Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
2).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, die op 29 juli 2021 had bepaald dat het huurrecht aan de man, verweerder in hoger beroep, werd toegekend. De vrouw betoogde dat haar belang bij het huurrecht groter was dan dat van de man, omdat zij met haar kinderen in de woning woonde en de man psychische klachten had. De man daarentegen stelde dat hij al lange tijd in Nederland woonde, een goede band met zijn kinderen had en dat zijn psychische klachten hem niet in de weg stonden om een alternatieve woonruimte te vinden.
Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Het hof oordeelde dat de man meer verbonden was met de woning, mede omdat hij al zes jaar ingeschreven stond bij de woningbouwvereniging en de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd had. De man had ernstige psychische klachten, waarvoor hij behandeld werd, en het hof oordeelde dat een stabiele leefsituatie van groot belang was voor zijn behandeling. De vrouw had daarentegen een onzekere verblijfsstatus in Nederland, wat haar belang bij het huurrecht verzwakte. Het hof concludeerde dat de man meer belang had bij het huurrecht en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in zaken van huurrecht na echtscheiding, waarbij de persoonlijke omstandigheden van beide partijen zwaar wegen.