ECLI:NL:GHSHE:2022:70

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
200.296.096_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van bewindvoerders in een familiezorgzaak met betrekking tot de vermogensrechtelijke belangen van een rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming en het ontslag van bewindvoerders over de goederen van een rechthebbende. De moeder en vader van de rechthebbende waren eerder door de kantonrechter ontslagen als bewindvoerders, waarna een professioneel bewindvoerderskantoor was benoemd. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter gedeeltelijk bekrachtigd en heeft met ingang van 1 februari 2022 de professionele bewindvoerder ontslagen, terwijl de moeder en een ander professioneel bewindvoerderskantoor als opvolgend bewindvoerders zijn benoemd. Het hof oordeelde dat de gezamenlijke benoeming van de moeder en de nieuwe professionele bewindvoerder de meeste waarborgen biedt voor de adequate behartiging van de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende. De moeder had eerder verzuimd haar verantwoordelijkheden als bewindvoerder naar behoren uit te voeren, maar het hof erkende haar betrokkenheid en de noodzaak van een familielid in de rol van bewindvoerder. De beslissing van het hof houdt ook in dat de ouders rekening en verantwoording moeten afleggen over hun beheer in de periode van 1 januari 2020 tot 1 mei 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 januari 2022
Zaaknummer: 200.296.096/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9109272 \ OV VERZ 21-2015
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.A.E. Bregonje-Voermans,
In deze zaak zijn als belanghebbenden aangemerkt:
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de rechthebbende] ,
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
[de zus],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zus,
[de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 13 april 2021 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (1 tot en met 10), ingekomen ter griffie op 21 juni 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het ontslag van de moeder als bewindvoerder ongedaan te maken.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Bregonje-Voermans;
  • de rechthebbende;
  • de vader;
  • [medewerker] , namens de bewindvoerder.
2.3.1.
De zus is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen (producties 11 tot en met 18, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 februari 2021) van de advocaat van de moeder d.d. 8 juli 2021, ingekomen op 12 juli 2021;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 21 juli 2021, ingekomen op 23 juli 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 12 november 2021, ingekomen op 19 november 2021.
2.5.
Na de mondelinge behandeling van het hof is verder ingekomen het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 6 december 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 7 november 2017, is over de goederen die [de rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld en is ten behoeve van [de rechthebbende] een mentorschap ingesteld met benoeming van [betrokkene 1] tot bewindvoerder en de vader tot mentor. Het bewind is ingesteld omdat [de rechthebbende] als gevolg van haar lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat is om ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
3.2.
Bij beschikking van de kantonrechter te Middelburg van 6 juni 2019, is [betrokkene 1] ontslagen als bewindvoerder en is de vader benoemd tot opvolgend bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] .
3.3.
Bij beschikking van de kantonrechter van 24 oktober 2019 is de moeder tot
tweede bewindvoerder en mentor van [de rechthebbende] benoemd.
3.4.
Bij beschikking van 16 november 2020 is tussen de vader en de moeder de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 24 november 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
In het kader van de echtscheiding hebben de vader en de moeder afspraken gemaakt ten aanzien van [de rechthebbende] . Deze afspraken zijn, ondanks het feit dat [de rechthebbende] meerderjarig is,
neergelegd in een ouderschapsplan. Een van de afspraken in het ouderschapsplan betreffen de financiële afspraken. Door de vader en de moeder is het volgende overeengekomen:

11. Financiële afspraken:
  • Moeder zal de vertegenwoordiger blijven van het PGB;
  • Vader zal jaarlijks de financiële gegevens verstrekken aan de rechtbank;
  • [de rechthebbende] ontvangt een IVA-uitkering tot aan haar pensioenleeftijd;
  • De ouders zullen beiden als bewindvoerders de financiën regelen voor [de rechthebbende] .”
3.5.
Het verloop van de procedure in eerste aanleg was als volgt.
  • Op 12 september 2019 is ter griffie een machtigingsverzoek ontvangen inhoudende het
  • Op 30 september 2020 is ter griffie een machtigingsverzoek ontvangen voor het opmaken van een
  • De kantonrechter heeft gelet op de stukken een mondelinge behandeling bepaald op 17 september 2020, 26 november 2020 en 18 februari 2021. Hoewel behoorlijk opgeroepen, zijn de bewindvoerders telkens niet ter zitting verschenen.
  • Op vrijdag 19 februari 2021 heeft een telefonische mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij de vader is gehoord.
  • Op 12 maart 2021 is ter griffie een bereidverklaring ontvangen van [de bewindvoerder] B.V. om tot opvolgend bewindvoerder te worden benoemd.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter:
  • de eindrekening en verantwoording van [betrokkene 1] goedgekeurd;
  • het machtigingsverzoek ‘overboeken’ afgewezen;
  • de bewindvoerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn machtigingsverzoek ‘testament’;
  • met ingang van 1 mei 2021 de vader en de moeder ontslagen als bewindvoerders over de goederen van [de rechthebbende] ;
  • bepaald dat de ontslagen bewindvoerders eindrekening en verantwoording zullen afleggen ter zake het gevoerde beheer over het vermogen van [de rechthebbende] ;
  • met ingang van 1 mei 2021 [de bewindvoerder] B.V. tot opvolgend bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] benoemd en diens beloning vastgesteld.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing, voor zover de beslissing ziet op haar ontslag als bewindvoerder, niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
Zij voert –samengevat – het volgende aan.
Er was in het gezamenlijke bewind van de vader en de moeder een duidelijke taakverdeling tussen hen. De moeder was belast met de dagelijkse zorg voor [de rechthebbende] en de financiën en omdat zij daar al haar handen vol aan had, had de vader het op zich genomen om jaarlijks de financiële gegevens aan de kantonrechter te verstrekken. De moeder realiseert zich nu dat deze taakverdeling haar niet ontsloeg van haar eigen verantwoordelijkheden ter zake. De vader heeft nagelaten de kantonrechter te informeren en de moeder hierover in onwetendheid gelaten. Nu de moeder en de vader in een echtscheiding verwikkeld waren en ook niet meer op hetzelfde adres verbleven, had de moeder geen zicht op het handelen (of het uitblijven daarvan) van de vader. Pas na de procedure in eerste aanleg kwam de moeder erachter dat de vader zijn taken ernstig had verzaakt. De vader heeft dit ook toegegeven.
De kantonrechter heeft de moeder niet gehoord, terwijl zij wel volledig als medebewindvoerder verantwoordelijk is gehouden. De moeder heeft slechts een oproep voor de mondelinge behandeling van 18 februari 2021 ontvangen. De moeder dacht dat de mondelinge behandeling alleen over het testament en de verzochte machtiging ging. [de rechthebbende] verbleef op dat moment in kritieke toestand in het ziekenhuis en de moeder ging ervan uit dat de mondelinge behandeling kon worden verzet. Zij was zeer ontstemd toen zij uit het niets een beschikking kreeg waarin haar ontslag was verleend.
Gelet op hetgeen in artikel 1:435 lid 4 BW is bepaald, dient bij de benoeming van een bewindvoerder de voorkeur voor een familielid gevolgd te worden. De moeder is een familielid en wil graag bewindvoerder van [de rechthebbende] zijn en blijven. [de rechthebbende] woont al enige jaren samen met de moeder in [woonplaats] . De moeder is dan ook volledig op de hoogte van de financiële situatie van [de rechthebbende] . De moeder is erg betrokken en zij zet zich dagelijks voor meer dan 100% in voor [de rechthebbende] . Dit betreft niet alleen de verzorging, het lichamelijk en geestelijk welzijn van [de rechthebbende] , maar ook haar financiële belangen. De moeder is van mening dat zij tot op heden goed heeft zorggedragen voor de financiële belangen van [de rechthebbende] . Er is spaargeld opgebouwd en een woning gekocht voor [de rechthebbende] . Ook is een DUO-schuld kwijtgescholden. Door het inschakelen van [betrokkene 2] is bewerkstelligd dat [betrokkene 1] het door hem aan [de rechthebbende] verschuldigde bedrag heeft terugbetaald.
De moeder is van mening dat de bewindvoerder een menselijke benadering mist. Ook toont hij zich te weinig betrokken: hij heeft [de rechthebbende] nog geen enkele keer bezocht. Het kantoor is bovendien te ver van de woonplaats van [de rechthebbende] gelegen. De moeder heeft goede ervaringen en een goed contact met het bewindvoerderskantoor van [betrokkene 3] te [kantoorplaats] . Zij kent [de rechthebbende] en heeft wél een menselijke aanpak, hetgeen in deze specifieke situatie erg belangrijk is. Ook heeft zij haar kantoor dichter bij de woonplaats van [de rechthebbende] . De moeder verzoekt subsidiair, als het hof niet het vertrouwen heeft dat de moeder het bewind alléén zou kunnen uitvoeren, [betrokkene 3] naast de moeder als medebewindvoerder te benoemen. Zij kan het van de moeder overnemen als de moeder er niet meer is of niet meer in staat is de belangen van [de rechthebbende] te behartigen, zodat continuïteit in de situatie van [de rechthebbende] gewaarborgd is. Tevens kan zij de moeder helpen bij het jaarlijks indienen van de stukken bij de kantonrechter.
3.8.
De bewindvoerder heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Er is in het gezamenlijke bewind van de moeder en de vader een situatie ontstaan waarin er niet meer aan de voorwaarden van goed bewindvoerderschap werd voldaan. De bewindvoerder heeft getracht met de vader in contact te komen maar is daar niet in geslaagd. De moeder kwam uiteindelijk naar het kantoor van de bewindvoerder en daar werd direct duidelijk dat de moeder alles zelf c.q. alleen wilde blijven doen, ook de financiën. Er was geen opening voor het aangaan van een samenwerking. Als er duidelijkheid komt in het kader van dit hoger beroep ontstaat er misschien een situatie waarin zij samen kunnen optrekken, in het belang van [de rechthebbende] .
De bewindvoerder gaat ervan uit dat de moeder een groot aandeel in de zorg voor [de rechthebbende] heeft, gezien het aanzienlijke PGB. Ook is zichtbaar dat de moeder veel rekeningen betaalt c.q. kosten voldoet en financiële zaken regelt. Het stuitte de moeder tegen de borst dat de bewindvoerder nieuwe rekeningen had geopend bij de aanvang van zijn werkzaamheden, maar dat zijn noodzakelijke handelingen om de bewindvoerderstaken behoorlijk uit te voeren.
Er is door de ouders nog geen rekening en verantwoording afgelegd over de periode vanaf 1 januari 2020 tot 1 mei 2021.
3.9.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan.
De vader stelt dat hij degene is die deze situatie heeft doen ontstaan. Hij heeft zaken voor zich uitgeschoven, ook toen de kantonrechter de vader (en de moeder) nog een laatste termijn van één week gaf, en dat is uiteindelijk misgegaan. Het is aan het licht gekomen toen [de rechthebbende] in het ziekenhuis lag. Toen de moeder erachter kwam was de beslissing om beide bewindvoerders te ontslaan echter al genomen. De vader heeft ook nog toegezegd (eind)rekening en verantwoording af te leggen, maar dat heeft hij niet meer gedaan.
De vader heeft de moeder aan het lijntje kunnen houden met verhalen en leugens. Hij heeft alles geloofwaardig kunnen brengen. De moeder had te veel aan haar hoofd om de vader te wantrouwen. Mensen die buiten de situatie staan kunnen zich minder goed inleven in de situatie. De moeder vecht voor [de rechthebbende] als een leeuwin.
3.10.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.10.2.
De kantonrechter heeft de moeder en de vader (hierna ook: de ouders) ontslagen als bewindvoerders van [de rechthebbende] omdat zij niet voldeden aan de vereisten van goed bewindvoerderschap: de ouders hebben, ondanks herhaalde oproepen, nagelaten een boedelbeschrijving over te leggen en de jaarlijkse rekening en verantwoording af te leggen. Nu ieder inzicht in de financiën sinds de aanvang van de taken van de ouders als bewindvoerders ontbrak, was de kantonrechter niet in staat toezicht te houden op het bewind over de goederen van [de rechthebbende] . Gelet op het verloop van het bewind tot dan toe, had de kantonrechter geen vertrouwen dat de ouders zich in de toekomst wel aan hun verplichtingen als bewindvoerders zouden gaan houden. In het voorgaande heeft de kantonrechter aanleiding gezien beide ouders te ontslaan wegens gewichtige redenen. In de bestreden beschikking is tevens overwogen dat de ouders nog wel eindrekening en verantwoording dienden af te leggen.
3.10.3.
Het hof acht het oordeel van de kantonrechter terecht en op goede gronden gegeven. Door de wijze waarop de ouders invulling gaven aan hun taken als gezamenlijk bewindvoerders, was de kantonrechter niet in staat behoorlijk toezicht te houden op het bewind over de goederen van [de rechthebbende] , ondanks de talloze herkansingen die de ouders in dat kader geboden waren.
3.10.4.
Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling echter vast dat de moeder er thans van doordrongen is dat een onderlinge taakverdeling tussen twee bewindvoerders, onverlet laat dat beide bewindvoerders onverkort verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van het bewind op een wijze die voldoet aan de vereisten van goed bewindvoerderschap. Eén van de kerntaken van de bewindvoerder is het indienen van de boedelbeschrijving bij aanvang van het bewindvoerderschap en de jaarlijkse rekening en verantwoording bij de kantonrechter. De moeder realiseert zich nu dat ook zij daarvoor direct verantwoordelijk was en in dat kader nalatig is geweest, ondanks het feit dat in hun onderlinge verhouding de vader deze taak op zich had genomen en haar ervan had overtuigd dat hij conform de tussen de ouders gemaakte afspraken had gehandeld.
3.10.5.
[de rechthebbende] is zelf niet in staat haar voorkeur ten aanzien van de persoon van de te benoemen bewindvoerder kenbaar te maken, maar uit de wettelijke systematiek volgt dat bij voorkeur een familielid tot bewindvoerder wordt benoemd. De moeder is in deze specifieke situatie bovendien nauw betrokken bij de dagelijkse zorg voor [de rechthebbende] : de moeder woont bij [de rechthebbende] in en zorgt voor haar, is haar mentor en doet namens haar alle noodzakelijke uitgaven. Het hof volgt de moeder daarom in haar stelling dat, gezien deze omstandigheden, het in het belang van [de rechthebbende] is dat de moeder (ten minste mede) verantwoordelijk blijft voor het beheer van haar financiën en dat de moeder dus wederom tot bewindvoerder van [de rechthebbende] wordt benoemd.
3.10.6.
Benoeming van de moeder tot
enigbewindvoerder, conform het verzoek van de moeder in hoger beroep, acht het hof echter niet in het belang van [de rechthebbende] . Het hof heeft niet het vertrouwen dat de moeder, naast de intensieve zorg voor [de rechthebbende] en de taken die voortvloeien uit het mentorschap, geheel zelfstandig de vermogensrechtelijke belangen van [de rechthebbende] zou kunnen behartigen. De moeder heeft er verder naar het oordeel van het hof onvoldoende blijk van gegeven dat zij thans wel voldoende zicht heeft op hetgeen concreet van haar in het kader van de verantwoording jegens de kantonrechter verwacht wordt. Daarbij blijkt uit hetgeen de moeder ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij er zelf ook de voorkeur aan geeft de jaarlijkse rekening en verantwoording uit handen te geven. Om te waarborgen dat de kantonrechter in de toekomst in staat zal zijn toezicht te houden op het bewind, is de betrokkenheid van een professionele medebewindvoerder noodzakelijk.
3.10.7.
Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de samenwerking tussen de bewindvoerder en de moeder moeizaam verloopt. De moeder lijkt daarvoor van aanvang af niet voor open te hebben gestaan. Er zijn naar het oordeel van het hof echter geen gegronde redenen om aan te nemen dat de bewindvoerder in dat kader een verwijt kan worden gemaakt of dat hij anderszins zijn taken als bewindvoerder niet goed heeft uitgevoerd of zich niet als een goed bewindvoerder heeft gedragen.
Het voorgaande maakt evenwel dat het hof het in het belang van [de rechthebbende] acht dat een ander professioneel bewindvoerderskantoor tot medebewindvoerder wordt benoemd.
3.10.8.
Tijdens de mondelinge behandeling van het hof heeft de moeder verklaard dat [betrokkene 3] van [betrokkene 3] te [woonplaats] reeds bekend is met de situatie van [de rechthebbende] , dat zij [de rechthebbende] al meerdere malen heeft ontmoet en een persoonlijke aanpak heeft, met oog voor de speciale omstandigheden. Mevrouw [betrokkene 3] kijkt al mee met de moeder en de samenwerking tussen hen is goed. Bij voormeld V6-formulier d.d. 6 december 2021 is een door mevrouw [betrokkene 3] ingevulde bereidverklaring overgelegd.
3.10.9.
Het hof is van oordeel dat wanneer de moeder en mevrouw [betrokkene 3] gezamenlijk tot bewindvoerders worden benoemd, dit de meeste waarborgen biedt voor een adequate behartiging van de vermogensrechtelijke belangen van [de rechthebbende] .
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en met ingang van 1 februari 2022 wegens gewichtige redenen [de bewindvoerder] B.V. ontslaan als bewindvoerder van [de rechthebbende] en met ingang van 1 februari 2022 de moeder en [betrokkene 3] B.V. benoemen als opvolgend bewindvoerders. Aangezien namens de moeder in de procedure in hoger beroep niet formeel, althans niet tijdig is verzocht (subsidiair) [betrokkene 3] B.V. tot medebewindvoerder te benoemen, gaat het hof ambtshalve tot deze benoeming over.
3.12.
De beslissing van het hof laat onverlet dat de ouders over de periode van 1 januari 2020 tot 1 mei 2021 rekening en verantwoording dienen af te leggen ter zake het door hen in die periode gevoerde beheer over het vermogen van [de rechthebbende] .
3.13.
Het hof zal de beloning van [betrokkene 3] B.V. als opvolgend bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 599,- (exclusief BTW) en de jaarbeloning van [betrokkene 3] B.V., inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
3.14.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing van het hof.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 13 april 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor zover het de periode tot 1 februari 2022 betreft;
verleent met ingang van 1 februari 2022, aan
[de bewindvoerder] B.V.voornoemd, ontslag als bewindvoerder over de goederen van
[de rechthebbende], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] aan [adres] ;
benoemt met ingang van 1 februari 2022
[de moeder], wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] aan [adres] , en
[betrokkene 3] B.V., kantoorhoudende te [kantoorplaats] , postbus [postbus] , tot opvolgend bewindvoerders;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na het in kracht van gewijsde gaan van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan het Bewindsbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerders binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dienen op te maken en een afschrift daarvan dienen in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg;
stelt de beloning van [betrokkene 3] B.V. voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 559,- (exclusief BTW);
stelt de jaarbeloning van [betrokkene 3] B.V. vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief);
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, E.L. Schaafsma-Beversluis en H.J.M. van Arkel-van Gasselt en is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2022 door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van de griffier.