ECLI:NL:GHSHE:2022:768

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
200.298.177_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om partneralimentatie na echtscheiding met internationale aspecten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek om partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 3 augustus 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 mei 2021, waarin de echtscheiding was uitgesproken en een partneralimentatie van € 121,22 per maand was vastgesteld. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft op 14 oktober 2021 een verweerschrift ingediend en haar advocaat is verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2022, terwijl de vrouw zelf niet aanwezig was.

Het hof heeft vastgesteld dat de man na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aanspraak kan maken op een gedeelte van de pensioenuitkering van de vrouw, wat zijn aanvullende behoefte dekt. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen grond bestaat voor partneralimentatie. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen, met de overweging dat de vrouw ook aanspraak kan maken op de US Social Security Benefits uitkering, die haar huwelijksgerelateerde behoefte dekt. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt de internationale aspecten van de zaak, gezien de verschillende nationaliteiten van de partijen en de betrokkenheid van Amerikaanse uitkeringen. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, en dat de omstandigheden van de man en vrouw, inclusief hun woonlasten en inkomsten, niet voldoende zijn om een aanspraak op partneralimentatie te rechtvaardigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.298.177/01
zaaknummer rechtbank : C/01/358971 / FA RK 20-2420
beschikking van de meervoudige kamer van 10 maart 2022
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten),
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.T.P. Tielemans te Eindhoven,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.H.A.J. Slaats te Eindhoven.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 4 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 3 augustus 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 mei 2021.
2.2.
De vrouw heeft op 14 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 11 januari 2022 plaatsgevonden. De man (via een beeldverbinding) en zijn advocaat zijn verschenen. De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, wel verschenen is haar advocaat.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van:
  • het V6-formulier van 7 september 2021 van de advocaat van de man, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 6 april 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van 31 december 2021 van de advocaat van de vrouw;
  • het V6-formulier met bijlagen van 10 januari 2022 van de advocaat van de man.
2.4.1.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een brief met bijlagen van 11 februari 2022 van mr. Tielemans. Deze brief met bijlagen is door mr. Tielemans toegezonden met toestemming van mr. Slaats.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 29 oktober 2013 in de Verenigde Staten.
3.3.
Bij beschikking van 4 mei 2021 (de bestreden beschikking) is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is in januari 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1.
In de bestreden beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) van de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand bepaald op € 121,22 per maand.
4.2.
De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de daarin vastgestelde partneralimentatie en opnieuw rechtdoende te bepalen dat hij met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw een partneralimentatie moet betalen van € 00,-, althans een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof in goede justitie juist acht, kosten rechtens.
4.2.1.
De grief van de man ziet op zijn woonlast. De man voert aan dat er door de rechtbank ten onrechte is gerekend met een gemiddelde basishuur van € 235,- per maand in plaats van zijn werkelijke woonlast van 1.050,- US Dollar per maand. Dit bedrag is inclusief gas, water en licht. De dochter van de man heeft het huurcontract destijds meegetekend, omdat het inkomen van de man te laag was volgens de verhuurder. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat hij zijn appartement per 31 januari 2022 moet verlaten omdat het gebouw een nieuwe eigenaar heeft. De man heeft nog geen andere woonruimte gevonden.
4.3.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij verzoekt het door de man ingestelde hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen, kosten rechtens.
4.3.1.
De vrouw betwist dat de door de man gestelde woonlasten. Deze woonlasten zijn niet aangetoond en niet waarschijnlijk, gelet op het door hem gestelde inkomen. Een hogere woonlast is volgens de vrouw een aanwijzing dat de man meer inkomen geniet in de Verenigde Staten dan dat hij tot nu toe inzichtelijk heeft gemaakt.
4.4.
Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Het hof stelt allereerst vast dat de man geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de in de bestreden beschikking uitgesproken echtscheiding. Het hoger beroep van de man ziet alleen op de in de bestreden beschikking vastgestelde partneralimentatie.
Rechtsmacht
5.2.
De man heeft de Amerikaanse nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
Partneralimentatie
5.3.
In de bestreden beschikking is de huwelijksgerelateerde behoefte berekend op
€ 1.384,10 netto per maand. De aanvullende behoefte van de vrouw is berekend op € 554,20 netto per maand. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door de advocaten van partijen toegelicht dat nog wordt onderzocht of de vrouw ook na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aanspraak kan maken op de US Social Security Benefits uitkering. Als dit namelijk het geval is, zijn partijen het er over eens dat hiermee de aanvullende behoefte van de vrouw wordt gedekt en er geen grond bestaat voor partneralimentatie.
5.4.
Uit de brief van 11 februari 2022 en de bijgevoegde producties volgt dat inmiddels voor partijen vaststaat dat de vrouw ook na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aanspraak kan blijven maken op de US Social Security Benefits uitkering. De vrouw is niet bereid om haar in eerste aanleg gedane verzoek om partneralimentatie in te trekken, omdat zij twijfelt aan de woonlast van de man en zij ervan overtuigd is dat de man geen volledig inzicht geeft in zijn inkomsten. Om die reden wenst zij een beslissing van het hof.
5.5.
De vraagtekens die de vrouw stelt bij de woonlast en de inkomsten van de man, laat naar het oordeel van het hof onverlet dat tijdens de mondelinge behandeling voor partijen vast stond dat er geen grond bestaat voor partneralimentatie als de vrouw ook na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aanspraak kan maken op de US Social Security Benefits uitkering. Met deze uitkering werd immers voorzien in de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw. Tijdens de mondelinge behandeling is namens de vrouw in dat verband ook nadrukkelijk gesteld dat als zij aanspraak kan blijven maken op de US Social Security Benefits uitkering, zij haar verzoek in eerste aanleg om partneralimentatie zou intrekken. Bovenstaande betekent dat er geen grond is voor een aanspraak op partneralimentatie. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw alsnog afwijzen.

6.De slotsom

6.1.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en het verzoek van de vrouw in eerste aanleg om partneralimentatie afwijzen.
6.2.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 4 mei 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de vrouw om partneralimentatie;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en M.I. Peereboom-Van Drunick en is op 10 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.