commissaris heeft ernstige bezwaren aangenomen jegens verdachte ter zake hetgeen hem wordt verweten en heeft daartoe onder meer verwezen naar het proces verbaal uitlezen van camerabeelden waarop een persoon is te zien die zich vanaf de oprit van de woning van verdachte begeeft naar het gasverdeelstation, waarop te zien is dat terwijl die persoon bij het gasstation is daar iets oplicht, naar de herkenning door de verbalisanten [1] en [2] , en naar het signalement van verdachte zoals beschreven op pagina [nummer] van het dossier.
Thans ligt de vraag voor of er jegens verdachte voldoende ernstige bezwaren zijn ter zake hetgeen verdachte wordt verweten, namelijk brandstichting en of het teweeg brengen van een explosie.
De rechtbank heeft de ernstige bezwaren gebaseerd op camerabeelden en op herkenningen door verbalisanten van verdachte.
Het hof heeft zelf kennis genomen van de camerabeelden en stelt vast dat deze beelden bepaald niet helder zijn als het gaat om de identificatie van de personen die op de beelden te zien zijn. Wel staat vast dat een persoon zich vanaf de oprit van de woning van verdachte meermaals begeeft in de richting van het gasverdeelstation waar brand zou zijn gesticht en dat terwijl die persoon bij het gasverdeelstation is, er iets oplicht. Tevens laten de beelden zien dat terwijl die persoon voor de tweede maal bij het gasverdeelstation is, er brand ontstaat bij het gasverdeelstation. De vraag die aan de orde is, is of de beelden van voldoende kwaliteit zijn om degene die zich naar en van het gasverdeelstation verplaatst te identificeren. Aan de hand van de beelden is gezichtsherkenning niet mogelijk. Wel is het mogelijk het postuur van de persoon te duiden en de lengte van die persoon, alsmede de kleding. Verdachte wordt beschreven als een persoon die langer is dan [.. meter] en dat op de beelden te zien is dat de persoon boven de op de oprit geparkeerde [auto] uitsteekt. Voorts is vastgesteld dat de persoon gelijkaardige kleding draagt als verdachte die nacht gedragen zou hebben. En tot slot is er de vaststelling van de verbalisant [1] dat verdachte beschikt over een speciaal loopje dat door verbalisant op de beelden herkend wordt als ook toebehorend aan verdachte. Verbalisant [1] heeft verklaard dat hij verdachte goed kent vanuit zijn functie als wijkagent in [plaats 1] waar verdachte lange tijd gewoond heeft. Bovendien heeft verbalisant meermalen met verdachte van doen gehad vanwege door verdachte gepleegde strafbare feiten. Daarbij heeft verbalisant aldus zijn verklaring een herkenning doorgevoerd waarbij die herkenning mede gebaseerd was op het loopje van verdachte die immers destijds na een vermoedelijke zware mishandeling onder een beveiligingscamera is doorgelopen.
Verbalisant [2] heeft verklaard verdachte op de beelden te herkennen aan zijn postuur waarbij verbalisant de lengte heeft afgemeten aan de hoogte van de [auto] die op de oprit stond geparkeerd.
Het hof overweegt ten aanzien van deze herkenningen als volgt.
De herkenning door de verbalisant [2] moet worden gezien als een vergelijking van de beelden met de foto van verdachte en met de herinnering die verbalisant heeft aan het contact dat zij in de nieuwjaarsnacht heeft gehad van de verdachte. Een dergelijke herkenning komt weinig bewijswaarde toe nu het in feite gaat om een vergelijking en om een conclusie, welke conclusie aan de rechter is voorbehouden. Dat neemt niet weg dat de vaststelling door verbalisant [2] wel kan bijdragen aan de ernstige bezwaren jegens verdachte nu niet uitgesloten kan worden dat de rechter, later over de inhoud van de zaak oordelend, na kennisname van de camerabeelden, tot eenzelfde conclusie komt.
Met betrekking tot de herkenning door verbalisant [1] overweegt het hof dat verbalisant [1] behoort tot het zogeheten type 1 herkenningen waarbij het gaat om personen die de verdachte voorheen hebben leren kennen bij verschillende gelegenheden. Dit type herkenningen is doorgaans onproblematisch omdat de herkenner verdachte goed kent aan de hand van een aantal specifieke kenmerken, zoals postuur, loopje, en gezichtskenmerken. Niet gebleken is van feiten en omstandigheden die ten aanzien van de herkenning door verbalisant [1] thans tot een ander oordeel zouden moeten brengen.
Het hof zal de herkenning door verbalisant [2] aan de hand van de beelden om 00.20.12 uur niet bij de ernstige bezwaren betrekken nu deze beelden geen betrekking hebben op het feit dat verdachte wordt verweten en op een later tijdstip zijn gemaakt.
Naast de hier beschreven herkenningen bevat het dossier andere feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als onderdeel van de ernstige bezwaren jegens verdachte. Het hof verwijst naar het TCI proces verbaal waaruit blijkt dat er informatie is, die overigens als betrouwbaar is gekwalificeerd, dat verdachte de brand in of bij het gasverdeelstation heeft gesticht.
Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte die avond thuis was en in de woning van de buren.
En tot slot stelt het hof vast dat de persoon die zich vanaf de woning van verdachte naar het gasverdeelstation begeeft en terug vooralsnog kan worden aangemerkt als de verdachte.
Alles overziend is het hof van oordeel dat er thans voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte zijn ter zake hetgeen verdachte wordt verweten.
Hetgeen verdachte wordt verweten is een strafbaar feit waar naar de wettelijke omschrijving 12 jaar of meer gevangenisstraf op staat en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Het zou voor de samenleving niet te begrijpen zijn, en het zou door die samenleving ook niet geaccepteerd worden, wanneer degene die waarschijnlijk brand heeft gesticht in of nabij een gasverdeeelstation, zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten. Dat zou in strijd zijn met de gelende rechtsopvatting.
Er is naar het oordeel van het hof ook sprake van gevaar voor herhaling.
Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking gekomen, ook voor geweld, en is daar ook voor veroordeeld. Verdachte liep ten tijde van het plegen van het thans aan hem verweten feit in een proeftijd ter zake een voorwaardelijke invrijheidstelling. Kennelijk hebben eerdere veroordelingen en proeftijden weinig of geen invloed op het gedrag van verdachte en toont hij zich enigermate resistent voor ingrijpen door politie en justitie en dat doet ernstig vrezen voor herhaling.
Het hof is voorts van oordeel dat de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is.
Het hof wijst af het beroep.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Aldus gedaan op 10 maart 2022
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr. G.P.M.F. Mols en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. B. Yazi, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 10 maart 2022
Gezien d.d.
De directeur van [het Huis van Bewaring]