ECLI:NL:GHSHE:2022:685

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
20-002587-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake overtredingen van de Opiumwet en witwassen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de verdachte op 18 november 2020 was veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet en witwassen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar, en het verbeurd verklaren van een geldbedrag van € 50.268,88. De verdachte, geboren in 1957, had ongeveer 205 gram hennep in zijn bezit en was beschuldigd van het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor strafbare feiten onder de Opiumwet, alsook van het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank bevestigt. De raadsman van de verdachte heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging. Subsidiair heeft hij gepleit voor vrijspraak van de feiten 2 en 3, en dat de bij de verdachte aangetroffen geldbedragen aan hem moeten worden teruggegeven. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman erkend dat dit feit bewezen kan worden verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep uitgevoerd en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Na zorgvuldige overweging heeft het hof besloten het vonnis waarvan beroep te bevestigen, en zich verenigd met de redengeving van de rechtbank. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2022, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002587-20
Uitspraak : 9 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 18 november 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-706524-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van
 het overtreden van artikel 3, onder C, van de Opiumwet (feit 1, het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 205 gram hennep),
 het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen waarvan de verdachte ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten (feit 2), en
 het witwassen van een geldbedrag van € 50.268,88 (feit 3),
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 1 jaar.
Voorts heeft de rechtbank het voormelde geldbedrag verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft, zoals ook in eerste aanleg en op de gronden zoals vermeld in zijn pleitnota, primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging wordt verklaard, dan wel dat in geval van bewezenverklaring, op die gronden strafvermindering wordt toegepast. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 2 en 3 en dat dientengevolge de bij de verdachte aangetroffen geldbedragen aan de verdachte worden teruggegeven Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman te kennen gegeven dat dit feit gelet op de bekennende verklaring van de verdachte bewezen kan worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. K. van der Meijde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 9 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Meijde is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.