ECLI:NL:GHSHE:2022:69

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
200.295.712_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarigen na beëindiging relatie ouders

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over de zorgregeling voor haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2014 en 2015. De moeder verzoekt om de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen bij de vader verblijven in het weekend met overnachting. De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek en de eerdere beschikking in stand te laten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2021 zijn beide ouders gehoord, waarbij de moeder via een CMS-verbinding aanwezig was. De Raad voor de Kinderbescherming was niet verschenen.

De rechtbank had eerder bepaald dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. De ouders hebben na de beschikking van de rechtbank een andere zorgregeling afgesproken, waarbij de kinderen bij de vader verblijven op zaterdag en zondag zonder overnachting. Het hof overweegt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er een zorgregeling moet komen die hen de mogelijkheid biedt om contact te hebben met beide ouders. Het hof stelt vast dat de moeder een weekendregeling per veertien dagen verzoekt, wat het hof in het belang van de kinderen wenselijk acht.

Het hof oordeelt dat de vader verantwoordelijk is voor het creëren van een slaapplaats voor de kinderen tijdens de omgangsweekenden, ondanks zijn huidige woonsituatie. De zorgregeling wordt vastgesteld als volgt: de kinderen verblijven eenmaal per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader, met overnachting, en eenmaal per veertien dagen op woensdag van 14.00 uur tot na de voetbaltraining van de oudste, of tot 19.00 uur. De vakanties worden in onderling overleg tussen de ouders verdeeld. De eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe zorgregeling wordt vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 januari 2022
Zaaknummer: 200.295.712/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/377277/ FA RK 20-5093
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.W. Weehuizen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. U. Santi.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats];
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 26 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 juni 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling) en alsnog de door haar verzochte zorgregeling vast te stellen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 27 juli 2021, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de grieven van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder (via CMS-verbinding), bijgestaan door mr. Weehuizen;
- de vader, bijgestaan door mr. Santi.
De raad is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een V-formulier met een brief en producties (het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de moeder d.d. 21 juni 2021.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Die relatie is eind 2019 beëindigd. Uit de relatie van de ouders zijn geboren:
- [minderjarige 1], op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige 2], op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats].
De vader heeft de kinderen erkend.
3.2.
Bij de beschikking van 26 maart 2021 heeft de rechtbank onder andere bepaald dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben. Deze beslissingen zijn niet in geschil.
3.3.
Bij de beschikking van 26 maart 2021 heeft de rechtbank voorts bepaald, voor zover hier van belang, dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar iedere woensdag vanaf 14.00 uur tot 19.00 uur, alsmede om de week op vrijdag na school tot 19.00 uur, een en ander met inachtneming van rechtsoverweging 4.7.
Omvang van het geschil
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de ouders na voornoemde beschikking tot een andere zorgregeling zijn gekomen, die inhoudt dat de kinderen bij de vader verblijven op zaterdag en zondag vanaf de voormiddag tot 19.00 uur, zonder overnachting. Op woensdag vindt geen contact plaats tussen de vader en de kinderen.
Beide partijen verzoeken het hof een andere zorgregeling te bepalen.
3.5.
De moeder stelt tijdens de mondelinge behandeling dat de huidige weekendregeling op zichzelf goed is, maar daarbij dient het wel mogelijk te zijn dat de kinderen bij de vader blijven overnachten én dient zij de mogelijkheid te houden met de kinderen in het weekend naar bijvoorbeeld verjaardagen te kunnen gaan.
Een weekendregeling per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur, zoals zij in eerste aanleg heeft verzocht, zou zij nog steeds willen, maar ook daarbij geldt dat dit dient plaats te vinden met overnachting van de kinderen bij de vader. Volgens de moeder is het overnachten van de kinderen bij de vader in de huidige woonsituatie van de vader mogelijk en moet de vader daarin zijn verantwoordelijkheid nemen.
De moeder wil [minderjarige 1] zelf blijven begeleiden naar zijn voetbaltraining op woensdag van 18.00 uur tot 19.00 uur. Om die reden verzoekt de moeder te bepalen dat, indien de zorgregeling op woensdag hervat wordt, [minderjarige 1] op die dag om 17.30 uur thuis is.
Ten aanzien van de vakanties verzoekt de moeder te bepalen dat de kinderen bij de vader verblijven gedurende de helft van de vakanties, waarbij de kinderen steeds de eerste helft van die vakanties bij hem zijn. De moeder verzoekt daarbij twee uitzonderingen te bepalen:
1) de kinderen verblijven in verband met Kerst van 24 december ’s middags tot 26 december ’s ochtends bij de moeder en
2) gedurende de jaarwisseling verblijven de kinderen in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader.
Ook voor de vakantieregeling geldt dat de moeder wenst dat de kinderen bij de vader blijven overnachten.
3.6.
De vader verzoekt het hof te bepalen dat de kinderen bij hem verblijven om de week op zaterdag en zondag, zonder overnachting, waarbij op beide dagen de moeder de kinderen om 10.00 uur brengt en de vader de kinderen om 19.00 uur terugbrengt. Het is de moeder niet gelukt om de huidige regeling op grond waarvan hij wekelijks contact met de kinderen in het weekend heeft, op zondag steeds na te komen, aldus de vader. De door hem verzochte regeling geeft een structurele regeling, waardoor beide ouders weten waar ze aan toe zijn.
De vader voert verder aan dat het overnachten van de kinderen bij hem pas mogelijk is als hij een zelfstandige woonruimte heeft (hij woont nu bij zijn ouders) of als zijn broer en diens kinderen, die ook bij zijn ouders wonen, de woning van zijn ouders hebben verlaten. Als een van die omstandigheden zich voordoet, dan wenst hij dat de kinderen in het omgangsweekend bij hem blijven overnachten.
Naast de door hem verzochte weekendregeling verzoekt de vader te bepalen dat de kinderen bij hem verblijven om de week (in de week na het omgangsweekend) op woensdag van 14.00 uur (uit school) tot 19.00 uur. Op die woensdag wil hij de [minderjarige 1] zelf naar de voetbaltraining brengen en die training bijwonen.
Met de door de moeder verzochte vakantieregeling kan hij instemmen, zodra zijn woonsituatie dat toelaat. Hij heeft geen bezwaar tegen het verblijf van de kinderen bij de moeder gedurende de kerstdagen.
De motivering van de beslissing
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Weekendregeling
3.7.2.
Het belang van de kinderen staat voorop. Naar voren is gekomen dat het contact tussen de kinderen en de vader goed is. Beide ouders staat achter een zorgregeling tussen de vader en de kinderen eenmaal per veertien dagen. Zij verschillen echter van mening over de duur van het verblijf van de kinderen en over het wel of niet overnachten.
De door de moeder verzochte zorgregeling, inhoudende dat de kinderen een weekend per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur, doet naar het oordeel van het hof recht aan het belang van de kinderen om structureel meerdere dagen aaneengesloten contact te hebben met de vader. Daarnaast behouden de kinderen bij die regeling de mogelijkheid, om de week in het weekend met de moeder activiteiten te ondernemen.
3.7.3.
Wat betreft het overnachten van de kinderen is het hof van oordeel dat de vader, nu hij bij zijn ouders woont, verantwoordelijk is voor het realiseren van een oplossing zodat het overnachten wel mogelijk wordt. De stelling van de vader dat het overnachten van de kinderen bij hem wegens ruimtegebrek nu niet mogelijk is omdat hij bij zijn ouders woont en daar op dit moment al zes personen wonen, heeft de moeder gemotiveerd weersproken. Zij voert aan dat die woning een vrij grote zolder heeft waar een matras neergelegd kan worden. In het omgangsweekend zou de vader daar kunnen slapen en zouden de kinderen op de kamer van de vader kunnen slapen. De vader heeft niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk zou zijn.
Van de vader wordt daarom verwacht dat hij zich inspant om in zijn huidige woning tijdens de omgangsweekenden een slaapplaats voor de kinderen te creëren. Dit geldt te meer omdat niet gebleken is dat op korte termijn in de woonsituatie van de vader verandering zal optreden.
3.7.4.
Het halen en brengen van de kinderen zal het hof aldus verdelen, dat de moeder de kinderen brengt en de vader de kinderen terugbrengt.
Zorgregeling op woensdag
3.7.5.
Naast voormelde weekendregeling zal het hof bepalen dat de kinderen eenmaal per veertien dagen (na het omgangsweekend) op woensdag bij de vader verblijven van 14.00 uur tot na de voetbaltraining van [minderjarige 1] of, indien er geen training is, tot 19.00 uur. De vader dient op deze dag voor het ophalen en terugbrengen van de kinderen zorg te dragen.
Deze zorgregeling komt het hof in het belang van de kinderen voor, zodat zij om de week ook op een doordeweekse dag contact hebben met de vader en de vader een deel van de sportactiviteiten van de kinderen (in dit geval: van [minderjarige 1]) kan bijwonen.
Vakantieregeling
3.7.6.
De moeder verzoekt, kort gezegd, een verdeling van de vakanties bij helfte met overnachting van de kinderen bij de vader. De vader heeft daartegen op zich geen bezwaren geuit, maar hij stelt dat de uitvoering van die vakantieregeling pas mogelijk is als hij een andere woning heeft of als zijn broer de woning van zijn ouders heeft verlaten.
3.7.7.
Het hof stelt vast dat de ouders het eens zijn over een verdeling van de vakanties van de kinderen bij helfte, conform het verzoek van de moeder, als de situatie zich voordoet dat de vader zelfstandige woonruimte heeft of in de woning van zijn ouders meer ruimte ontstaat door het verlaten van die woning door zijn broer. Het hof gaat er vanuit dat die vakantieregeling zijn beslag krijgt zodra een van voornoemde omstandigheden zich voordoet.
Voor de huidige situatie zal het hof de verzochte vakantieregeling niet vaststellen. Het hof acht die regeling, waarbij de kinderen voor langere periodes bij de vader zullen overnachten, in de gestelde omstandigheden niet haalbaar. In het belang van de kinderen zal het hof bepalen dat de ouders de vakanties van de kinderen in onderling overleg verdelen. Op deze wijze kan rekening worden gehouden met ieders mogelijkheden. De vader moet het tot zijn taak rekenen om ook tijdens de vakantieperiodes iets voor de kinderen te betekenen.
Het hof acht de ouders in staat om onderlinge afspraken over de vakanties te maken, in aanmerking nemende dat zij na de bestreden beschikking over de zorgregeling afspraken hebben gemaakt. Wel is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat nog steeds sprake is van communicatieproblemen tussen de ouders. De ouders zullen moeten leren om, in plaats vanuit hun rol als ex-partners, te gaan communiceren vanuit hun rol als ouders van de kinderen.

4.De slotsom

4.1.
Duidelijkheidshalve zal het hof de bestreden beschikking wat betreft de zorgregeling geheel vernietigen en, op grond van wat hiervoor is overwogen, een zorgregeling vaststellen als hierna staat vermeld.
4.2.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen de ouders gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 maart 2021 wat betreft de beslissing over de zorgregeling
en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats], en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats], als regeling vast dat de kinderen bij de vader verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur, met overnachten, waarbij de moeder de kinderen brengt en de vader de kinderen terugbrengt;
- eenmaal per veertien dagen (na het omgangsweekend) op woensdag van 14.00 uur tot na de voetbaltraining van [minderjarige 1] of, indien er geen training is, tot 19.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt en terugbrengt;
- de vakanties van de kinderen tussen de ouders in onderling overleg te verdelen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, A.M. Bossink en M.J.C. van Leeuwen en op 13 januari 2022 door mr. E.A.M. Scheij uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.