In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de bekrachtiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de man het recht op omgang met zijn kinderen is ontzegd en het gezag over de kinderen is gewijzigd naar eenhoofdig gezag voor de vrouw. De zaak betreft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die respectievelijk in 2009 en 2012 zijn geboren. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in zijn beroepschrift verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, terwijl de vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om het hoger beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De kinderen wonen bij de vrouw en hebben sinds oktober 2018 geen contact meer met de man. De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vrouw toekomt, en dat de man voor onbepaalde tijd het recht op omgang met de kinderen is ontzegd. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag bij de vrouw blijft. De man heeft geen inzicht getoond in de impact van zijn gedrag op de kinderen en de vrouw, en de kinderen hebben behoefte aan rust en duidelijkheid. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.