ECLI:NL:GHSHE:2022:764

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
200.296.707_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en zorgregeling voor minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het gezamenlijk gezag over hun drie minderjarige kinderen werd gehandhaafd. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. Verstraten, verzoekt het hof om haar alleen het ouderlijk gezag toe te kennen, omdat zij van mening is dat de vader, die de Turkse nationaliteit heeft, niet meewerkt aan de hulpverlening en dat dit in het belang van de kinderen niet langer vol te houden is. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.D.D. Burhenne, verzet zich hiertegen en stelt dat er geen reden is om af te wijken van het gezamenlijk gezag, aangezien er geen wijziging van omstandigheden is.

De mondelinge behandeling vond plaats op 20 januari 2022, waarbij de moeder niet aanwezig was. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder rapporten van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat de samenwerking tussen de ouders problematisch is, maar dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken. Het hof wijst het verzoek van de moeder af en handhaaft het gezamenlijk gezag, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De vader heeft ook verzoeken gedaan voor een zorg- en contactregeling, maar het hof oordeelt dat dit op dit moment niet kan worden vastgesteld, gezien de huidige situatie en de rol van de GI.

De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof en openbaar uitgesproken op 10 maart 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 maart 2022
Zaaknummer: 200.296.707/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/276591 /FA RK 20-1279
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
verblijvende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.H.M. Verstraten,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.J.D.D. Burhenne.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
Als informant in de onderhavige zaak wordt aangemerkt:
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Limburg,
Locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 juli 2021, heeft de moeder het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft het gezamenlijk gezag en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen wordt belast. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 augustus 2021, heeft de vader het hof verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel om het beroepschrift van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen en de bestreden beschikking voor zover hierin het gezamenlijk gezag van partijen in stand is gebleven, te bekrachtigen.
Tevens heeft de vader incidenteel hoger beroep ingesteld en het hof verzocht te bepalen:
  • dat de moeder één keer per maand een verslag naar de vader dient te sturen waarin wordt medegedeeld hoe het met ieder kind gaat, of er medische bijzonderheden zijn, hoe het kind het op school doet, wat het kind in de vrije tijd doet en dat deze verslagen vergezeld moeten gaan van een recente foto van ieder kind, en dat de moeder (en de gezinsvoogdijinstelling) de vader dient te consulteren bij gewichtige aangelegenheden betreffende de kinderen dan wel dat het hof de moeder (en de gezinsvoogdijinstelling) een andere informatie- en consultatieverplichting oplegt;
  • dat de bestreden beschikking wordt vernietigd voor zover hierin is bepaald dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (de omgang tussen de vader en de kinderen) onder regie van de gecertificeerd professional (gezinsvoogd) plaatsvindt en dat het hof daarvoor in de plaats bepaalt dat het contact tussen de vader en de kinderen hersteld dient te worden, dat de vader en de kinderen één keer per maand een kaartje met een cadeautje mag sturen en dat het hof de raad verzoekt om te adviseren over de wijze waarop het contact tussen hem en de kinderen hersteld kan worden zodat een nog nader te bepalen zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen kan worden vastgesteld.
Kosten rechtens.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep met productie, ingekomen ter griffie op 23 september 2021, heeft de moeder het hof verzocht om de verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de grieven in het incidenteel hoger beroep af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover hierin is bepaald dat de contacten tussen de vader en de kinderen zullen plaatsvinden onder regie van de gecertificeerd professional waarbij het tempo van de kinderen medebepalend zal zijn.
Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Verstraten (via CMS);
-de vader, bijgestaan door mr. Burhenne;
- de GI vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.3.1.
De moeder is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
Namens de raad is, met bericht van verhindering van 18 januari 2022, geen vertegenwoordiger tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.3.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige Rauf in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 20 oktober 2021;
- het raadsrapport van 23 juni 2020, ingekomen ter griffie van het hof op 23 september 2021;
- het V6-formulier van de advocaat van de vader (met als bijlage het proces-verbaal in van de mondelinge behandeling in eerste aanleg) d.d. 12 januari 2022.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
De vader heeft de Turkse nationaliteit en de moeder heeft de Nederlandse nationaliteit.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
3.2.
Partijen zijn op 7 april 1999 te [plaats] met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
Hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
3.3.
Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juli 2020 heeft de rechtbank de kinderen onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 14 juli 2020 tot 14 juli 2021. Daarnaast is machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de moeder, met ingang van 14 juli 2020 tot 14 juli 2021. Deze uitspraak is bekrachtigd door het onderhavige hof bij beschikking van 7 januari 2021.
3.3.1.
De machtigingen zijn nadien bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, verlengd van 24 juni 2021 tot 14 juli 2022.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 2 augustus 2021 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder zal zijn en het verzoek van de moeder om te bepalen dat na echtscheiding alleen aan haar het ouderlijk gezag toekomt, afgewezen.
3.5.
De moeder en de vader kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert - kort samengevat - aan dat het eenhoofdig gezag aan haar dient te worden toegekend. Hoewel het juist is dat de moeder aanvankelijk heeft ingestemd met gezamenlijk gezag benadrukt zij dat zij dit heeft gedaan omdat de vader had aangegeven mee te zullen werken met de hulpverlening rondom de kinderen. Dit laatste heeft hij echter niet gedaan. Omdat de vader weigert samen te werken en blijft aangeven dat er niets met de kinderen aan de hand is, verloopt de hulpverlening rondom de kinderen niet goed.
Ook vanuit de GI is aangegeven dat er met de vader geen constructieve samenwerking mogelijk is. Dit maakt dat het niet in het belang van de kinderen is dat partijen thans gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast blijven. De kinderen dreigen hierdoor klem en verloren te raken en dit dient te worden voorkomen.
3.7.
De vader voert - kort samengevat - aan dat er geen reden is om af te wijken van de wettelijke hoofdregel dat beide ouders het gezag dragen over de kinderen. De moeder heeft tijdens de procedure in eerste aanleg aangegeven dat zij kon instemmen met gezamenlijk gezag. Sindsdien is er volgens de vader geen sprake van een wijziging van omstandigheden. Ook zijn er sindsdien geen voorvallen geweest die samenhangen met het gezamenlijk gezag. Bovendien ontkent de vader de beschuldigingen van de moeder dat hij de hulpverlening rondom de kinderen zou hebben vertraagd.
Hoewel het juist is dat hem werd gevraagd om toestemming te geven voor hulp voor de kinderen was niet duidelijk welke hulp dit was. Ondanks vragen daarover kreeg de vader geen antwoord hierop. Ook in het door de moeder gestarte kort geding werd niet benoemd waar de vervangende toestemming op zag. De zaak is vervolgens aangehouden om achter deze informatie te komen. Nadat de vader deze informatie ontvangen had heeft hij hiervoor alsnog zijn toestemming gegeven.
De moeder onderbouwt volgens de vader onvoldoende dat hij niet samenwerkt met de GI, hij
de hulpverlening rondom de kinderen frustreert doordat hij het gezag heeft en daar niet op de juiste wijze invulling aangeeft, de noodzakelijke hulpverlening niet goed verloopt door zijn toedoen en dat het zogenoemde klem of verloren criterium aan de orde is.
3.8.
De vader heeft in zijn incidenteel hoger beroep verwoord dat hij - in het geval het hof het verzoek van de moeder toewijst - door de moeder wil worden geïnformeerd over de kinderen. Hij hoort nauwelijks iets over de kinderen en heeft ook geen foto’s ontvangen sinds het vertrek van de moeder. Daarnaast verzoekt hij het hof om te bepalen dat er een zorg- en contactregeling zal bestaan tussen hem en de kinderen. Er vindt nu geen contact plaats. Hij ziet de kinderen niet, hij mag niet beeldbellen of gewoon bellen, ook mag de vader de kinderen geen kaartje sturen. Hij vermoedt dat de moeder de kinderen negatief voedt. De vader maakt zich zorgen over de kinderen.
Er dient volgens de vader een andere GI de regie te krijgen over het contactherstel met de kinderen. Hij verzoekt het hof om de een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden tot contactherstel tussen de vader en de kinderen alsmede over welke regeling tussen de vader en de kinderen kan worden vastgesteld.
3.9.
De moeder heeft in haar verweer op de verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep in de eerste plaats benadrukt dat er op dit moment nog een procedure loopt bij de rechtbank inzake een verzoek van de vader om de gezinsvoogd te wijzigen.
Verder verzoekt zij het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren nu de moeder, via de gezinsvoogd, de vader op de hoogte stelt omtrent het welzijn van de kinderen.
Wat betreft het contact tussen de vader en de kinderen is de moeder afhankelijk van de hulpverlening. Zolang de hulpverlening van de kinderen geen goedkeuring aan contactherstel heeft gegeven kan de moeder hier niet mee instemmen. Er is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden voor een vorm van contactherstel tussen de vader en de kinderen. Als hieruit volgt dat er contact mogelijk is tussen de vader en de kinderen dan staat de moeder hier voor open.
Een raadsonderzoek acht de moeder op dit moment niet noodzakelijk; er is al volop hulpverlening en er is al gestart met het onderzoek naar eventuele mogelijkheden van contactherstel tussen de vader en de kinderen.
Het verzoek van de vader om te komen tot een zorg- en contactregeling dient te worden afgewezen nu alleen de betrokken gezinsvoogd en de hulpverlening degenen zijn die kunnen beoordelen of en op welke wijze er eventueel contact tussen de vader en de kinderen kan plaatsvinden.
3.10.
De GI heeft ter mondelinge behandeling van het hof desgevraagd aangegeven geen stelling in te nemen ten aanzien van het gezag. De GI heeft zorgen over de kinderen. Er wordt nu Multisysteem Therapie (MST) ingezet Het verloop hiervan is nog niet bekend.
Ten aanzien van het contactherstel tussen de vader en de kinderen wil de GI de hulp van Pandor Jeugdzorg inzetten. Administratieve problemen hebben echter voor vertraging gezorgd. Ook wil de GI de diagnostische onderzoeken van de kinderen (uitgevoerd door [instantie]) afwachten voordat de GI begint aan een contactherstel tussen de vader en de kinderen. De GI verwacht medio februari 2022 met voornoemde trajecten te kunnen starten. De slechte verstandhouding tussen de ouders is zorgelijk, het is volgens de GI echter niet zo dat de kinderen daarom klem of verloren raken. Desgevraagd heeft de GI verklaard dat de vader geen medewerking heeft geweigerd.
3.11.
Het hof overweegt het volgende.
3.11.1.
Het hof acht zich, voor zover de vader heeft verzocht om een onderzoek naar de mogelijkheden tot contactherstel tussen hem en de kinderen, op grond van de stukken en mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een onderzoek te gelasten.
Ouderlijk gezag
3.11.2.
Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
Ingevolge artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.11.3.
.Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.11.4.
Het hof is van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar alleen met het ouderlijk gezag te belasten, moet worden afgewezen. Het hof komt hiertoe op grond van het volgende.
Partijen komen recent uit een relatie waarin sprake was van huiselijk geweld. Omdat er al geruime tijd zorgmeldingen waren over de kinderen is er medio 2020 een raadsonderzoek geweest. Dit heeft geleid tot een ondertoezichtstelling voor de kinderen. Ook zijn de kinderen toen middels een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder geplaatst. De moeder verblijft met de kinderen op een geheime locatie.
Hoewel de moeder aanvankelijk in de procedure in eerste aanleg om het eenhoofdig gezag had verzocht heeft zij dit verzoek later - ten tijde van de bestreden beschikking - ingetrokken.
Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling van het hof is naar voren gekomen, blijkt dat de samenwerking tussen de ouders (dan wel de samenwerking tussen de vader en de GI) sindsdien niet zonder strubbelingen is verlopen. De verstandhouding tussen de ouders is slecht. Op dit moment kan naar het oordeel van het hof echter niet vastgesteld worden dat aan de wettelijke criteria van artikel 1:251a lid 1 BW is voldaan. Het gezamenlijk gezag na echtscheiding heeft nog geen vorm kunnen krijgen.
Als er al sprake is van een situatie waarin de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, dan is het niet uitgesloten dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Temeer nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI hulp heeft ingezet door middel van een onderzoek door [instantie] en zij ook bezig is om het traject via Pandor Jeugdzorg, gericht op contactherstel, zo snel als mogelijk te laten beginnen.
De vader en de moeder moeten - in het belang van hun kinderen – de komende tijd alle medewerking verlenen aan de hulp die de GI biedt. De GI kan beide ouders aanspreken als zij niet met de GI meewerken. Beide ouders hebben het gezag, maar de moeder is de hoofdopvoeder en de vader moet met de moeder meewerken bij het nemen van beslissingen.
Informatieregeling
3.12.1
De vader heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat zijn verzoek om een informatieregeling bedoeld is als voorwaardelijk verzoek, voor het geval het gezamenlijk gezag beëindigd zou worden. Nu het hof het gezamenlijk gezag in stand zal houden komt het hof niet toe aan een beoordeling van dit verzoek en zal dit worden afgewezen.
Zorgregeling
3.13.1.Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.13.2.
De vader heeft aanvankelijk in eerste aanleg de rechtbank verzocht om een zorgregeling vast te stellen waarbij bepaald wordt dat de zorgregeling onder de regie van de GI plaatsvindt en waarbij het tempo van de kinderen bepalend zal zijn. De rechtbank heeft conform dit verzoek beslist.
Gebleken is dat er op dit moment geen omgang is tussen de vader en de kinderen omdat de GI nader onderzoek bij de kinderen wil afwachten. Duidelijk is wel dat de GI doende is om een herstel van de contacten tussen de vader en de kinderen in de nabije toekomst in gang te zetten. Mede gelet hierop is niet gebleken dat het contact dan wel een zorgregeling op dit moment meer concreet kan worden ingevuld. De door de GI in gang gezette trajecten dienen te worden afgewacht. Daarbij is de GI verantwoordelijk om een en ander in het belang van de kinderen te organiseren en zijn beide ouders verantwoordelijk om loyaal mee te werken. Het hof wijst het verzoek van de vader in het incidenteel hoger beroep derhalve af.
3.14.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
3.15.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 april 2021 voor zover het betreft de daarin genomen beslissing ten aanzien van het ouderlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, A.M. Bossink, E.H. Schijven-Bours en is op 10 maart 2022 uitgesproken in het openbaar door A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.