ECLI:NL:GHSHE:2022:68

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
200.295.437_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van bewindvoerder in hoger beroep met gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het verzoek van de rechthebbende om ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende, die al dertien jaar onder bewind staat, heeft aangegeven dat de communicatie met de bewindvoerder zeer slecht is en dat zij zich niet serieus genomen voelt. De rechthebbende ervaart veel stress door de situatie, wat leidt tot slapeloze nachten. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat hij zijn taken naar behoren uitvoert en dat de vertrouwensbreuk voornamelijk het gevolg is van het gedrag van de rechthebbende.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk tussen de rechthebbende en de bewindvoerder, waardoor samenwerking niet meer mogelijk is. Ondanks dat de bewindvoerder zijn werkzaamheden zakelijk gezien goed heeft uitgevoerd, zijn er voldoende bijzondere omstandigheden die het ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigen. Het hof heeft besloten de beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen en de huidige bewindvoerder met ingang van 1 februari 2022 te ontslaan. Tevens is er een opvolgend bewindvoerder benoemd, zoals verzocht door de rechthebbende.

De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording moet afleggen, en dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen moet opmaken. De jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder is vastgesteld volgens de geldende regeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 januari 2022
Zaaknummer: 200.295.437/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9086290 \ BM VERZ 21-1708
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman,
betreffende het verzoek tot wijziging bewindvoerder.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[B.V.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder;
[dochter] ,
wonende te [woonplaats] ,
dochter van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 22 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 3 juni 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - de huidige bewindvoerder te ontslaan en tegelijktijdig een opvolgend bewindvoerder te benoemen, althans een voorziening te treffen die het hof juist acht.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Brinkman;
  • [betrokkene] namens de bewindvoerder.
2.3.1.
De dochter van de rechthebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 april 2021;
  • de stukken van eerste aanleg, ter griffie van het hof ontvangen op 9 juli 2021;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 29 juli 2021;
2.4.1.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof de bereidverklaring van de beoogd opvolgend bewindvoerder binnengekomen (via een V6-formulier
d.d. 15 december 2021 van de advocaat van de rechthebbende).

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 16 januari 2009 is er over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder en gelijktijdige benoeming van een opvolgend bewindvoerder afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De rechthebbende voert, samengevat, het volgende aan.
De communicatie met de bewindvoerder is uitermate slecht. De rechthebbende krijgt niet de mogelijkheid om vragen per telefoon te stellen en van haar wordt verwacht dat zij enkel per mail communiceert. Zij krijgt echter geen reacties op haar mailberichten. Indien er sprake is van contact met het bewindvoerderskantoor, dan wordt er kleinerend naar haar gedaan vanwege haar verslavingsverleden. De rechthebbende krijgt geen kans om te laten zien dat zij verstandig met geld kan omgaan. Er is sprake van veel wantrouwen en de rechthebbende voelt zich niet serieus genomen. De rechthebbende moet overal bonnetjes van overleggen, omdat er anders wordt gedreigd dat zij geen extra leefgeld meer zal ontvangen. De hele situatie zorgt voor veel spanning en stress en leidt bij de rechthebbende tot slapeloze nachten.
De verstoorde verhouding is ontstaan door de handelswijze van de bewindvoerder. Enerzijds geeft de bewindvoerder aan met de begeleider van de rechthebbende te willen communiceren en anderzijds wordt aan voornoemde begeleider meegegeven om zich niet met de taak van de bewindvoerder te bemoeien.
Dit alles heeft ertoe geleid dat er een onwerkbare situatie is ontstaan.
3.5.
De bewindvoerder voert, samengevat, het volgende aan.
De bewindvoerder neemt de normale fatsoensnormen in acht, hetgeen wederzijds dient te zijn. De bewindvoerder heeft ervoor gekozen om verzoeken om extra leefgeld via de mail te laten verlopen, zodat er een heldere en overzichtelijke administratie ontstaat. Aangezien de verzoeken direct worden behandeld zijn eventuele telefoontjes, die bovendien veel tijd kosten, overbodig. Op een gegeven moment zijn de contacten via een hulpverlener gelopen. Echter, in plaats van dat de hulpverlener de rechthebbende op een goede manier heeft begeleid in de omgang met geld, werden er aanvragen gedaan om extra leefgeld van dermate omvang dat de bewindvoerder niet anders kon dan deze af te wijzen. Van een hulpverlener wordt verwacht dat hij het financiële beleid van de bewindvoerder ondersteunt, hij de rechthebbende zonodig aanpakt en niet dat hij de bewindvoerder dicteert. Met de huidige hulpverlener kan de bewindvoerder beter communiceren.
De bewindvoerder is bereid om met de rechthebbende aan haar zelfstandigheid te werken. Zij dient er dan wel blijk van te geven dat zij verstandig met haar geld kan omgaan en dat zij extra leefgeld niet voor andere doeleinden gebruikt dan die waarvoor zij de aanvraag heeft gedaan. Ook dient zij haar medewerking te verlenen door bescheiden aan te leveren. In het verleden is de bewindvoerder er tegenaan gelopen dat gelden aan andere dingen werden uitgegeven dan waarvoor zij waren uitgekeerd. De bewindvoerder heeft zich hierdoor genoodzaakt gezien handelend op te treden en om bonnetjes te vragen. Dit is om de rechthebbende tegen zichzelf in bescherming te nemen. Een andere bewindvoerder lost de problemen die de rechthebbende ervaart niet op. De rechthebbende ontvangt een bijstandsuitkering zodat er geen grote bedragen kunnen worden gespaard. De bewindvoerder streeft ernaar om € 1.000,- reserve te houden voor calamiteiten.
Het bewind wordt verder op correcte wijze uitgevoerd. De vertrouwensbreuk die is ontstaan komt voor rekening van de rechthebbende. De rechthebbende heeft veel leugens verteld en de bewindvoerder regelmatig geprovoceerd. De bewindvoerder wil echter nog steeds zijn taak als bewindvoerder uitvoeren. Van een gewichtige reden voor ontslag is niet gebleken.
De motivering van de beslissing
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Het hof is op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door beide partijen is verklaard van oordeel dat er sprake is van een gewichtige reden om de huidige bewindvoerder te ontslaan.
Het hof heeft namelijk kunnen constateren dat er sprake is van een dermate ernstige, wederzijdse vertrouwensbreuk tussen de rechthebbende en de bewindvoerder, dat er geen basis meer is om samen te werken. Aan de zijde van de rechthebbende is onder meer aangevoerd dat zij kleinerend wordt behandeld en dat communicatie tussen haar en het kantoor wordt afgehouden. Aan de zijde van de bewindvoerder is aangevoerd dat de rechthebbende niet eerlijk is, zij afspraken niet nakomt en dat zij de bewindvoerder provoceert. Ongeacht of deze beschuldigingen over en weer juist zijn, getuigen deze en zeker ook de wijze waarop zij over en weer geuit worden, er niet van dat er nog enige basis is om de vertrouwensbreuk tussen de bewindvoerder en de rechthebbende te herstellen. De inzet van hulpverleners aan de zijde van de rechthebbende heeft hierin geen verbetering gebracht.
Het hof neemt daarbij in overweging dat de rechthebbende veel stress ervaart, waardoor zij slecht slaapt en dat zij al circa dertien jaar onder bewind staat bij de huidige bewindvoerder, zodat het er in zoverre geen schijn van heeft dat zij het verzoek lichtzinnig heeft ingediend.
3.6.3.
Hoewel het hof vaststelt dat de bewindvoerder zakelijk gezien zijn werkzaamheden als bewindvoerder naar behoren heeft verricht is het hof van oordeel dat er op grond van het voorgaande voldoende bijzondere omstandigheden zijn die het ontslag van de huidige bewindvoerder wegens gewichtige redenen rechtvaardigen. Het hof zal een nieuwe bewindvoerder benoemen. Het hof zal de voorkeur van de rechthebbende hierin volgen en overgaan tot benoeming van [opvolgend bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] tot opvolgend bewindvoerder.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 22 april 2021;
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 februari 2022 aan [B.V.] B.V. voornoemd ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende aan [adres] te [woonplaats] ( [postcode] );
benoemt met ingang van 1 februari 2022 [opvolgend bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] , tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren opgenomen lage beloning;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, H. van Winkel en E.M.C. Dumoulin en is op 13 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.