Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak 7978209/CV EXPL 19-5734)
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven van [appellant] met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden]
3.De beoordeling
“5.1 (…)
“(…) is de kantonrechter (…) tot de conclusie gekomen dat de
“De
“scheidsmuur”in de zin van artikel 5:42 lid 3 BW die de aanwezigheid van de laurierhaag geoorloofd doet zijn.
“5.7. (…) dat er sprake is van een zodanige onevenredigheid
“5.6. (…)
“5.9. (…)
“5.11 (…) dat door [geïntimeerden] een onrechtmatige
“5.11. (…) De kantonrechter heeft tijdens de plaatsopneming kunnen
“5.12. (…)
“5.12. (…) heeft daartoe gesteld dat de lichtsensoren in de tuin van
“5.18
4.De uitspraak
- veroordeelt [geïntimeerden] om binnen zes weken na betekening van dit arrest de partijen bekende beton(rand) te verwijderen van het perceel van [appellant] , voor zover dit niet al is gebeurd, zulks op verbeurte van een door [appellant] c.s. te verbeuren dwangsom van € 50,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerden] daarmee in gebreke blijven, tot een maximum van € 500,-- aan verbeurde dwangsommen is bereikt;
- veroordeelt [geïntimeerden] om de op hun perceel geplaatste verlichting met sensoren bij de garagedeur zo te stellen dat deze niet brandt bij bewegingen over het pad op het perceel van [appellant] ;