ECLI:NL:GHSHE:2022:685
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake overtredingen van de Opiumwet en witwassen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de verdachte op 18 november 2020 was veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet en witwassen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar, en het verbeurd verklaren van een geldbedrag van € 50.268,88. De verdachte, geboren in 1957, had ongeveer 205 gram hennep in zijn bezit en was beschuldigd van het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor strafbare feiten onder de Opiumwet, alsook van het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank bevestigt. De raadsman van de verdachte heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging. Subsidiair heeft hij gepleit voor vrijspraak van de feiten 2 en 3, en dat de bij de verdachte aangetroffen geldbedragen aan hem moeten worden teruggegeven. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman erkend dat dit feit bewezen kan worden verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep uitgevoerd en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Na zorgvuldige overweging heeft het hof besloten het vonnis waarvan beroep te bevestigen, en zich verenigd met de redengeving van de rechtbank. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2022, in aanwezigheid van de griffier.