ECLI:NL:GHSHE:2022:715

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
20-001592-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en beïnvloeding van verklaringsvrijheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot verkrachting en het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van zijn ex-vriendin. De feiten vonden plaats tussen 6 en 17 april 2020, waarbij de verdachte de aangeefster bij haar werk opwachtte, haar in zijn auto dwong en haar urenlang vasthield. Tijdens deze periode heeft hij geprobeerd haar te verkrachten en haar onder druk gezet om haar aangifte in te trekken. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank had eerder de feiten bewezen verklaard, maar het hof heeft de tenlastelegging verbeterd en de bewezenverklaring bevestigd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen overtuigend waren en dat de verdachte opzettelijk de verklaringsvrijheid van de aangeefster heeft beïnvloed. De ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zijn zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001592-21
Uitspraak : 24 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch, van 24 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-096964-20 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteland] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
in het buitenland wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- ‘opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden’ (feit 1);
- ‘poging tot verkrachting’ (feit 2); en
- ‘opzettelijk mondeling en tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd’ (feit 3);
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven en/of elders in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] bij haar werk op te wachten en/of haar vast te pakken en/of richting zijn, verdachtes, auto te duwen en/of die [slachtoffer] die auto in te duwen en/of op de achterbank te duwen, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en/of de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of met die [slachtoffer] in de auto weg te rijden en/of naar een bos te rijden en/of die [slachtoffer] urenlang in die auto te houden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft opgewacht bij haar werk en/of haar heeft vastgepakt en/of richting zijn, verdachtes, auto geduwd en/of die [slachtoffer] die auto in en/of op de achterbank heeft geduwd, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "nu gaan we seks hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of de broeksband en/of slip van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of naar beneden heeft getrokken en/of de benen van die [slachtoffer] met kracht uit elkaar heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 17 april 2020 te Grave en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk mondeling en/of bij geschrift zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door tegen die [slachtoffer] te zeggen – zakelijk weergegeven – dat zij haar aangifte moest intrekken en/of dat zij een verklaring moest afleggen en/of een e-mail moest sturen dat verdachte niet geprobeerd had haar te verkrachten en/of dat zij zich niet bedreigd voelt door verdachte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Het hof overweegt in dat verband in het bijzonder het volgende. In het bij inleidende dagvaarding onder feit 3 tenlastegelegde is slechts ‘opzettelijk mondeling’ vermeld en niet ook ‘en/of bij geschrift’. Tegen de achtergrond van het procesdossier kan het tenlastegelegde evenwel op niets anders betrekking hebben dan op het verwijt dat de verdachte, naast dat hij zich (al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen) opzettelijk mondeling heeft geuit jegens [slachtoffer] om haar verklaringsvrijheid te beïnvloeden, dat ook bij geschrift heeft proberen te doen. Gelet daarop, alsook op de redactie van de betreffende wettelijke bepaling en gezien de verfeitelijking van de tenlastegelegde handelingen, is het de kennelijke bedoeling van de steller der tenlastelegging geweest om aan de verdachte het verwijt te maken dat hij opzettelijk mondeling en/of bij geschrift zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd.
Het hof zal mitsdien de tenlastelegging in dier voege verbeterd lezen en na ‘opzettelijk mondeling’ de woorden ‘en/of bij geschrift’ invoegen. De verdachte is door de in de tenlastelegging aangebrachte verbeteringen blijkens het verloop van het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in zijn verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven en/of elders in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] bij haar werk op te wachten en haar vast te pakken en richting zijn, verdachtes, auto te duwen en die [slachtoffer] die auto in te duwen en op de achterbank te duwen, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en met die [slachtoffer] in de auto weg te rijden en naar een bos te rijden en die [slachtoffer] urenlang in die auto te houden;
2.
hij in de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft opgewacht bij haar werk en haar heeft vastgepakt en richting zijn, verdachtes, auto geduwd en die [slachtoffer] die auto in en op de achterbank heeft geduwd, terwijl de achterdeur van die auto was voorzien van een ingeschakeld kinderslot, en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "nu gaan we seks hebben", en de broeksband en slip van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en naar beneden heeft getrokken en de benen van die [slachtoffer] met kracht uit elkaar heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 7 april 2020 tot en met 17 april 2020 te Grave en/of te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mondeling en/of bij geschrift zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om dier vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat die verklaring zou worden afgelegd, door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij haar aangifte moest intrekken en dat zij een verklaring moest afleggen en een e-mail moest sturen dat verdachte niet geprobeerd had haar te verkrachten en dat zij zich niet bedreigd voelt door verdachte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, team Zeden, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , hoofdagent van politie, onderzoeksnummer OBRBC20054, gesloten d.d. 7 oktober 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-139.

1..Mutatierapport d.d. 1 april 2020, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Maatschappelijke klasse: Algemene mutatie
Datum/tijd kennisname: woensdag 1 april 2020 om 17:22 uur
Pleegdatum/tijd: Op woensdag 1 april 2020 om 10:00 uur
Plaats voorval: [adres slachtoffer] Eindhoven
Soort locatie: Woning
Komt betrokkene aan het HB (het hof begrijpt: hoofdbureau van politie) om melding te maken over het feit dat ze door haar ex-vriend gedwongen zou worden om de relatie weer op te pakken. Beiden hebben 5 jaar een relatie gehad. De relatie is sinds 6 maanden voorbij. Betrokkene heeft de relatie beëindigd in september afgelopen jaar toen ze naar Nederland kwam. Betrokkene verblijft momenteel op de [adres slachtoffer] te Eindhoven bij een vriendin.
Vandaag zou de ex-vriend weer aan de deur hebben gestaan om haar te dwingen om mee met hem te gaan. Volgens zeggen zoekt hij haar ook op bij haar werk, [werkgever slachtoffer] aan de [adres werkgever slachtoffer] . De ex-vriend [verdachte] van 28-03-1980 heeft geen vaste woon- en/of verblijfplaats in Nederland. Deze [verdachte] maakt gebruik van een zwarte BMW 530 D, kenteken [kenteken 1] .
[verdachte] is sinds een maand in Nederland, volgens zeggen om te werken, waarschijnlijk is hij betrokkene gevolgd, weet nu waar ze woont en probeert haar terug te krijgen.
2.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2020, dossierpagina’s 10-13, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Op maandag 6 april 2020, omstreeks 22.00 uur, was ik klaar met werken. Ik ben werkzaam Bij [werkgever slachtoffer] , gevestigd aan de [adres werkgever slachtoffer] te Eindhoven. Ik reed met mijn fiets over de [adres werkgever slachtoffer] te Eindhoven. Vanuit het niets zag ik dat er iemand naar mij toe kwam gelopen. Ik herkende deze persoon als zijnde mijn ex. Mijn ex betreft [verdachte] .
Ik werd door hem vastgepakt en in de richting van zijn auto geduwd. Ik werd door hem in zijn auto getrokken. Ik ben vastgepakt en naar de rechterzijde (bijrijderskant) getrokken. Ik ben daar op de achterbank geduwd.
Mijn telefoon werd ook door hem afgepakt en op het slot van de deuren zat een kinderslot. In de auto heeft hij geprobeerd mij te verkrachten. Hij heeft mijn broek proberen uit te doen. Ik heb aangegeven dat ik dat niet wilde en ik verzette mij ook. Ik heb geprobeerd de deur open te maken, maar dat ging niet. [verdachte] zei tegen mij: nu gaan we seks hebben. Hij heeft de rand van broek (het hof leest: mijn broek) vastgepakt en pakte daarbij ook mijn slip vast. Hij heeft deze volledig naar beneden gedaan, tot mijn enkels. [verdachte] pakte mijn dijbenen vast en probeerde mijn benen uit elkaar te duwen met kracht. [verdachte] had ook zijn broek naar beneden gedaan. Ik zag dat zijn broek op zijn knieën hing. Ik kon zijn geslachtsdeel zien.
Op een gegeven moment hoorde ik een klap op de deur van de auto. Ik zag dat [verdachte] heel snel zijn broek omhoog trok. Ik zag [getuige] (hof: getuige [getuige] ) staan.
Ik zag dat hij (hof: de verdachte) achter het stuur ging zitten. Ik zag dat [verdachte] de auto achteruit reed en zo de weg op reed. Ik zag dat we vervolgens in de richting van mijn werk reden en vervolgens doorreden. [verdachte] is weggereden in de auto.
Doordat ik door [verdachte] in de auto werd getrokken, is mijn jas kapot getrokken.
Ik heb geen idee waar wij uiteindelijk naartoe zijn gereden. Ik kon niemand bereiken, omdat ik niet in het bezit was van mijn telefoon. Mijn telefoon was door [verdachte] afgepakt en was in zijn bezit.
De plek waar wij naartoe zijn gereden, kan ik omschrijven als een bos. Ik zag dat dit een bos was en dat dit dichtbij een legerbasis was. Toen wij in dat bos waren, heeft [verdachte] mijn broek weer aangetrokken, want de politie mocht mij niet zien zonder broek.
Uiteindelijk heb ik hem zover gekregen om inderdaad terug te rijden. In de auto heeft hij mij verteld wat ik tegen de politie moest zeggen, mocht de politie iets vragen. Ik moest zeggen dat er niets aan de hand was en dat we een meningsverschil hadden. Ik moest ook tegen [getuige] zeggen dat er niets aan de hand was.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

3..Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 april 2020, dossierpagina’s 19-24, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :

Ze (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) was [op 6 april 2020] om 22:00 uur klaar met werken en het was al 00:30 uur. Ik wist dat hij (het hof begrijpt: de verdachte) wel eens langs haar huis reed en ik ben toen naar haar huis gereden om te kijken of zij daar was en daar was zij niet. Ik ben toen ongerust geworden en heb toen de politie gebeld.
(…) ik [had] ze gevonden en zag dat er een hele oproer was op dat moment. (…) De ex (het hof begrijpt: de verdachte) was er toen en reed toen weg.
Ik zag de auto en deze stond in het midden van een aantal velden. Ik heb niet meteen de politie gebeld maar ik ben dichterbij gaan staan. Ik zag hen niet in de auto zitten maar ik hoorde dat [slachtoffer] (het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] ) huilde. Ik sloeg toen op het raam en ik zag dat zij hier beiden van schrokken. Ik zag dat [slachtoffer] haar jas, trui en haar bovenkleding aan had, maar dat zij van onder naakt was. Hij was ook naakt.
Ik vroeg aan [slachtoffer] : "Wat gebeurt er?". Ze gaf hier geen antwoord op en was alleen maar aan het huilen.
Ik zag hierop dat hij de deuren sloot en wegreed met [slachtoffer] in de auto.
(…) die middag (het hof begrijpt: van 6 april 2020) dat ik hem tegen kwam op het werk, vertelde hij mij nog: "Laat maar als ik haar tegen kom dan neuk ik haar". Op het moment dat ik ze dus bij de auto zie, zei die ex ook nog: "Weet je nog wat ik vanmiddag tegen je zei". [slachtoffer] zat op de achterbank, aan de bijrijderszijde. [slachtoffer] zat rechts en hij zat links. Hij zat ook op de achterbank.
Ze zaten in een BMW, donkerblauw of zwart. Ik heb hier het kenteken van en een foto. Opmerking verbalisanten: getuige laat een foto van de auto zien waarop het kenteken te zien is [kenteken 1] .

4..Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2020, dossierpagina’s 58-60, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :

Op dinsdag 7 april 2020 omstreeks 01.10 uur kregen wij de opdracht van het operationeel centrum om uit te kijken naar een zwarte BMW voorzien van Litouws kenteken [kenteken 1] .
Wij zagen in de verte op de [adres werkgever slachtoffer] , ter hoogte van het bedrijf [bedrijf 2] , achterlichten van een voertuig branden. Toen wij dichterbij kwamen, zagen wij dat er een voertuig keerde en onze richting op kwam. Wij zagen dat dit een zwarte BMW betrof voorzien van Litouws kenteken [kenteken 1] . Wij zagen dat er op de bestuurdersstoel een man zat en op de bijrijdersstoel een blonde vrouw zat. Wij hebben het voertuig middels het stoptransparant, aan de voorzijde van het dienstvoertuig, een stopteken gegeven. Wij zagen dat het voertuig voor ons voertuig stopte.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , ben in gesprek gegaan met de bestuurder. Dit bleek later verdachte [verdachte] te zijn. Ik vroeg aan de verdachte om zijn identiteitsbewijs dat hij mij overhandigde. Ik vroeg aan hem wat hij hier aan het doen was. Ik hoorde hem zeggen dat hij de fiets van zijn vriendin kwam ophalen. Ik zag dat in de kofferbak van het voertuig een fiets lag. Ik keek naar de vrouw die naast hem zat en ik zag dat zij bang voor zich uit keek. Ik zag dat zij niet bewoog.
Ik hoorde hem (hof: de verdachte) zeggen dat hij ergens geparkeerd stond en dat er een man aan kwam lopen en op zijn raam sloeg. [verdachte] was toen uit schrik weg gereden.
Wij zagen dat hij via de spiegels [slachtoffer] in de gaten hield. Wij zagen dat telkens als [slachtoffer] aan het praten was, [verdachte] iets in een onverstaanbare taal voor ons naar haar riep waarop [slachtoffer] niks meer durfde te zeggen.
Vervolgens ben ik, verbalisant [verbalisant 3] , in gesprek gegaan met [slachtoffer] . (...) Ik hoorde haar zeggen dat zij op haar werk was en dat zij naar huis wilde fietsen. Toen zij op het fietspad fietste, kwam haar ex-vriend, zijnde [verdachte] , uit een donkere hoek gerend. Hij trok haar van haar fiets af bij haar linkerarm. Ik zag dat haar jas gescheurd was bij haar linkerschouder en dat de voering eruit kwam. Ik hoorde haar vervolgens zeggen dat hij haar mee trok naar zijn auto, (…) en dat hij haar in de auto had gezet. Vervolgens hoorde ik haar zeggen dat hij haar telefoon had afgepakt waardoor zij geen hulp kon bellen. Ik hoorde haar toen zeggen dat hij seks met haar wilde maar zij wilde dit niet. Zij gaf aan dat zij tegen hem zei dat zij geen seks wilde maar hij haar toch bleef aanraken. Ik zag dat [slachtoffer] bang en verdrietig naar beneden keek en mij niet aan keek.

5..Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2020, dossierpagina’s 61-62, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

Op 7 april 2020, omstreeks 04:10 uur, hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , dat de collega’s van de 2103 het voertuig hadden aangetroffen op het industrieterrein De [adres werkgever slachtoffer] in Eindhoven. Wij hoorden dat er twee personen in het voertuig zaten. Wij zijn vervolgens aangesloten bij de controle van het voertuig. Wij verbalisanten namen de vrouw (het hof begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer] ) apart en gingen met haar het gesprek aan.
Wij verbalisanten zagen dat de jas van de vrouw aan de bovenzijde van de linkermouw kapot was. Wij zagen dat de voering van de jas eruit stak.
Terwijl ik in gesprek was met de vrouw sprak de man (het hof begrijpt: de verdachte) vanuit zijn auto de vrouw aan in een voor mij een onbekende taal. Ik kon niet horen wat er gezegd werd. Ik deelde de man mede dat hij met haar in de Engelse taal moest communiceren. Ik merkte dat de vrouw terughoudender werd van de woorden die tegen haar gezegd werden door de man.
6.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2020 met als bijlagen uitgewerkte tapgesprekken, dossierpagina’s 97-109, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 1 mei 2020 werden de teliogesprekken van verdachte [verdachte] , die geplaatst was in de penitentiaire inrichting gelegen aan de Muntlaan 1 te Grave, opgevraagd. In totaal werden er in de periode van 10 april 2020 18:59 uur tot en met 22 april 2020 14:45 uur, 18 gesprekken aangetroffen.
Deze gesprekken zijn door een beëdigd tolk vertolkt vanuit de Litouwse naar de Nederlandse taal.
Uit deze gesprekken komt onder andere naar voren dat verdachte [verdachte] gevraagd heeft aan een persoon welke hij broer noemt, om het slachtoffer onder druk te zetten en de aangifte te laten trekken.
Uitgewerkte tapgesprekken:Pagina 98:
Airas (het hof leest: [verdachte] ): regel dat, de advocaat heeft verteld dat zij de aangifte kan intrekken.
Broer: ik heb dat tegen die rat gezegd, we hebben elkaar geschreven.
Airas (het hof leest: [verdachte] ): zij is de enige mogelijkheid om mij hier weg te krijgen.
Broer: jij kent mij, ik heb haar bedreigd.
Airas (het hof leest: [verdachte] ) vraagt aan de broer om druk op haar uit te oefenen.
Pagina 100:
Broer: ik heb het verteld en [broer verdachte] (achternaam) ook, zij praat meer met hem dan met mij, zij is bang voor mij. Ik zeg tegen haar: snap jij dat ik mijn broer eruit moet halen, snap jij dat hij nu een probleem heeft. En zij, domoor, zij draait, draait. Zij moest het vandaag gaan intrekken maar zij kon niet naar de rechercheur want zij moest eerst een afspraak maken. Zij zal verklaren dat jij haar niet hebt geprobeerd te verkrachten.
[verdachte] : ok; de advocaat stelt voor dat zij een e-mail zal sturen over datgene wat er was gebeurd, dat er een ruzie was tussen ons tweeën, geen verkrachting, en zij voelt zich niet
bedreigd. Misschien via [slachtoffer] druk uitoefenen of op een andere manier. Het is zo belangrijk om haar daarvan te overtuigen, zeg tegen haar dat ik duizenden aan schuld heb, een kind heb en dat ik meteen ga vertrekken. We hebben tot woensdag tijd, we moeten aan de advocaat vragen of we nog tijd hebben, want zij moet van gedachten veranderen. Er is geen video of audio tegen mij. Zij moet vertellen dat we een ruzie hebben gehad als een stel, meer niet.

7..Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 25 februari 2021, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, voor zover inhoudende als nadere verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

Ik heb wel van de broer van [verdachte] berichten gekregen via Messenger. Hij heeft aan mij gevraagd de aangifte in te trekken. Dat ik de situatie niet besef, dat er sprake was van een ruzie. Dat er helemaal niets was gebeurd. Dat wij aan het ruziën waren en toen heeft dat voorval plaatsgevonden.
Vertaling tolk:Op 7 april schrijft [broer verdachte] (betekent adelaar en is de bijnaam van de broer van [verdachte] , genaamd [broer verdachte] ) dat wat er gebeurd is, leg geen verklaring af. Jij hebt hem een lesje geleerd, hij is een ezel en hij houdt heel veel van jou. Bel mij als je kunt, leg geen verklaring af. Vertel dat hij bij jou kwam. Als je mij begrijpt trek je verklaring dan in, die ezel zal zijn lesje wel geleerd hebben.
Zij schrijft terug: Ik heb geen verwijten naar hem, maar hij heeft mij geslagen, mijn kleren waren kapot gescheurd. Ik zat zonder broek en in tranen. Het was duidelijk wat daar gebeurd was. Broer reageert: Waarom blijf je dan bij hem.
Door de tolk wordt verder vertaald dat de broer vaker zegt dat ze de verklaring moet intrekken.
Vervolg verklaring aangeefster:
[betrokkene] woont in Nederland en hij heeft contact met mij opgenomen, hij is een soort van gemeenschappelijke vriend.
Hij wilde met mij hebben over deze situatie. Over wat er was gebeurd. Omdat ik wel een verklaring had afgelegd en geen verwijt heb ten aanzien van [verdachte] . Toen heeft [betrokkene] mij geholpen met het schrijven van een e-mail naar de advocaat. Een soort kladblad waar de opzet voor het bericht naar de advocaat opstaat heb ik nog thuis.
Voorafgaand is een en ander besproken met [betrokkene] over wie het zou sturen. [betrokkene] gaf aan dat hij het ook wilde doen en achteraf gaf hij aan dat ik het beter zelf kon doen. Uiteindelijk denk ik dat ik het zelf heb gedaan omdat het zo tegen mij werd gezegd.

8..Chatberichten tussen aangeefster [slachtoffer] en [broer verdachte] , de broer van de verdachte (bijgenaamd ‘ [broer verdachte] ’), afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, voor zover inhoudende:

Uitleg vertaalster:
Bij de deelnemer aan het gesprek ‘ [broer verdachte] ’ is een foto zichtbaar, de berichten van deze persoon zijn in het wit. De vertaling van het woord ‘ [broer verdachte] ’ is ‘de havik’. Bij de uitwerking van de berichten zal deze persoon ‘ [broer verdachte] ’ genoemd worden.
De berichten van de andere persoon zijn in het blauw, zonder naam. Bij de uitwerking van de berichten zal deze persoon ‘blauw’ genoemd worden.
In de vertaling van berichten zal ik het nummer van de pagina vermelden zoals het staat in het voorgelegd materiaal.
7 april 2020
[p. 1-2 / p. 59 van chats] [broer verdachte] : wat er is gebeurd, [slachtoffer] , leg geen verklaring af, de ezel heeft een lesje geleerd, hij houdt heel veel van je.
[broer verdachte] : leg geen verklaring af, zeg dat hij bij jou langs kwam en klaar; als jij mij begrijpt, dank je, trek de aangifte in, hij zal een goede les geleerd hebben, de ezel, dank je.
[p. 3-4 / p. 67-68 van chats] [broer verdachte] : als een verhoor plaats vindt, jij hebt geen
pretenties/verwijten, ze moeten hem laten gaan, wat voor verhoor, heb jij een verklaring afgelegd? Stuur mij een bericht, jij begrijpt toch dat het hier om serieuze zaken gaat, mijn moeder is in tranen, als jij een verklaring hebt afgelegd.
[broer verdachte] : (vervolg) als jij een verklaring hebt afgelegd, trek je verklaring in, begrijp jij, speel niet met mij, ik heb tegen jou gezegd dat jij geen contact met hem moest hebben, alleen hem bang maken en klaar, en nu zit hij in de stront door jou, ik hoop dat jij niet tegen mij liegt, als jij mij voor de gek houdt, dan heb ik schijt aan de wouten, geloof mij, ik ben in afwachting van een sms bericht en ik ben vriendelijk met jou.
[p. 4 / p. 69 van chats] [broer verdachte] : (...) trek alles in en zeg dat jij schuldig bent, door zenuwen, en dat jij excuus aanbiedt, dan krijg jij een boete of een waarschuwing; ik zal het betalen; maar trek het in, zeg dat jij gestrest bent.
[p. 4 / p. 71-72 van chats] [broer verdachte] : Goede dag [slachtoffer] , stuur die domoor weg, dat had jij al lang geleden moeten doen, de domoor, dat heb ik gezegd en het maakt niet uit wat de andere mensen hebben gezegd. Maar als jij verklaring hebt afgelegd, trek het in, zeg dat jij in stress
was.
[broer verdachte] : ik beloof jou dat als hij vrij komt, dan zullen vrienden komen en hij krijgt op zijn donder, kut, maar jij moet alles ontkennen, ik vraag je hierom.
[broer verdachte] : ontken alles, ik vraagje hierom, dank je. Ga naar het politiebureau en zeg: laat hem vrij, ik was zelf boos en hij komt dan vrij, ik begrijp dat ik je extra zorgen bezorg met die domoor, maar ik zal je niets meer vragen, dank je.
[p. 6 / p. 80 van chats] [broer verdachte] : ga naar het politiebureau en trek de aangifte in, dank je
[p. 7 / p. 83. 85, 86, 87 van chats] Ga en doe waar ik om gevraagd heb, trek de aangifte in, zeg dat jij dingen gezegd hebt omdat jij boos was en zeg verder niets; zeg dat jij uit de boosheid slechte dingen hebt verteld, bied je excuus aan en die domoor zal in vrijheid gesteld worden (...).
[broer verdachte] : luister, jij hebt geschreven dat er sprake is van het volgen, en jij houdt mij voor de gek, jij hebt mij zoooo voor de gek gehouden, ik zeg het voor de laatste keer tegen jou, hoor je mij, vandaag trek jij de aangifte in.
[broer verdachte] : want ik kom naar je werk met vrienden, dat beloof ik, de wouten kunnen mij niet schelen, jij hebt zelf hem geprovoceerd.
[broer verdachte] : neen. morgen wordt hij naar de PI gebracht, de getuigen kunnen mij niet schelen, jij hebt dat geschreven, mijn mensen hebben met de advocaten gesproken, geen stront malen, jij trek het nu in, jij krijgt een boete voor een leugenachtige aangifte en klaar; ik zal de boete betalen en ik zal hem meenemen.
[p. 8 / p. 88 van chats] [broer verdachte] : zo denk ik dat jij een boete krijgt, jij trekt het in, ok. Blauw: ik word ontslagen op het werk, zeg ik toch.
[broer verdachte] : dan zal ik mijn eigen werkwijze toepassen.
[p. 9 / p. 93 van chats] [broer verdachte] : hoe het in bed gaat en in de relatie – weet ik niet, maar ik zeg alleen dat ik de broer ben en dat ik je met respect vraag, wetende dat jullie allebei opvliegerig zijn, ga die kut aangifte intrekken, scheldwoord, scheldwoord.
[p. 18/ p. 140 van chats] Blauw: ik kan wel een verklaring afleggen dat ik geen pretenties /
verwijten heb.
[broer verdachte] : dan zal ik je dankbaar zijn, dat is het enige waar ik om vraag, dank je, ga schrijven en maak voor mij een kopie van wat jij bij het politiebureau zal inleveren; zeer dank.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
De verdachte ontkent dat hij heeft geprobeerd om aangeefster [slachtoffer] te verkrachten, dat hij haar van haar vrijheid heeft beroofd en dat hij haar verklaringsvrijheid heeft getracht te beïnvloeden.
Het scenario waarin een en ander vrijwillig heeft plaatsgevonden en zich hoogstens een handgemeen heeft voorgedaan, terwijl aangeefster [slachtoffer] (toen zij werd betrapt door haar nieuwe partner [getuige] ) een alternatief scenario heeft verzonnen, is in de visie van de verdediging een veel geloofwaardiger scenario. Volgens de raadsvrouw kan in dit verband geen overtuiging worden ontleend aan de verklaring van getuige [getuige] , omdat zijn verklaring aantoonbaar zou zijn afgestemd op de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . Daarnaast is de verklaring van [getuige] op het punt van de kleding tegenstrijdig met de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , aldus de raadsvrouw.
Ten slotte is aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer] volgens de verdachte uit eigen vrije wil heeft besloten om haar eerder afgelegde verklaring te corrigeren. Aan de vereisten om tot een bewezenverklaring van het in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht beschreven misdrijf te kunnen komen – waaronder begrepen dat de verdachte opzettelijk de verklaringsvrijheid van aangeefster heeft beïnvloed – is volgens de verdediging niet voldaan.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat de ontkenning van de verdachte dat hij de aan hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. Tegen de achtergrond van de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden is het hof tevens van oordeel dat het door de verdediging geponeerde scenario, waarin een en ander vrijwillig zou hebben plaatsgevonden, niet aannemelijk is geworden. Een dergelijk scenario vindt naar ’s hofs oordeel geen steun in het procesdossier en is daarnaast niet te verenigen met de omstandigheid dat de dienstdoende verbalisanten kort na het voorval constateerden dat de jas van aangeefster [slachtoffer] kapot was en dat zij toen een angstige indruk maakte, alsook niet met het feit dat aangeefster [slachtoffer] na het voorval onder druk is gezet om haar aangifte tegen de verdachte in te trekken. Het hof ziet zich in het oordeel dat geen sprake was van vrijwilligheid gesterkt door de inhoud van het mutatierapport van 1 april 2020, waaruit naar voren komt dat de verdachte al eerder gedurende enige tijd pogingen heeft ondernomen om aangeefster [slachtoffer] te dwingen om hun voormalige liefdesrelatie weer op te pakken.
In hetgeen door de raadsvrouw met betrekking tot de getuigenverklaring van [getuige] bij pleidooi naar voren is gebracht ziet het hof geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van die verklaring te twijfelen. Het hof stelt vast dat de getuigenverklaring van [getuige] en de verklaring van aangeefster [slachtoffer] op essentiële punten over en weer steun in elkaar vinden, zoals op het gebied van de emotionele toestand van aangeefster [slachtoffer] , de omstandigheid dat haar onderlichaam naakt was en dat [slachtoffer] zich in de auto van de verdachte bevond en de verdachte daarmee wegreed. Daarnaast past de door [getuige] afgelegde verklaring bij de inhoud van de overige bewijsmiddelen, waaronder begrepen de door verbalisanten eveneens geconstateerde emotionele toestand van aangeefster [slachtoffer] kort na het voorval, zodat het hof de verklaring van [getuige] geloofwaardig acht.
Het hof is op geen enkele wijze gebleken dat [getuige] zijn verklaring zou hebben afgestemd op de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , zoals de verdediging heeft gesuggereerd. De enkele omstandigheid dat [getuige] op enig moment beweerdelijk zou hebben beschikt over een afschrift van de aangifte van [slachtoffer] leidt in ieder geval niet tot een dergelijk oordeel.
Anders dan de verdediging acht het hof op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met een ander heeft getracht om de vrijheid van aangeefster [slachtoffer] te beïnvloeden om bij de politie naar waarheid en geweten te verklaren. Het hof stelt vast dat de beïnvloeding van aangeefster [slachtoffer] is aangevangen op het moment dat zij bij de verdachte in de auto zat en de verdachte haar aanwijzingen gaf over hoe zij moest verklaren indien zij door de politie zou worden gehoord. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] komt naar voren dat de verdachte, op het moment dat [slachtoffer] werd gehoord in zijn nabijheid, een dusdanige invloed op haar heeft uitgeoefend dat zij niet meer durfde te verklaren. Daarnaast komt uit de tapgesprekken naar voren dat de verdachte aan een persoon, die hij broer noemt, heeft verzocht [slachtoffer] onder druk te zetten om haar de aangifte in te laten trekken. Vervolgens zijn er vele chatberichten tussen aangeefster [slachtoffer] en [broer verdachte] (bijgenaamd ‘ [broer verdachte] ’), zijnde een persoon die de verdachte zijn broer noemt, verstuurd waaruit overduidelijk en ontegenzeggelijk volgt dat [slachtoffer] onder druk is gezet om haar aangifte in te trekken en te verklaren dat alles een leugen betrof. Naar het oordeel van het hof kan deze gang van zaken bezwaarlijk anders worden aangemerkt als het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van [slachtoffer] om naar waarheid en geweten te verklaren.
De omstandigheid dat aangeefster [slachtoffer] op een later moment, al dan niet uit vrije wil, te kennen heeft gegeven haar eerder afgelegde verklaring te willen wijzigen doet – wat er ook van die gestelde vrijwilligheid zij – niet af aan het opzet van de verdachte en zijn mededader ten tijde van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot verkrachting.
Het bewezenverklaarde van het onder feit 3 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk mondeling of bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, een poging tot verkrachting en het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van het slachtoffer, zijnde de ex-vriendin van de verdachte. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van het slachtoffer gemaakt, alsook haar lichamelijke integriteit aangetast. Uit de chatberichten met de ‘broer’ van de verdachte valt op te maken dat het slachtoffer (mede door de aan haar adres geuite bedreigingen) veel angst aan is gejaagd.
Uit de bewijsmiddelen komt verder naar voren dat het slachtoffer zich geïntimideerd voelde. De vrijheidsberoving en poging tot verkrachting moeten, gezien de ernst van de feiten, een grote indruk op het slachtoffer hebben gemaakt. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort ernstige feiten daarvan nog jarenlang last kunnen ondervinden en de herinnering daaraan kan hen in hun dagelijks functioneren hinderen.
Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard. Daarbij komt dat de verdachte, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, kennelijk nog steeds niet is doordrongen van het kwalijke van zijn gedrag.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 december 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij samen met zijn ouders woonachtig is in Litouwen, een nieuwe vriendin heeft die zwanger is van zijn tweede kind en na enige tijd bij de luchtmacht te hebben gewerkt en internationaal vrachtwagenchauffeur te zijn geweest momenteel werkzoekend is.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof, met de rechtbank en zoals is gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, passend en geboden. Het hof zal daarbij bevelen dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, op de op te leggen gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 242, 282 en 285a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 24 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.