Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
-
[de moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder.
locatie [locatie] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. Van der Koelen;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de moeder.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 september 2021;
- de aanvullende stukken die de advocaat van de vader heeft ingediend, d.d. 24 januari 2022.
3.De beoordeling
De moeder heeft eraan bijgedragen dat de verhouding tussen de vader en de kinderen inmiddels zo slecht is dat de vader wenst dat er geen zorgregeling meer wordt bepaald.
De vader wil alleen nog contact met de kinderen als het initiatief daartoe van de kinderen komt. Een vaststaande regeling leidt continu tot discussies en dit is niet in het belang van de kinderen. De vader beoogt hiermee de kinderen uit de strijd te halen en voor hen rust te creëren.
Enerzijds geeft een vastgestelde zorgregeling stabiliteit aan de contactmomenten met de vader. Anderzijds wordt ook de relatie tussen de vader en de kinderen actief gehouden. Hierdoor behoudt de vader een duidelijke positie in het leven van de kinderen, wat bijdraagt aan hun identiteitsontwikkeling.
De contactmomenten zijn al geminimaliseerd tot de vakanties en feestdagen. Het is niet in het belang van de kinderen als het initiatief tot contact met de vader volledig op de schouders van de kinderen komt te rusten.
Tot aan de herfstvakantie was er wekelijks telefonisch contact tussen de vader en de kinderen. Conform de beschikking van de rechtbank zouden de kinderen in de herfstvakantie bij de vader zijn. De vader heeft via zijn advocaat, aan de advocaat van de moeder laten weten dat hij de kinderen niet ophaalt in de herfstvakantie. De vader heeft dit niet zelf gecommuniceerd naar de kinderen, waardoor de kinderen er vanuit gingen dat zij door de vader opgehaald zouden worden. De kinderen waren hierdoor erg teleurgesteld in de vader en hebben tot op heden niet de behoefte gevoeld om contact met hem op te nemen.
De kinderen hebben in november 2021 aan de voormalige jeugdbeschermer kenbaar gemaakt dat zij op dit moment niet meer naar de vader willen. Ze hebben daarbij wel aangegeven dat ze de vakanties bij de vader missen, met name het verblijf bij grootouders vaderszijde tijdens deze vakanties.
Daarnaast is er sprake van een forse strijd tussen de ouders. Ondanks dat er sinds 2016 diverse vormen van hulpverlening zijn ingezet heeft dit niet geleid tot verbetering van de onderlinge verhouding tussen de ouders. Op dit moment is er geen hulpverlening meer ingezet vanuit de GI en blijkens de beschikking tot verlenging van de ondertoezichtstelling is het de bedoeling dat de GI zich de komende maanden steeds meer terugtrekt en de hulp verder in een vrijwillig kader zal worden verleend.
Het is van belang dat er rust komt voor zowel de kinderen als de ouders. De vader wil de kinderen deze rust ook gunnen door hen uit de strijd te halen en geen vaste zorgregeling meer vast te laten stellen. Daarnaast heeft de vader het hof ervan overtuigd dat hij op dit moment niet (meer) in staat is uitvoering te geven aan een vastgestelde zorgregeling.
Al het voorgaande in acht genomen is het hof van oordeel dat het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen voor (alleen) de vakanties en feestdagen op dit moment niet meer in het belang van de kinderen is.