ECLI:NL:GHSHE:2022:824

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
20-001073-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van impliciet primair tenlastegelegde opzetheling en bewezenverklaring van schuldheling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van opzetheling, maar het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan schuldheling. De zaak betreft de verwerving van 16 smartphones, waarvan de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De verdachte had de telefoons gekocht van een medeverdachte en had niet voldoende onderzoek gedaan naar de herkomst van de telefoons. Het hof oordeelde dat de verdachte in ernstige mate tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht, wat leidde tot de bewezenverklaring van schuldheling. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001073-21
Uitspraak : 8 maart 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 12 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-190766-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde opzetheling, het impliciet subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘schuldheling’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, zo nodig met aanvulling van de bewijsmiddelen.
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2019 tot en met 7 februari 2019 te ‘s-Hertogenbosch en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, een aantal (16) smartphones (te weten de smartphones voorzien van de IMEI-nummers
-
[IMEI nummer 1] , en/of
-
[IMEI nummer 2] , en/of
-
[IMEI nummer 3] , en/of
-
[IMEI nummer 4] , en/of
-
[IMEI nummer 5] , en/of
-
[IMEI nummer 6] , en/of
-
[IMEI nummer 7] , en/of
-
[IMEI nummer 8] , en/of
-
[IMEI nummer 9] , en/of
-
[IMEI nummer 10] , en/of
-
[IMEI nummer 11] , en/of
-
[IMEI nummer 12] , en/of
-
[IMEI nummer 13] , en/of
-
[IMEI nummer 14] , en/of
-
[IMEI nummer 15] , en/of
-
[IMEI nummer 16] )
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze smartphones wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 januari 2019 tot en met 7 februari 2019 in Nederland16 smartphones (te weten de smartphones voorzien van de IMEI-nummers
-
[IMEI nummer 1] , en
-
[IMEI nummer 2] , en
-
[IMEI nummer 3] , en
-
[IMEI nummer 4] , en
-
[IMEI nummer 5] , en
-
[IMEI nummer 6] , en
-
[IMEI nummer 7] , en
-
[IMEI nummer 8] , en
-
[IMEI nummer 9] , en
-
[IMEI nummer 10] , en
-
[IMEI nummer 11] , en
-
[IMEI nummer 12] , en
-
[IMEI nummer 13] , en
-
[IMEI nummer 14] , en
-
[IMEI nummer 15] , en
-
[IMEI nummer 16] )
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze smartphones redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern aangevoerd dat de verdachte heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht, zodat er geen sprake is van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid die maakt dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de door hem aangekochte smartphones door misdrijf waren verkregen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting volgt dat de verdachte in de periode van 30 januari tot en met 7 februari 2019 op meerdere momenten mobiele telefoons heeft gekocht en doorverkocht die – naar later bleek – van misdrijf, te weten een gewapende overval, afkomstig waren. De vraag die ter beantwoording voorligt, is of de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die telefoons wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die van misdrijf afkomstig waren.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte wist dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren, zodat hij dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde opzetheling.
Het hof komt dan toe aan de beoordeling van de tenlastegelegde schuldheling.
De verdachte heeft verklaard dat hij de telefoons van de medeverdachte [medeverdachte] voor een redelijke prijs heeft gekocht. De verdachte wilde een telefoonwinkel opstarten, heeft meerdere malen met [medeverdachte] afgesproken en dan telkens een aantal telefoons van hem gekocht. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij de aankopen en betalingen deed in een auto, dat hij contant betaalde en dat bij de verkoop nooit een factuur en/of kwitantie door de verkoper werd verstrekt. Tot slot heeft de verdachte benadrukt dat hij de website [website] heeft geraadpleegd; hierop stonden de telefoons niet vermeld.
Het hof stelt bij de beoordeling in deze voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat mobiele telefoons veelvuldig een voorwerp van misdrijf zijn. De verdachte, als iemand die – zo verklaarde hij ter terechtzitting in hoger beroep – een telefoonwinkel wilde opstarten moet met dat gegeven bekend worden geacht te zijn. Tegen deze achtergrond noopten de navolgende omstandigheden (in onderling verband en samenhang bezien):
  • dat het om een 16-tal splinternieuwe telefoons ging die tussen particulieren werden verkocht c.q. gekocht;
  • dat contant werd betaald;
  • dat er geen facturen/kwitanties werden verstrekt door de verkoper en is gecommuniceerd over het feit dat er geen “bon” zou zijn, en
  • dat de verkoop/koop plaatsvond in een auto,
de verdachte, naar het oordeel van het hof, ertoe onderzoek te verrichten naar de herkomst van de telefoons. De verdachte is daar naar het oordeel van het hof evenwel tekort in geschoten. Het door de verdachte aan de verkoper vragen of het om “eerlijke” telefoons ging, kan niet als een dergelijk onderzoek worden aangemerkt.
De vraag is dan of het door de verdachte raadplegen van de website [website] tot een ander oordeel zou moeten leiden. Het hof is van oordeel dat dat niet het geval is. Het raadplegen van de website [website] biedt immers geen garantie dat elke gestolen telefoon op deze website staat geregistreerd. De website geeft deze garantie ook niet. Indien telefoons pas gestolen zijn, zoals in deze zaak inderdaad het geval was, zal het altijd enige tijd duren voordat voornoemde site weer is bijgewerkt. De verklaring van de verdachte dat hij ervan uit was gegaan dat de website up-to-date was en dat hij voor de telefoons een redelijke prijs had betaald, maken dat niet anders. Aan het oordeel van het hof doet evenmin af dat de verkoper zich had gelegitimeerd met een identiteitsbewijs en dat de verdachte beschikte over zijn contactgegevens.
Het hof is concluderend van oordeel dat de verdachte in het onderhavige geval – eenvoudig gezegd – een groot risico nam dat - gelet op de hierboven geschetste omstandigheden – de mobiele telefoons afkomstig waren van diefstal.
Door niet een nader onderzoek in te stellen naar de herkomst van de telefoons is hij, ten tijde van het voorhanden krijgen van die telefoons, in ernstige mate tekortgeschoten in zijn onder genoemde omstandigheden geldende onderzoeksplicht, hetgeen meebrengt dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Anders dan de raadsman, maar met de politierechter en de advocaat-generaal, is het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldheling, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. De verdachte heeft 16 telefoons gekocht, die van misdrijf afkomstig waren. In het algemeen bevordert heling het plegen van vermogensdelicten, doordat het zorgt voor een markt voor gestolen goederen en het bijdraagt aan het verhullen van dergelijke delicten. Daarnaast veroorzaken deze delicten overlast en ergernis. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet ter zake van schuldheling. Het hof houdt hiermee dan ook niet in strafverzwarende zin rekening.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof, met de politierechter en de advocaat-generaal, oplegging van een taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. Ch.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 8 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Starmans voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.