ECLI:NL:GHSHE:2022:731

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
200.276.849_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht; Verbintenissenrecht; Wanprestatie en schadevergoeding bij kentekenafhandeling van een niet-EU-voertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Importauto's.nl B.V. over de schadevergoeding die voortvloeit uit wanprestatie. [appellant] had een overeenkomst gesloten met Importauto's.nl voor de kentekenafhandeling van zijn Audi S5 cabrio, die geïmporteerd moest worden. De overeenkomst hield in dat Importauto's.nl zorg zou dragen voor de EU-typegoedkeuring en het verkrijgen van een Nederlands kenteken binnen een termijn van ongeveer 25 werkdagen. Echter, de EU-typegoedkeuring werd pas op 12 augustus 2016 afgegeven, waardoor [appellant] de auto niet tijdig kon leveren aan de koper, wat resulteerde in aanzienlijke schade voor hem.

In eerste aanleg vorderde [appellant] schadevergoeding van Importauto's.nl, waaronder inkomstenderving, kosten voor vliegtickets en accommodatie, en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat Importauto's.nl tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, maar wees de vorderingen van [appellant] af omdat hij niet had bewezen dat hij daadwerkelijk schade had geleden ter hoogte van de gevorderde bedragen.

In hoger beroep heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd, waarbij hij onder andere betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de omvang van de schade niet kon worden vastgesteld. Het hof oordeelde dat de schade die [appellant] had geleden niet aan Importauto's.nl kon worden toegerekend, omdat het voor Importauto's.nl niet voorzienbaar was dat [appellant] een schade zou lijden als gevolg van de tekortkoming. Het hof bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.276.849/01
arrest van 8 maart 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. S. Mangal te Lelystad,
tegen
Importauto's.nl B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Importauto's,
advocaat: mr. M.R.E. Gelok te Roosendaal,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 16 juni 2020 in het hoger beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer C/02/353653 / HA ZA 19-14 gewezen vonnissen van 18 september 2019 en 24 december 2019.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 16 juni 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 21 juli 2020;
  • de memorie van grieven met eiswijziging en producties;
  • de memorie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 5 januari 2022, waarbij geen van partijen pleitnotities heeft overgelegd;
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1
Omstreeks begin november 2015 heeft [appellant] bij Importauto’s een offerte aangevraagd voor de kentekenafhandeling van een niet-EU-voertuig, te weten een Audi S5 cabrio.
6.1.2
Bij e-mail van 10 november 2015, 03:56 uur heeft Importauto’s aan [appellant] gevraagd:
“(…)
Is de auto al ingeschreven in Duitsland of dat nog niet? Dat is namelijk belangrijk voor de totale importkosten.(…)”.
6.1.3
Bij e-mail van 10 november 2015, 03:57 uur heeft [appellant] geantwoord:

De auto is al ingeschreven in Duitsland sinds afgelopenvrijdag”.
6.1.4
Bij e-mail van 10 november 2015, 21:42 uur heeft [appellant] aangegeven dat de auto nog EU type goedgekeurd moest worden. [appellant] heeft geschreven:
“(…)
Excuus voor het ongemak, ik zie net dat de aanvraag is gedaan voor de S5 op basis vanaf een duitse invoer, helaas heb ik mijn kant verkeerd begrepen en staat de auto nu in Duitsland met die schade en heeft deze nog de papieren van USA met title van USA.
Dus hij moet nog op op EU ingeschreven worden.
Kunt u wellicht dit voor mij berekenen op deze basis? Excuus voor de communicatie stoornis.(…)”.
6.1.5
Bij e-mail van 11 november 2016, 12:36 heeft [appellant] aan Importauto’s bericht:

Hallo, kan de berekening opnieuw op basis van import vanafUSA
6.1.6
Bij e-mail van 11 november 2016 12:40 uur heeft Importauto’s aan [appellant] bericht:

Bedankt voor uw mail. Ik zal u een vernieuwde offerte toesturen. Deze ontvangt u vandaag of uiterlijk morgen per mail.
6.1.7
Op 12 november 2015 heeft Importauto’s aan [appellant] een offerte inzake kentekenafhandeling voor een niet EU-voertuig uitgebracht.
In deze offerte is onder andere opgenomen:
“(…)
Hierbij ontvangt u onze offerte inzake Kentekenafhandeling voor een niet EU-voertuig. Deze berekening is gebaseerd op de door u aangeleverde informatie.
Merk: Model: 1e toelating
Audi S5 31-12-2014
Kenteken + Keuring:
(…)
Verzorgen EU-typegoedkeuring (zie bijlage) € 1.100,00
NL-kenteken incl. keuring APK € 240,00
(…)
Wij garanderen u een doorlooptijd van +/- 25 werkdagen vanaf aankomst in de werkplaats tot aan het NL-kenteken op uw auto!(…)”.
6.1.8
Bij e-mail van 30 december 2015 heeft [appellant] aan Importauto’s bericht:
“(…)
Bij deze wil ik mijn s5 2014 cabrio aanmelden voor de keuring in week 1, 4-8 januari.
(…)
Dit voor de EU type goedkeuring.
6.1.9
Op 22 januari 2016 heeft [appellant] de auto bij Importauto’s afgeleverd.
6.1.10
Op 18 februari 2016 heeft Importauto’s [appellant] bericht dat hij de auto kon ophalen.
6.1.11
Op 22 februari 2016 heeft [appellant] de auto opgehaald.
6.1.12
Bij brief van 15 juli 2016 heeft [appellant] aan Importauto’s bericht:
“(…)
July 2016 op mijn verjaardag weer contact met u opgenomen, u gaf aan de papieren deze week of uiterlijk 15 july 2016 te verkrijgen, herhaaldelijk heb ik u aangegeven, al sinds juni 2016 dat ik maximaal tot en met halverwege july 2016 aldus vandaag 15 july 2016, de papieren echt nodig heb om ernstige hoge kosten te verkomen.
Ver in de historie heb ik u al aangegeven dat de auto elke dag in waarde daalt en dat u daarvoor aansprakelijk gesteld bent.
Ik heb schade geleden ten bedrage van minimaal € 17.500,00 op moment van schrijven. De definitieve schade dient nog vastgesteld te worden.
(…)
Daarnaast eis ik van u dat de europese type goedkeuring binnen 10 dagen na datum briefhoofd aangetekend naar mij toe verzonden heeft en de gegevens van de vestiging in Duitsland waar mijnpapieren worden behandeld..(…)”.
6.1.13
Op 12 augustus 2016 is de EU-typegoedkeuring afgegeven, waarna de auto van een Nederlands kenteken is voorzien.
6.2.1
In de onderhavige procedure vorderde [appellant] in eerste aanleg, na vermindering van eis, kort gezegd, veroordeling van Importauto’s:
I. tot vergoeding van schade aan [appellant] , bestaande uit:
inkomstenderving € 35.500,16, vliegticket € 611,-, accommodatie € 850,- en buitengerechtelijke kosten € 1.257,-;
II. tot betaling aan [appellant] van de wettelijke rente met ingang van 25 februari 2016 over de hoofdsom tot de dag der algehele voldoening;
III. in de proceskosten, met rente;
IV. tot betaling aan [appellant] van een bedrag aan nasalaris van € 131,- ingeval van niet-betekening van het vonnis en van € 205,- ingeval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[appellant] vorderde voorts de bedragen en/of ingangsdatum onder I tot en met IV in goede justitie vast te stellen door de rechtbank, en uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis.
6.2.2
Aan zijn vordering heeft [appellant] , kort gezegd, ten grondslag gelegd dat sprake is van wanprestatie subsidiair onrechtmatig handelen van Importauto’s, doordat deze te laat voor een voor een Nederlands kenteken benodigde EU-typegoedkeuring heeft gezorgd en de auto niet tijdig op NL-kenteken heeft doen zetten. Het gevolg daarvan is dat de verkoop van de auto door [appellant] voor een bedrag van € 75.000,- niet is doorgegaan. De koper van de auto heeft de overeenkomst ontbonden, omdat [appellant] de auto niet eind juli 2016 kon leveren met een NL-kenteken. Daarmee heeft [appellant] een schade van € 36.500,- geleden. De auto is voor een bedrag van € 38.500,- aan een ander verkocht. Voorts is de in juni 2016 geboekte en betaalde vakantie voor september 2016 niet doorgegaan, omdat [appellant] de verkoop van de auto aan de andere koper moest begeleiden, zodat [appellant] een nieuwe vakantie heeft moeten plannen en betalen.
6.2.3.
Importauto’s heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.
In het tussenvonnis van 6 maart 2019 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bevolen. De comparitie, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, is gehouden op 20 juni 2019.
6.2.5.
In het tussenvonnis van 18 september 2019 heeft de rechtbank geoordeeld:
- dat [appellant] en Importauto’s op 30 december 2015 zijn overeengekomen dat Importauto’s voor de auto van [appellant] een Nederlands kenteken zou verzorgen inclusief EU-typegoedkeuring, binnen een termijn van +/- 25 werkdagen (r.o. 4.3.);
- dat sprake is van een tekortkoming van Importauto’s, omdat de termijn van +/- 25 werkdagen ruimschoots is overschreden, nu de EU-typegoedkeuring pas op 12 augustus 2016 is afgegeven (r.o. 4.4.);
- dat de tekortkoming aan Importauto’s toerekenbaar is (r.o. 4.7.);
- dat de termijn van +/- 25 dagen geen fatale termijn is (r.o. 4.9.);
- dat [appellant] Importauto’s bij brief van 15 juli 2016 in gebreke heeft gesteld, waarbij aan Importauto’s een redelijke termijn van 10 dagen voor de nakoming is gesteld, voor zover het de toezending van de EU-typegoedkeuring betreft (r.o. 4.10.);
- dat [appellant] (bedoeld is kennelijk Importauto’s, hof) over de periode 26 juli 2016 tot 12 augustus 2016 in verzuim heeft verkeert, daar de EU-typegoedkeuring op 12 augustus 2016 is afgegeven (r.o. 4.11.);
- dat Importauto’s aan [appellant] de schade dient te vergoeden die het gevolg is van de toerekenbare tekortkoming in de periode 26 juli 2016 tot 12 augustus 2016 (r.o. 4.12.);
- de vordering die ziet op de bedragen van € 611,- en € 850,- zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen (r.o. 4.16);
De rechtbank heeft [appellant] toegelaten te bewijzen dat hij een schade heeft geleden van
€ 36.500,- als gevolg van de vertraging in de nakoming door Importauto’s van de verbintenis tot afgifte van de EU-typegoedkeuring over de periode van 26 juli 2016 tot 12 augustus 2016.
6.2.6.
Bij eindvonnis van 24 december 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat zij niet bewezen acht dat de auto voor een bedrag van € 75.000,- is of zou worden verkocht. Uit de door [appellant] overgelegde Opdracht-/Koop-/leveringsovereenkomst blijkt niet dat de auto, die onderwerp is van de overeenkomst tussen [appellant] en Importauto’s, aan de eerste koper ( [persoon A] ) is of zou worden verkocht. Veeleer is sprake van een zoekopdracht. Ook de brief van 25 september 2019 van [persoon A] aan [appellant] schept geen duidelijkheid in hoeverre de auto aan [persoon A] is of zou worden verkocht. Daarnaast is volgens de rechtbank geen aanknopingspunt gesteld voor deze waarde of een andere waarde van de auto op 26 juli 2016. Een vergelijking met de toestand op 12 augustus 2016 kan gezien het voorgaande niet worden gemaakt, zodat niet kan worden vastgesteld dat [appellant] de door hem gestelde schade heeft geleden, als gevolg van de vertraging in de nakoming door Importauto’s van de verbintenis tot afgifte van de EU-typegoedkeuring over de periode 26 juli 2016 tot 12 augustus 2016; evenmin kan de schade worden begroot (r.o. 2.5.- 2.7.).
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. [appellant] is in de proceskosten veroordeeld.
Het hoger beroep
6.3.
[appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. Uit het petitum van de appeldagvaarding in combinatie met het gestelde onder 1 van de memorie van grieven als ook gelet op grief 4 blijkt dat het door [appellant] ingestelde hoger beroep is gericht tegen zowel het tussenvonnis van 18 september 2019 als het eindvonnis van 24 december 2019 en dat hij daarvan vernietiging wenst voor zover het de vaststelling van de omvang en het causaal verband van de schade betreft, bestaande uit de vorderingen aangaande de auto, ticketkosten, accomodatiekosten en de buitengerechtelijke kosten. Tegen die achtergrond heeft [appellant] geconcludeerd, zo begrijpt het hof, tot vernietiging van het beroepen (tussen)vonnis voor zover het de vaststelling van de omvang/hoogte van de schade als ook het causaal verband van de schade betreft, en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, primair tot toewijzing van de vordering van [appellant] , van € 36.500,- (auto) + € 611,- (ticketkosten) + € 750,- (accomodatiekosten) + € 1.257,- (buitengerechtelijke kosten) + € 3.729,50 (proceskostenveroordeling van [appellant] in eerste aanleg), te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van Importauto’s in de proceskosten van beide instanties, en
subsidiair tot een beslissing in goede justitie te bepalen door het hof.
6.4.
Bij memorie van antwoord heeft Importauto’s geconcludeerd tot, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, afwijzing van de vorderingen van [appellant] , met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties, met de wettelijke rente.
6.5
In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis gewijzigd in die zin dat hij het gevorderde schadebedrag betreffende de auto van € 35.500,16 verhoogt naar € 36.500,- en het gevorderde schadebedrag betreffende de accommodatie wijzigt van € 850,- naar € 750,-.
6.6
Het hof constateert dat Importauto’s geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eiswijziging van [appellant] . Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
6.7
Met grief 1 en de toelichting daarop betoogt [appellant] in de kern dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] niet heeft bewezen dat hij de auto voor een bedrag van
€ 75.000,- zou hebben verkocht. Ter nadere onderbouwing van zijn betoog dat hij de auto voor het bedrag van € 75.000,- aan [persoon A] had verkocht, waarbij een aanbetaling van
€ 20.000,- is gedaan, heeft [appellant] bij memorie van grieven (productie F) een aanvullende verklaring van 30 juli 2020 van [persoon A] overgelegd.
Met grief 2 en de toelichting daarop betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de omvang van de schade niet kan worden vastgesteld respectievelijk niet is bewezen. Volgens [appellant] was hij met [persoon A] een prijs van € 75.000,- voor de auto overeengekomen. Voor de aankoop en de verscheping van de auto heeft [appellant] in totaal
€ 19.206,83 betaald aan WC shipping. Aan invoerkosten is een bedrag van € 3.302,71 betaald. Verder waren er nog kosten BPM, een bedrag van € 4.190,- en kosten van reparatie van de auto met tuning (persoonlijke aanpassingen in het contract) ter hoogte van
€ 25.000,-.
In totaal dient een bedrag van € 51.699,54 aan kosten op de verkoopprijs van € 75.000,- in mindering te worden gebracht. [appellant] zou dan een winst van € 23.300,46 hebben gemaakt. Omdat de auto uiteindelijk voor € 38.500,- is verkocht heeft [appellant] een verlies geleden van
€ 13.199,54 (€ 51.699,54 minus € 38.500,-). Daarmee betreft de omvang van de schade
€ 36.500,- (gederfde winst van € 23.300,46 + verlies van € 13.199,54).
Met grief 3 en de toelichting daarop betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte en in ieder geval onvoldoende, dan wel onbegrijpelijk gemotiveerd, niet heeft beslist over het causaal verband van de schade. [appellant] betoogt dat de auto op 12 augustus 2016 op Duits kenteken is gezet, terwijl was overeengekomen dat deze op een Nederlands kenteken zou worden gezet. Indien Importauto’s binnen de in de brief van 15 juli 2016 gestelde termijn zou hebben gepresteerd, zou [appellant] van de aanvankelijke koper het resterende bedrag van € 55.000,- hebben ontvangen. Nu [appellant] niet tijdig aan [persoon A] kon leveren heeft [persoon A] de koop ontbonden. [appellant] heeft de auto op 28 september 2016 aan een andere koper overgedragen voor een marktconforme prijs van € 36.500,- (naar het hof begrijpt
€ 38.500,-). Mede door de omstandigheid dat de auto een cabrio is en daarmee seizoengebonden heeft de auto bij de verkoop na de zomerperiode minder opgebracht. Daar komt bij dat er ten tijde van de verkoop van de auto een nieuw model auto uit was, hetgeen de waarde van de auto eveneens heeft verminderd. [appellant] stelt voorts dat wanneer hij de auto niet zou hebben verkocht deze verder in waarde zou zijn gedaald.
Grief 4 en de toelichting daarop betreft in de kern de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde schade van € 611,- (ticketkosten) en van € 850,- (accommodatie). [appellant] betoogt dat hij op 22 juni 2016 een vlucht voor 5 september 2016 had geboekt, hij zou voor langere tijd in het buitenland verblijven. [appellant] moest deze vlucht annuleren, omdat de auto opnieuw moest worden verkocht. [appellant] was genoodzaakt een nieuwe vlucht te boeken, de kosten daarvan, te weten € 611,-, heeft hij op 8 september 2016 voldaan, de vluchtdatum was 29 september 2016.
Omdat de reis op 5 september 2016 niet door kon gaan, kon [appellant] pas een maand later dan gepland van de door hem gehuurde accommodatie gebruik maken, terwijl hij vanaf 1 september 2016 de huur van € 750,- per maand verschuldigd was.
Met grief 5 betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte niet over de buitengerechtelijke kosten heeft beslist. [appellant] betoogt dat hij er veel tijd in heeft moeten steken om te zorgen dat de auto alsnog op Nederlands kenteken werd gezet en dat hij tijd heeft gestoken in de aansprakelijkheid van Importauto’s en het verkrijgen van een oplossing in der minne, mede omdat Importauto’s de indruk wekte verzekerd te zijn.
Met grief 6 en de toelichting daarop betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de termijn van verzuim de periode 26 juli 2016 tot 12 augustus 2016 betreft. De termijn van verzuim betreft volgens [appellant] de periode van 26 juli 2016 tot aan de overdracht van de auto.
Met grief 7 en de toelichting daarop betoogt [appellant] dat de rechtbank hem ten onrechte in de proceskosten heeft veroordeeld.
De schade en het causaal verband
6.8
Het hof oordeelt als volgt.
Met grief 3 betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte en in ieder geval onvoldoende, dan wel onbegrijpelijk gemotiveerd, niet heeft beslist over het causaal verband van de schade. Dit betoog van [appellant] kan niet leiden tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep. Ook wanneer er met [appellant] van uit moet worden gegaan dat, indien Importauto’s op 26 juli 2016, of kort daarna, een EU-typegoedkeuring zou hebben afgegeven en de auto op Nederlands kenteken zou zijn gezet, [appellant] de auto voor € 75.000,- aan [persoon A] zou hebben verkocht en er met [appellant] van uit moet worden gegaan dat hij, nu dat niet het geval is, een schade van
€ 36.500,- heeft geleden, betekent dat nog niet dat die schade aan Importauto’s kan worden toegerekend en Importauto’s deze aan [appellant] dient te vergoeden.
Op grond van artikel 6:98 BW komt voor vergoeding “(…)
slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.” De door [appellant] gestelde schade, noch een ander bedrag zoals [appellant] subsidiair in goede justitie door het hof te bepalen heeft gevorderd, kan naar het oordeel van het hof op grond van artikel 6:98 BW aan Importauto’s worden toegerekend als gevolg van haar tekortkoming, bestaande in het niet tijdig zorgen voor een EU-typegoedkeuring en, naar [appellant] betoogt, het niet tijdig op Nederlands kenteken doen zetten van de auto.
Op 30 december 2015 is tussen [appellant] en Importauto’s een overeenkomst tot stand gekomen volgens welke Importauto’s voor de auto van [appellant] een Nederlands kenteken inclusief EU-typegoedkeuring zou verzorgen. Importauto’s betoogt dat zij destijds niet wist dat [appellant] de auto aan een derde zou te verkopen, dat dit zou gebeuren voor een bedrag van
€ 75.000,- en dat daarvoor een fatale termijn afliep op 1 augustus 2016. [appellant] heeft niet (onderbouwd) gesteld dat hij Importauto’s bij het aangaan van de tussen hen gesloten overeenkomst op de hoogte heeft gesteld van de omstandigheid dat de auto van [appellant] een auto betrof die was verkocht en dat een verkoopprijs van
€ 75.000,- en een levering met Nederlands kenteken uiterlijk op 1 juni 2016,
was overeengekomen. Naar het oordeel van het hof dient er, gezien het voorgaande, van uit te worden gegaan dat het voor Importauto’s bij het aangaan van de overeenkomst met [appellant] niet voorzienbaar was dat [appellant] , bij het niet tijdig zorgen voor een EU-typegoedkeuring en het niet tijdig op Nederlands kenteken doen zetten van de auto, een schade (gederfde winst en geleden verlies) als gevorderd zou kunnen lijden. Importauto’s is gezien het voorgaande ook de mogelijkheid ontnomen bij het aangaan en uitvoeren van de overeenkomst haar risico van aansprakelijkheid, en de mogelijke omvang daarvan, te beoordelen. Bij brief van 15 juli 2016 (hiervoor onder 6.1.12), waarbij [appellant] aan Importauto’s een termijn tot 26 juli 2016 geeft om de Europese typegoedkeuring aan [appellant] toe te zenden, stelt [appellant] dat hij tot op dat moment een schade van minimaal € 17.500,- wegens waardedaling van de auto, heeft geleden en dat de definitieve schade nog vastgesteld moet worden. Daarmee is echter nog niet aan Importauto’s kenbaar gemaakt dat sprake was van een auto die voor € 75.000,- was verkocht en dat daarvoor, na verkregen uitstel van de zijde van koper, een termijn tot eind juli 2016 gold, naar [appellant] ter comparitie in eerste aanleg heeft verklaard. Daarom kan evenmin worden geoordeeld dat de door [appellant] gestelde schade vanaf 15 juli 2016 voor Importauto’s voorzienbaar was. Ook voor het in die brief gestelde schadebedrag van
€ 17.500,- geldt dat voor Importauto’s niet voorzienbaar was dat [appellant] , bij het niet tijdig zorgen voor een EU-typegoedkeuring en het niet tijdig op Nederlands kenteken doen zetten van de auto, dit bedrag aan schade zou lijden, wanneer [appellant] de auto niet tijdig zou kunnen leveren. Niet gesteld of gebleken is immers dat door [appellant] bij het aangaan van de overeenkomst kenbaar is gemaakt dat hij bij een vertraagde uitvoering van de overeenkomst een schade van een dergelijke omvang zou leiden en dat dit samenhing met een doorverkoop aan een derde waarvoor een fatale termijn gold dan wel dat hij dat kenbaar maakte op een zodanig moment daarna dat Importauto’s daarmee bij de uitvoering van de overeenkomst redelijkerwijs rekening heeft kunnen houden door maatregelen te nemen ter voorkoming daarvan. De melding in de brief dat [appellant] de papieren nodig heeft om ernstige hoge kosten te voorkomen en dat [appellant] Importauto’s ver in de historie heeft gemeld dat de auto elke dag in waarde daalt en dat Importauto’s daarvoor aansprakelijk is gesteld, maakt dat niet anders, omdat ook daaruit niet blijkt dat de gestelde schade samenhangt met de doorverkoop aan een derde met een fatale leveringstermijn. Al het voorgaande betekent naar het oordeel van het hof dat het voor Importauto’s op het moment van haar tekortkoming op 26 juli 2016 niet voorzienbaar was dat [appellant] een schade zou lijden als gevorderd.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [appellant] een waardebepaling, naar [appellant] betoogt van de auto, van Expertise & Adviesbureau [[ XX ]] heeft overgelegd waaruit blijkt dat de auto, naar het hof begrijpt, op 18 juli 2016, een waarde heeft van tussen de € 47.000,- en
€ 50.000,- en op 12 augustus 2016 een waarde van tussen de € 42.000,- en € 45.000,-. Ook gelet daarop valt zonder nadere toelichting, die [appellant] niet heeft gegeven, niet in te zien dat een schade van € 36.500,- (zie hiervoor onder 6.7), welke is gebaseerd op een verkoopprijs van € 75.000,-, dan wel een schade van € 17.500,- voor Importauto’s voorzienbaar was. Welk ander bedrag voor Importauto’s voorzienbaar zou zijn geweest is door [appellant] niet onderbouwd. Daarom heeft het hof onvoldoende handvatten om in goede justitie een bedrag te bepalen.
Bij de mondelinge behandeling heeft [appellant] , ter bewijs dat hij aan Importauto’s heeft gemeld dat de auto was verkocht, aangeboden een geluidsfragment van 27 juli 2016 over te leggen. Dat de auto voor een bedrag van € 75.000,- was verkocht is, zo heeft [appellant] ter mondelinge behandeling gesteld, door hem aan Importauto’s gemeld op 28 juli 2016. [persoon B] van Importauto’s was toen bij het bedrijf waar de auto was neergezet aanwezig.
Het hof passeert voornoemd bewijsaanbod als niet ter zake dienend, omdat [appellant] niet duidelijk heeft gemaakt dat een dergelijke late mededeling op 27 juli 2016 - dat de auto was verkocht - er toe zou kunnen leiden dat de schade aan Importauto’s kan worden toegerekend. Dat schade mogelijk vanaf dat moment voorzienbaar was maakt, zonder nadere toelichting, die [appellant] niet heeft gegeven, niet dat de gevorderde schade op het moment van de tekortkoming, 26 juli 2016, voor Importauto’s voorzienbaar was en evenmin dat Importauto’s maatregelen kon nemen ter voorkoming daarvan. Een bewijs dat voornoemde mededeling op 27 juli 2016 is gedaan kan niet leiden tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep. Bewijslevering dat op 28 juli 2016 mededeling aan Importauto’s is gedaan van het bedrag waarvoor de auto was verkocht, te weten € 75.000,-, is om dezelfde reden evenmin ter zake dienend, zodat het hof ook dat bewijsaanbod passeert.
6.9
[appellant] heeft niet (onderbouwd) gesteld dat hij Importauto’s (tijdig) op de hoogte heeft gesteld van de noodzaak dat hij de auto aan een ander zou moeten verkopen indien de verkoop van de auto, door overschrijding van de tussen hem en [persoon A] (na verkregen uitstel) overeengekomen termijn van levering op Nederlands kenteken, niet door zou gaan. Daarmee dient er van uit te worden gegaan dat het voor Importauto’s niet voorzienbaar was dat [appellant] een schade als gevorderd ter zake van (nodeloos) gemaakte kosten, betreffende € 611,- (ticketkosten) en van € 750,- (accommodatie) zou lijden als gevolg van het niet tijdig zorgen voor een EU-typegoedkeuring en het niet tijdig op Nederlands kenteken doen zetten van de auto. Daarmee faalt grief 4.
6.1
Gezien het voorgaande behoeven de grieven 1 en 2 geen afzonderlijke behandeling.
6.11
Ook grief 6 behoeft geen afzonderlijke behandeling, met dien verstande dat het hof oordeelt dat een verlenging van de verzuim termijn als door [appellant] betoogd niet maakt dat de schade als gevorderd door [appellant] aan Importauto’s kan worden toegerekend. Zonder nadere toelichting die [appellant] niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat Importauto’s maatregelen kon nemen ter voorkoming daarvan. Grief 6 kan niet leiden tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep.
6.12
Onder randnummer 52 van de memorie van grieven betoogt [appellant] dat hij niet uitsluit dat Importauto’s verzekeringsgelden opstrijkt en vanwege de proceskostenveroordeling in eerste aanleg dan nog eens (ten onrechte) extra wordt verrijkt. [appellant] verzoekt het hof om Importauto’s te gelasten de brief van de verzekeraar met de officiële afwijzing van de onderhavige kwestie over te leggen.
6.13
Het hof zal niet tot het gelasten om bedoelde brief over te leggen overgaan. In het licht van de door [appellant] overgelegde e-mail van Importauto’s aan [appellant] van 13 juni 2016 (productie Q bij memorie van grieven) waarin staat:

Voor de door u geclaimde, veronderstelde, schade is Importauto’s.nl BV niet aan te spreken.
Dit is de overtuiging van mijn verzekeringsmaatschappij alsook mijn juridisch adviseur.(…)”.
heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat Importauto’s wordt verrijkt. Daarbij komt dat [appellant] geen rechtsgevolg aan zijn stelling betreffende verrijking van Importauto’s verbindt, zodat niet duidelijk is welk belang [appellant] bij overlegging van bedoelde brief heeft.
6.14
Gezien al het voorgaande zal [appellant] in het ongelijk wordt gesteld. Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is dan niet aan de orde. De rechtbank heeft die vordering terecht afgewezen en [appellant] terecht in de proceskosten veroordeeld. De grieven 5 en 7 falen.
6.15
Al het voorgaande betekent dat de vonnissen waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zullen worden bekrachtigd. [appellant] zal worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Importauto’s op € 2.071,- aan griffierecht en op € 2.884,- aan salaris advocaat;
en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Y.L.L.A.M. Delfos-Roy, B.E.L.J.C. Verbunt en P.V. Eijsvoogel en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 maart 2022.
griffier rolraadsheer
;