ECLI:NL:GHSHE:2022:792

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
20-001810-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van fiets en tas

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was eerder veroordeeld voor diefstal van een fiets en een tas. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partijen waren betrokken bij de schadevergoeding, waarbij de vordering van de eerste benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard en de vordering van de tweede benadeelde partij tot € 211,15 werd toegewezen.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten die onder parketnummer 02-305551-19 zijn ten laste gelegd en heeft een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft het beroep van de verdachte ongegrond verklaard en het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. Het hof heeft de bewijsvoering verbeterd en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het justitiële verleden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001810-20
Uitspraak : 28 februari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Middelburg, van 19 augustus 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-305551-19 en 02-190644-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder parketnummer 02-305551-19 feiten 1 en 2 en het onder parketnummer 02-190644-20 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat ieder afzonderlijk gekwalificeerd als ‘diefstal’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en is de vordering van de [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 211,15, vermeerderd met de wettelijke rente toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel is de [benadeelde partij 2] in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en zover, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Namens de verdachte is ten aanzien van parketnummer 02-305551-19 van het onder 1 tenlastegelegde en ten aanzien van het onder parketnummer 02-190644-20 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met verbetering van gronden, met uitzondering van de opgelegde straf, behoudens de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, en de strafmotivering en met aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Verbetering van de bewijsmiddelen
De bewijsvoering ten aanzien behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering. Omwille van de leesbaarheid wordt de bewijsvoering in haar geheel vervangen.
Ten aanzien van parketnummer 02-305551-19
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het eindproces-verbaal documentcode PL2000-2019309499 van de eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Walcheren, gesloten 26 december 2019 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 28).
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1
1.
Het afschrift van aangifte proces-verbaalnummer PL2000-2019283343-11 d.d. 25 november 2019 (pagina’s 3 – 4), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van aangever [benadeelde partij 1] ;
(pagina 3)
Pleegplaats & tijdstip
Pleegplaats [adres 2]
Type locatie OPENBARE WEG
Ter hoogte van [pizzeria]
Tijdstip achtergelaten 23-11-2019 18:49
Tijdstip geconstateerd 23-11-2019 22:30
Mijn fiets is gestolen op het [adres 3] te [plaats] . Ik heb camerabeelden van [pizzeria] leidinggevende kunnen bemachtigen. Op zaterdag 23 november jongstleden om 18:49 uur. Mijn zoon had de fiets gereden naar zijn werk en toen hij klaar was, was de fiets niet meer op zijn plek.
DAMESFIETS - GESTOLEN
Merk GAZELLE
Kleur ZWART
Bijzonderheden Zwarte fietstassen met witte stippen en driehoeken
Op slot Ja
2.
Het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar d.d. 12 december 2019 (pagina’s 7 – 8), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 1] ;
(pagina 7)
Op zondag 8 december 2019 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging. Daarin werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
Verstrekte informatie
Camerabeelden.
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan zijn 5 stills gemaakt.
De persoon op still 1, de persoon op still 2, de persoon op still 3, de persoon op still 4 en de persoon op still 5 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent. Ik, [verbalisant 1] herkende de mij ambtshalve persoon, genaamd [verdachte] vanuit mijn functie als wijkagent van het centrum van [plaats] en eerder van het Midden gebied van [plaats] van diverse eerdere aanhoudingen na diverse gepleegde diefstallen en overlast meldingen door zich hinderlijk op te houden ter hoogte of vanaf zijn adres aan de [adres 1] .
Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik, [verbalisant 1] herken de mij ambtshalve bekende [verdachte] aan zijn kleine postuur, motoriek, gezicht met opvallende neus en opvallend vaak dezelfde gedragen kleding.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Kleine postuur, motoriek, vale gezicht met opvallende neus en opvallend vaak dezelfde gedragen kleding.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de stills zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2019 (pagina’s 9 – 10), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 2] :
(pagina 9)
Ik, verbalisant, ben werkzaam als wijkagent te [plaats] . Op 7 december 2019 ontving ik het bericht dat op 23 november 2019 een fiets gestolen was gestolen van een kennelijke medewerker van de [pizzeria] aan [adres 2] . Ik bekeek de camerabeelden, waarop de verdachte zichtbaar was. Een still van dit camerabeeld is bijgevoegd als bijlage bij dit proces verbaal (hof, op pagina 11).
Op maandag 25 november 2019, omstreeks 17:30 uur, liep ik, verbalisant, niet gekleed in uniform, over de [straat 1] te [plaats] . Ik zag naast de pilaren voor de [bedrijf 3] de mij ambtshalve bekende [verdachte] staan. [verdachte] wekte de indruk dat hij zich aan het zicht van de straat wilde onttrekken achter de pilaren. [verdachte] droeg een capuchon, maar ik kon hem in het gezicht zien. Ik herinner mij dat [verdachte] kleding met camouflageprint droeg. Ik ken [verdachte] als een wijkbewoner die om in zijn verslaving te voorzien veel winkeldiefstallen en fietsendiefstallen pleegt
Op maandag 25 november 2019, omstreeks 20:00 uur, liep ik, verbalisant, gekleed in uniform, over de [straat 2] te [plaats] . Ik sprak daar met enkele jongeren. Een van de jongeren (
het hof begrijpt: de zoon van aangever [benadeelde partij 1]) vertelde mij dat zijn fiets recent was gestolen, toen hij aan het werk was bij de [pizzeria] . De jongen vertelde dat er op camerabeelden was te zien dat de fiets werd weggenomen door een man die door de jongeren werd benoemd als 'die [bijnaam 1] , die [bijnaam 2] , die vaak fietsen steelt'. Ik vroeg de jongens of zij wisten waar de vermeende dader woonde. Ik hoorde de jongeren zeggen dat de vermeende dader in het witte huis naast de dierenwinkel aan de [straat 2] woont. Het is mij ambtshalve bekend dat [verdachte] woont in de [adres 1] , een kamerpand dat grenst aan een dierenwinkel. Het is mij ambtshalve bekend dat [verdachte] door straatjongeren vaker wordt aangeduid met termen die verwijzen naar een [bijnaam 3] .
De persoon op de getoonde camerabeelden komt qua postuur en lichaamshouding overeen met de mij ambtshalve bekende [verdachte] . De kleding die de persoon op de getoonde camerabeelden draagt, vertonen sterke gelijkenis met de kleding die [verdachte] droeg toen ik hem op maandag 25 november 2019 in de [straat 1] te [plaats] zag.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden d.d. 25 december 2019 (pagina’s 13 – 14) met daarin opgenomen een aantal foto’s, inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 3] ;
(pagina 13)
Op woensdag 25 december 2019 deed ik onderzoek naar de camerabeelden, welke afkomstig zijn van [pizzeria] te [plaats] . Op deze camerabeelden zou te zien zijn dat de fiets van aangever [benadeelde partij 1] wordt weggenomen. (…)
Ik zag dat op de camerabeelden het volgende gebeuren:
Ik zag dat er een voor mij onbekende man zich enige tijd ophield in de omgeving van de pizzeria (zie foto 1 & 2:
hof: foto 1 op pagina 13 en foto 2 op pagina 14).
Ik zag dat deze man er volgt uitzag:
  • Blank
  • Klein/mager postuur
  • Zwarte jas met capuchon. Ik zag dat de mouwen een blauwe/zwarte/wit camouflage patroon hadden.
  • Broek met een blauwe/zwarte/wit camouflage patroon.
(pagina 14)
Ik zag dat deze man naar een fiets, welke gestald stond tegen een fietsenhekje. Ik zag dat deze man de fiets bij het achterwiel optilde en wegliep (zie foto 3).
5.
De eigen waarneming van het hof ter zitting van 14 februari 2022, te weten dat de foto op pagina 11 dezelfde fiets en persoon zijn te zien als op foto 2 op pagina 14.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2019 (pagina’s 15 – 16), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van aangeefster [benadeelde partij 2] ;
(pagina 15)
Ik was vandaag omstreeks 16:15 uur in de snackbar [bedrijf 1] aan de [adres 4] . Ik had mijn tas in de vensterbank gelegd bij mijn helm. Er kwam een man binnen met een boodschappentas met vlees en hij wilde dit verkopen. Er waren verder geen andere klanten in de winkel, alleen [naam 1] , zijn ouders en ik.
De man met de tas met vlees vroeg of hij er even bij mocht en hij ging bij de vensterbank staan waar ik mijn tas had neergelegd. De man stond tussen mij en de vensterbank in, ik had hierdoor geen zicht op mijn tas maar had nog steeds niks in de gaten. De man liep opeens weg en ik wist gelijk dat hij mijn tas had gestolen toen deze niet meer in de vensterbank lag. [naam 1] en zijn vader gingen gelijk naar buiten om de man te zoeken. [getuige] , de moeder van [naam 1] vertelde mij dat [verdachte] mijn tas had gestolen. Ze vertelde mij dat [verdachte] bekend was bij de politie en vaak steelt.
Ik kan de man die mijn tas heeft weggenomen als volgt beschrijven:
- 1.65 lang
- Onverzorgd beetje junk type
- Klein sikje
- Donkere muts of pet
- Blauwe trainingsjas
In mijn tas zaten mijn:
- Portemonnee met bloemetjes
- Ongeveer 10 euro muntgeld
- Rijbewijs
- ID-kaart
- Pasje [bedrijf 3]
- Scalda pas
- Kentekenbewijs scooter [kenteken]
Ik kende de man dus niet maar [getuige] , [naam 1] en zijn vader dus wel. Zij zeiden zeker te weten dat de man die mijn tas heeft gestolen [verdachte] heet.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 december 2019 (pagina 18), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige] ;
Ik bevond mij op 24 december 2019, rond 17:00 uur, in mijn cafetaria [bedrijf 2] op de [straat 3] in [plaats] . Ineens zag ik dat de mij bekende [verdachte] , de zaak binnen gelopen kwam. Ik ken hem al heel erg lang. [verdachte] werd dus weggestuurd door mijn vriend en mijn zoon was ook in de zaak. Zijn vriendin had haar tas in de zaak op de grond gezet. Ik zag dat [verdachte] die tas van de vriendin van mijn zoon meepakte en heel hard wegrende.
Ten aanzien van parketnummer 02-190644-20
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het eindproces-verbaal documentcode PL2000-2020187656 van de eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Walcheren, gesloten 23 juli 2020 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 23).
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juni 2020 (pagina’s 3 – 4), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [aangever] namens de Nationale Politie;
(pagina 3)
Op 1 juni 2020, tussen 22:26 en 23:20 uur, waren enkele politiemedewerkers aanwezig in het pand aan de [adres 5] . Zij bevonden zich hier ter hulpverlening. Tijdens het verlenen van hulp in het pand, lieten de politiemedewerkers de bonk achter op het trottoir voor de deur van de [adres 5] . Toen zij na de afhandeling van het incident vertrokken, zagen zij dat de bonk was weggemaakt.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2020 (pagina 5), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 2] ;
Op maandag 1 juni 2020, omstreeks 23:05 uur, kwam op het Instagram account van de wijkagenten [plaats] het volgende bericht binnen:
"Goedenavond, momenteel is er een inval gaande in de [adres 5] . Nieuwsgierig als ik ben zit ik een beetje door de straat te staren en zie dat een meneer (zie filmpje) jullie ram mee neemt om die deur in te beuken., ik neem aan dat jullie die terug willen dus heb het gefilmd, hoop dat het helpt."
Ik zag op de video een man op een kleine BMX fiets staan op het trottoir voor de geopende deur van een pand dat ik herken als [adres 5] . De man voert vanaf het pand [adres 5] een zogenaamde bonk mee in zijn linkerhand. Met een bonk bedoel ik een werktuig bedoeld om een gesloten deur mee open te slaan.
De man die de bonk weg maakt, toont qua houding en postuur zeer sterke gelijkenis met de mij ambtshalve [verdachte] . Ik ken [verdachte] door mijn werkzaamheden als wijkagent als een persoon die veelvuldig diefstallen pleegt om in zijn verslaving te voorzien. Ik heb [verdachte] in de week voorafgaand nog op een soortgelijke fiets zien rijden als op de camerabeelden te zien is.
3.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 22 juni 2020 (pagina’s 7 – 8), inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van [verbalisant 4] ;
(pagina 7)
Op 7 juni 2020 kreeg ik per mail een filmpje toegestuurd van collega [verbalisant 2] . Daarbij werd op basis van de volgende informatie en beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
De persoon en op still 1 herken ik als:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Ik ken hem als zijnde een man genaamd [verdachte] vanuit mijn werkzaamheden als wijkagent en vanuit mijn rol als coördinator van de gebiedsverboden in [plaats] . [verdachte] werd in verband met het veroorzaken van overlast en het plegen van strafbare feiten, waaronder fietsendiefstallen, meerdere malen een gebiedsverbod opgelegd door de gemeente [plaats] . Ik heb daarom veel persoonlijk contact met [verdachte] gehad. Op het filmpje is te zien dat [verdachte] zich verplaatst op een crossfiets. Ik heb [verdachte] regelmatig op een dergelijke crossfiets zien fietsen. Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur, zijn lengte, gezichtsvorm, en houding. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Ik herkende [verdachte] aan zijn spitse gezicht, waarbij zijn neus ook spits te noemen is.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de bewegende beelden zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
Aanvullende bewijsoverweging
Dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, volgt uit bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd. De bewezenverklaring van feit 1 met parketnummer 02-305551-19 en het feit met parketnummer 02-190644-20 is mede gebaseerd op de herkenning van verbalisanten. Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht het hof deze herkenning betrouwbaar. Het gaat niet om een herkenning enkel op basis van stills zoals de verdediging heeft aangevoerd, maar mede om een herkenning op basis van camerabeelden, waarvan stills in het dossier zijn gevoegd. Bovendien kenden de verbalisanten verdachte tevoren op grond van hun functie als wijkagent en hebben zij veelal ook nog aangegeven waarop zij hun herkenning baseerden.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is een geheel voorwaardelijke straf bepleit. Recentelijk zijn volgens de raadsvrouw tal van zaken afgedaan die zien op de periode 2013 tot 2021 waarbij de verdachte slechts is veroordeeld tot een gevangenisstraf welke gelijk is aan het voorarrest. Wanneer de onderhavige feiten gelijktijdig met deze zaken zouden zijn afgedaan, was er waarschijnlijk geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fiets, een tas met inhoud en een bonk of deurrammer van de politie. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Dergelijk handelen levert voor alle betrokkenen veel overlast en ergernis op.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 december 2021, waaruit blijkt dat hij eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van gelijksoortige delicten. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat de verdachte na het plegen van onderhavige feiten opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden. Daarbij heeft het hof tevens de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van diefstallen, in aanmerking genomen.
Aanvulling toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof voegt aan de door de rechtbank aangehaalde artikelen artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toe.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf, en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, inclusief de in eerste aanleg opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 28 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.