ECLI:NL:GHSHE:2022:770

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
200.302.619_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling tussen vader en kinderen na jarenlange strijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vader had verzocht om de bestaande zorgregeling, die was vastgesteld in een eerdere beschikking van de rechtbank, te wijzigen. De rechtbank had op 20 september 2021 bepaald dat de verdeling van vakanties en feestdagen zou blijven zoals eerder vastgesteld. De vader, die al jaren in conflict was met de moeder over de zorg voor de kinderen, stelde dat een vaste zorgregeling niet meer in het belang van de kinderen was. Hij gaf aan dat de kinderen op dit moment geen contact met hem wilden en dat hij hen rust wilde bieden door geen zorgregeling meer vast te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2022 werd duidelijk dat de kinderen sinds augustus 2021 geen contact meer hadden gehad met de vader. De GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant) voerde aan dat een zorgregeling stabiliteit biedt en de relatie tussen de vader en de kinderen activeert. De moeder bevestigde dat de kinderen teleurgesteld waren in de vader en momenteel niet naar hem toe wilden. Het hof overwoog dat de jarenlange strijd tussen de ouders en de huidige situatie van de kinderen, die geen contact meer wilden met de vader, leidde tot de conclusie dat het vaststellen van een zorgregeling voor vakanties en feestdagen niet meer in het belang van de kinderen was.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze de zorgregeling voor vakanties en feestdagen handhaafde, en heeft bepaald dat er geen zorgregeling meer zal gelden voor deze periodes. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 maart 2022
Zaaknummer: 200.302.619/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/374300/ JE RK 21-1378
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Y.W.A.M. van der Koelen,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en tevens kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
Deze zaak gaat over de volgende kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
[de moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 november 2021, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de beschikking van 20 september 2021 in stand blijft, met uitzondering van de verdeling van de vakanties en feestdagen, zoals vastgelegd in de beschikking van 2 mei 2021 – naar het hof begrijpt 2 mei 2017 – en te bepalen dat er geen vaste zorg- en contactregeling zal gelden gedurende de vakanties en feestdagen, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof gezien de gegeven omstandigheden in het belang van de kinderen acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 december 2021, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en voormelde beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van der Koelen;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de moeder.
2.3.1.
De raad heeft het hof per brief op 30 november 2021 meegedeeld niet op de mondelinge behandeling te verschijnen.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 september 2021;
  • de aanvullende stukken die de advocaat van de vader heeft ingediend, d.d. 24 januari 2022.

3.De beoordeling

3.1.
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2.
De rechtbank heeft op 2 mei 2017 een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld. Op grond van deze verdeling is de vader – voor zover in hoger beroep van belang – onder andere gerechtigd tot het hebben van contact met de kinderen gedurende de vakanties, feest- en bijzondere dagen, conform productie 5, die is aangehecht aan die beschikking.
3.3.
Op 25 november 2019 zijn de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 25 mei 2022.
3.4.
De GI heeft de kinderrechter op 18 augustus 2021 verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling de op 2 mei 2017 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, met uitzondering van de regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de verdeling van vakanties en feestdagen blijft zoals die is vastgelegd in de beschikking van 2 mei 2021 – naar het hof begrijpt 2 mei 2017 –, waar productie 5 is aangehecht.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De vader voert in zijn beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan. De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken verloopt al jaren niet goed. Er zijn voortdurend conflicten geweest bij de uitvoering van de zorgregeling. Deze conflicten zijn niet in het belang van de kinderen.
De moeder heeft eraan bijgedragen dat de verhouding tussen de vader en de kinderen inmiddels zo slecht is dat de vader wenst dat er geen zorgregeling meer wordt bepaald.
De vader wil alleen nog contact met de kinderen als het initiatief daartoe van de kinderen komt. Een vaststaande regeling leidt continu tot discussies en dit is niet in het belang van de kinderen. De vader beoogt hiermee de kinderen uit de strijd te halen en voor hen rust te creëren.
De kinderen willen op dit moment geen contact met de vader. De vader legt zich hierbij neer. Na zes jaar strijd is de rek eruit. De vader heeft besloten om uit deze strijd te gaan, niet in de laatste plaats omdat de jarenlange strijd inmiddels tot gevolg heeft dat hij zich momenteel heeft ziekgemeld op zijn werk. De advocaat van de vader heeft de GI geïnformeerd dat de vader als gevolg van een burn-out niet in staat was om de kinderen in de herfstvakantie op te halen. De GI heeft de vader daarop gevraagd een excuusbrief aan de kinderen te sturen om op die manier uitleg te geven waarom hij heeft gekozen niet mee te werken aan de vastgestelde zorgregeling. De vader heeft dit niet gedaan. Het is onduidelijk of de GI de kinderen heeft geïnformeerd over de reden dat de vader hen in de herfstvakantie niet op kon komen halen. Door de houding van de GI verslechtert de situatie tussen de vader en de kinderen.
3.8.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan. Het doel van het vaststellen van een zorgregeling in een beschikking is tweeledig.
Enerzijds geeft een vastgestelde zorgregeling stabiliteit aan de contactmomenten met de vader. Anderzijds wordt ook de relatie tussen de vader en de kinderen actief gehouden. Hierdoor behoudt de vader een duidelijke positie in het leven van de kinderen, wat bijdraagt aan hun identiteitsontwikkeling.
De contactmomenten zijn al geminimaliseerd tot de vakanties en feestdagen. Het is niet in het belang van de kinderen als het initiatief tot contact met de vader volledig op de schouders van de kinderen komt te rusten.
Tot aan de herfstvakantie was er wekelijks telefonisch contact tussen de vader en de kinderen. Conform de beschikking van de rechtbank zouden de kinderen in de herfstvakantie bij de vader zijn. De vader heeft via zijn advocaat, aan de advocaat van de moeder laten weten dat hij de kinderen niet ophaalt in de herfstvakantie. De vader heeft dit niet zelf gecommuniceerd naar de kinderen, waardoor de kinderen er vanuit gingen dat zij door de vader opgehaald zouden worden. De kinderen waren hierdoor erg teleurgesteld in de vader en hebben tot op heden niet de behoefte gevoeld om contact met hem op te nemen.
De kinderen hebben in november 2021 aan de voormalige jeugdbeschermer kenbaar gemaakt dat zij op dit moment niet meer naar de vader willen. Ze hebben daarbij wel aangegeven dat ze de vakanties bij de vader missen, met name het verblijf bij grootouders vaderszijde tijdens deze vakanties.
3.9.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd.
Sinds augustus 2021 hebben de kinderen hun vader niet meer gezien. Op dit moment willen de kinderen niet meer naar de vader toe, omdat zij teleurgesteld zijn in hem. Als de vastgestelde zorgregeling wordt losgelaten en de kinderen zelf kunnen bepalen wanneer zij naar de vader gaan, gaan ze waarschijnlijk niet meer naar hem toe. Er bestaat wel een behoefte vanuit de kinderen om contact te hebben met de familie van de vader. De kinderen hebben een goede band met grootouders vaderszijde.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter (en in hoger beroep het hof) voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
3.10.2.
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de huidige zorgregeling niet wordt nageleefd. De kinderen weten door het niet naleven van de zorgregeling niet waar zij aan toe zijn en dat zorgt bij hen voor onrust en onduidelijkheid. De kinderen hebben sinds augustus 2021 in het geheel geen contact meer met de vader en hebben tegen de GI gezegd dat zij dat op dit moment ook niet willen.
Daarnaast is er sprake van een forse strijd tussen de ouders. Ondanks dat er sinds 2016 diverse vormen van hulpverlening zijn ingezet heeft dit niet geleid tot verbetering van de onderlinge verhouding tussen de ouders. Op dit moment is er geen hulpverlening meer ingezet vanuit de GI en blijkens de beschikking tot verlenging van de ondertoezichtstelling is het de bedoeling dat de GI zich de komende maanden steeds meer terugtrekt en de hulp verder in een vrijwillig kader zal worden verleend.
Het is van belang dat er rust komt voor zowel de kinderen als de ouders. De vader wil de kinderen deze rust ook gunnen door hen uit de strijd te halen en geen vaste zorgregeling meer vast te laten stellen. Daarnaast heeft de vader het hof ervan overtuigd dat hij op dit moment niet (meer) in staat is uitvoering te geven aan een vastgestelde zorgregeling.
Al het voorgaande in acht genomen is het hof van oordeel dat het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen voor (alleen) de vakanties en feestdagen op dit moment niet meer in het belang van de kinderen is.
3.10.3.
Het voorgaande laat onverlet dat het hof het betreurt dat de strijd tussen partijen ervoor heeft gezorgd dat er thans geen sprake meer kan zijn van een vastgestelde zorgregeling met de vader en dat de band tussen de vader en de kinderen door die jarenlange strijd beschadigd lijkt te zijn. Het hof wil beide ouders nadrukkelijk meegeven dat indien de kinderen op enig moment kenbaar maken weer behoefte te hebben aan contact met de vader of diens familie, de ouders zich zoveel als mogelijk dienen in te spannen dit te realiseren.
3.10.4.
Helaas werd op de mondelinge behandeling niet duidelijk of de GI de kinderen op de hoogte heeft gesteld van de persoonlijke situatie van de vader en de reden dat hij hen in de herfstvakantie niet heeft opgehaald. Het had op de weg van de GI gelegen om de zittingsvertegenwoordiger, als dan niet via de voormalig jeugdbeschermer van voldoende informatie te voorzien om het hof tijdens de mondelinge behandeling nader te kunnen informeren. Dit klemt temeer nu de GI in deze zaak oorspronkelijk verzoeker en thans verweerder is. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat zij op een zorgvuldige manier kennis nemen van de situatie van hun vader en zijn beslissing om zich terug te trekken.
3.10.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, doch uitsluitend voor zover de rechtbank in deze beschikking heeft bepaald dat de verdeling van de vakanties en feestdagen blijft zoals deze is vastgelegd in de beschikking van 2 mei 2017, waar productie 5 is aangehecht.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 september 2021, doch uitsluitend voor zover de rechtbank in deze beschikking heeft bepaald dat de verdeling van de vakanties en feestdagen blijft zoals deze is vastgelegd in de beschikking van 2 mei 2017;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank van 2 mei 2017 en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt geen zorgregeling vast voor de vakanties en feestdagen tussen de vader en [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en K.A. Boshouwers en is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.