ECLI:NL:GHSHE:2022:674

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
20-001459-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake drugshandel en opzettelijk vervoer van verdovende middelen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1], werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van verdovende middelen, waaronder cocaïne, MDMA, 2C-B, LSD, hennep en hasjiesj, in de periode van 21 januari 2020 tot en met 27 maart 2020. De politierechter had de feiten bewezen verklaard, maar de verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de voertuigen waarin hij zich bevond. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel, onder andere door de aanwezigheid van een magneet die gebruikt kon worden om verborgen ruimtes in de auto te openen.

Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en kreeg een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd besloten tot teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001459-21
Uitspraak : 16 februari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 mei 2021 in de strafzaak met parketnummer 02-263717-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, in vereniging gepleegd (
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, in vereniging gepleegd (
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis. Voorts is bij dit vonnis beslist op het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal ten aanzien van alle in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen gevorderd dat deze verbeurd zullen worden verklaard.
Door de raadsman van de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingverweer gevoerd. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat van alle in beslag genomen voorwerpen de teruggave aan de verdachte zal worden gelast.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2020 tot en met 27 maart 2020 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad op 21 januari 2020:
- een hoeveelheid (10,47 gram) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of
- een hoeveelheid (20 tabletten) van een materiaal bevattende MDMA (XTC), zijnde MDMA, en/of
- een hoeveelheid (10 tabletten) van een materiaal bevattende 2C-B (-4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine), zijnde 2C-B, en/of
- een hoeveelheid (1 zegel) van een materiaal bevattende LSD, zijnde LSD,
op 27 maart 2020:
- een hoeveelheid (6,14 gram) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of
- een hoeveelheid (60 pillen) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, en/of
- een hoeveelheid (50 zegels) van een materiaal bevattende LSD, zijnde LSD, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.hij op of omstreeks 27 maart 2020 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 33,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 21 januari 2020 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
zijnde cocaïne en MDMA en 2C-B en LSD telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en
hij op 27 maart 2020 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD,
zijnde cocaïne en MDMA en LSD telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.hij op 27 maart 2020 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 33,58 gram hennep en hasjiesj, zijnde hennep en een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het proces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Hart van Brabant, Basisteam Tilburg-Centrum, registratienummer PL2100-2020053722, gesloten d.d. 26 april 2020 (pg. 1-221). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2020 (pg. 16-17), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

(pagina 16)
Op 21 januari 2020 omstreeks 03.02 uur reden wij door de Goirkestraat in Tilburg. Ter hoogte van nummer 24 zag verbalisant [verbalisant 1] een auto met twee personen in het voertuig geparkeerd staan met kenteken [kenteken 1] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg dit kenteken op in politiesysteem MEOS. Uit de bevraging kwam kentekenhouder [naam kentekenhouder] . Hierop keerden wij en reden wij terug. Bij het terugrijden zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , nog net de knipperlichten van het voertuig eenmaal knipperen. Toen wij aankwamen bij het voertuig was het voertuig leeg en zagen wij geen personen in de omgeving. Vervolgens wachtten wij in de Wittebollestraat in Tilburg met zicht op het voertuig. Na ongeveer vijf minuten zagen wij twee personen uit de Korte Hoefstraat richting de eerdergenoemde auto lopen. Zij draaiden na een paar seconden om en liepen terug. Hierop reden wij achter hen aan. Wij zagen de twee personen de Korte Hoefstraat in rennen.
Op 21 januari 2020 omstreeks 03.20 uur hielden wij deze twee personen staande in de Korte Hoefstraat. Wij vroegen hun identiteitsbewijzen ter inzage. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , controleerde het identiteitsbewijs van de ene persoon. Dit bleek [verdachte] te zijn. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , controleerde het identiteitsbewijs van de andere persoon. Dit bleek [medeverdachte] te zijn. Verbalisant [verbalisant 1] herkende [medeverdachte] als zijnde de persoon die eerder in het genoemde voertuig op de bestuurdersstoel zat. Verbalisant [verbalisant 1] vorderde de uitlevering van alle verboden middelen uit de Opiumwet. Wij zagen dat [verdachte] wat briefgeld, vijf voorgedraaide joints en een blokje hasj uit zijn tasje haalde. [medeverdachte] haalde drie voorgedraaide joints en twee zakjes hennep uit zijn jaszak. Hierop merkten wij [verdachte] en [medeverdachte] aan als verdachten voor het voorhanden hebben van lijst II-drugs en handelen in verdovende middelen uit de Opiumwet. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan [verdachte] en [medeverdachte] of de auto van hen was. Ik hoorde dat [medeverdachte] zei: "De auto is van [naam kentekenhouder] , een vriend van ons, hij heeft nog geen rijbewijs en wij mochten zijn auto lenen". Verbalisant [verbalisant 1] doorzocht het voertuig op grond van het Wetboek van Strafvordering. Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] , in het voertuig kwam rook ik een hennepgeur. Ik zag op de grond aan de bestuurderskant een half opgerookt jointje liggen. Ik trok vervolgens aan het leer van de versnellingspook. Ambtshalve is mij bekend dat dit vaak wordt gebruikt als verstopplek door dealers. Toen ik de kap omhoog trok, zag ik gelijk een aantal gripzakjes liggen.
(pagina 17)
Op 21 januari 2020 omstreeks 03.30 uur hielden wij [verdachte] en [medeverdachte] aan voor handelen in verboden middelen in vereniging uit lijst I van de Opiumwet. Om 03.31 uur namen wij onder andere alle drugs, het geld en de auto in beslag.

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2020 (pg. 25-26), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

(pagina 25)
Op 21 januari 2020 heb ik in het voertuig met kenteken [kenteken 1] harddrugs aangetroffen. De harddrugs lagen verstopt onder de versnellingspook. Ik heb aan het leren omhulsel van de versnellingspook getrokken en daardoor kwam die omhoog. Hieronder lagen de harddrugs verborgen in verschillende gripzakjes. Ik trof daar het volgende aan: vierendertig envelopjes met een witte substantie erin, vijf gripzakjes met wit poeder erin, zes gripzakjes met witte brokjes erin, vier gripzakjes met witte/beige kristallen erin, vier gripzakjes met vijf pilletjes in de vorm van een vrachtwagen per gripzakje, twee gripzakjes met daarin vijf paarse pilletjes per gripzakje, een gripzakje met daarin een LSD zegel.

3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2020 (pg. 34), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op 21 januari 2020 zag ik dat twee personen de Korte Hoefstraat in renden. Ik ben met mijn dienstvoertuig direct vanaf de Wittebollestraat via de Goirkestraat en vervolgens linksaf de Korte Hoefstraat ingereden. Tussen het zien van de twee personen die de Korte Hoefstraat in renden en zelf de straat inrijden zaten ongeveer vijf seconden. Toen ik de straat inreed, zag ik aan de rechterkant twee personen lopen. Dit waren de enige twee personen die daar liepen. Bij het uitstappen en contact maken herkende ik één van de personen als de persoon die ik eerder op de bestuurdersstoel van het eerder genoemde voertuig zag zitten.

4. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 januari 2020 (pg. 12-15), voor zover inhoudende:

(pagina 12)
Goednummer PL2000-2020018026-2147460 en PL-2000-2020018026-2147466
Object: Verdovende middelen (Cocaïne Crack)
Inhoud: Totale partij is 10,47 gram netto
(pagina’s 12-13)
Goednummer PL2000-2020018026-2147462 en PL2000-2020018026-2147670
Object: Pillen
Kleur: Paars
Inhoud: Totale partij betreft 10 paarse pillen waarvan 5 monster
(pagina 13)
Goednummer: PL2000-2020018026-2147463 en PL2000-2020018026-2147649
Object: Verdovende middelen (Xtc)
Kleur: Roze
Inhoud: Totale partij betreft 20 pillen verpakt in 4 gripzakjes met elk 5 pillen
Goednummer: PL2000-2020018026-2147464
Object: Verdovende middelen (Lsd)
Aantal/eenheid: 5 stuks
Spoor identificatienummer: AACQ9477NL
Inhoud: 1 rijtje met 5 zegels
Bijzonderheden: Betreft de gehele partij als monster

5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2020 (pg. 35-36), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

(pagina 35)
Op dinsdag 21 januari 2020 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan mij ter beschikking werden gesteld door collega [verbalisant 1] , team Tilburg Centrum. Deze partij was in beslag genomen bij de verdachte [medeverdachte] .
Omschrijving:
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- Goednummer 2147460 en 2147466: 10,47 gram (netto) wit poeder.
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werden door mij twee representatieve monsters
genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de onderstaande sporenlijst is vermeld. Deze monsters werden ieder getest waarbij gebruik werd gemaakt van de MMC NARCOTEST
Cocaïne. De tests gaven een positieve reactie op cocaïne, zijnde een stof die is vermeld op
Lijst I van de Opiumwet.
SIN: AACQ9475NL
Monster: Monster uit 1,47 gram
Goednummer: 2147466
De genoemde bemonstering is, voorzien van de vereiste Spoor Identificatie Nummer, via
Team Forensische Opsporing verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut waarbij
is verzocht onderzoek in te stellen naar de aard en samenstelling hiervan.

6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2020 (pg. 39-40), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

(pagina 39)
Op dinsdag 21 januari 2020 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan mij ter beschikking werden gesteld door [verbalisant 1] , team Tilburg Centrum. Deze partij was in beslag genomen bij de verdachte [medeverdachte] .
Omschrijving:
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- Goednummers 2147463 en 2147649: 20 tabletten, kleur: roze, verpakt in 4 gripzakjes met elk 5 tabletten.
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de onderstaande sporenlijst is vermeld. Dit monster werd getest waarbij gebruik werd gemaakt van de MMC NARCOTEST Crystal Meth/XTC. De test gaf een positieve reactie op XTC, zijnde een stof die is vermeld op Lijst I
van de Opiumwet (Amfetamine).
SIN: AAEJ5670NL
Monster: Monster uit 5 stuks
Goednummer: 2147649
De genoemde bemonstering is, voorzien van de vereiste Spoor Identificatie Nummer, via
Team Forensische Opsporing verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut waarbij
is verzocht onderzoek in te stellen naar de aard en samenstelling hiervan.

7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2020 (pg. 47-48), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

(pagina 47)
Op 21 januari 2020 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen die aan mij ter beschikking werden gesteld door collega [verbalisant 1] . Deze partij was in beslag genomen bij de verdachte [medeverdachte] .
Omschrijving:
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit goednummers 2147462 en 2147670: tien tabletten, kleur paars, verpakt in twee gripzakjes met elk vijf pillen.
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de onderstaande sporenlijst is vermeld.
SIN: AAEJ5322NL
Monster: Monster uit 5 stuks
Goednummer: 2147670
De genoemde bemonstering is, voorzien van de vereiste Spoor Identificatie Nummer, via
Team Forensische Opsporing verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut waarbij
is verzocht onderzoek in te stellen naar de aard en samenstelling hiervan.

8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2020 (pg. 55-57), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

(pagina 55)
Op 14 februari 2020 onderzocht ik als forensisch onderzoeker onder meer de navolgende monsters met vermoedelijk verdovende middelen.
Monster 1
Goednummer: PL2000-2020018026-2147649
Aantal: 5 stuks
Spoor identificatienummer: AAEJ5670NL
Inhoud: Totale partij betreft 20 pillen
(pagina 56)
Monster 3
Goednummer: PL2000-2020018026-2147466
Totale hoeveelheid: 1,47 gram
Spoor identificatienummer: AACQ9475NL
Inhoud: Totale partij betreft 10,47 gram netto

9. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 februari 2020 (pg. 58), gerapporteerd door [deskundige 1] , voor zover inhoudende:

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AACQ9475NL
brokken, wit, uit 10,47 gram
bevat cocaïne

10. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 februari 2020 (pg. 59), gerapporteerd door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, voor zover inhoudende:

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAEJ5670NL
tablet, roze, uit 10,8 gram
bevat MDMA

11. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 maart 2020 (pg. 61-62), gerapporteerd door ing. C.M.M. Diever-Heezen, voor zover inhoudende:

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AACQ9477NL
een stukje meerkleurig papier, door perforatie verdeeld in 5 eenheden
bevat LSD
AAEJ5322NL
monster, vijf tabletten (à 0,14 gram), paars, Mojo Jojo
bevat 2C-B

12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2020 (pg. 125-127), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :

(pagina 125)
Op 27 maart 2020 omstreeks 13:10 uur reden wij over de Besterdring in Tilburg. Hier kwam ons tegemoet een Smart ForTwo Coupé met Nederlands kenteken: [kenteken 2] . Op grond van de juiste naleving van de bij of krachtens artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften gaf ik een stopteken aan de bestuurder van het voornoemde voertuig middels een verlichte transparant. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat er twee personen in de Smart zaten, de bestuurder en de bijrijder. Ik vorderde van de bestuurder een geldig rij- en kentekenbewijs. De volgende gegevens stonden op het rijbewijs: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . De bijrijder overhandigde mij, verbalisant [verbalisant 5] , een geldige Nederlandse identiteitskaart. Hierop stond het volgende vermeld: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] .
Tegelijkertijd heb ik, verbalisant [verbalisant 6] , een visuele controle uitgevoerd rondom het genoemde voertuig. Ik maakte het bijrijdersportier open en trof onder de bijrijdersstoel het ingeslagen chassisnummer aan.
(pagina 126)
Ik zag dat deze overeenkwam met het chassisnummer op het kentekenbewijs. Toen ik het chassisnummer controleerde rook ik een voor mij bekende henneplucht. Ik rook deze lucht in de omgeving van de bijrijdersstoel.
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , vorderde de uitlevering van verdovende middelen die in de Smart zouden liggen en die zij mogelijk in de kleding zouden hebben, van zowel [medeverdachte] als van [verdachte] . Wij hoorden dat [verdachte] en [medeverdachte] vertelden dat zij niks van verdovende middelen bij zich hadden. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , vroeg aan [medeverdachte] van wie de Smart was. Ik hoorde dat hij vertelde dat de Smart van hem was.
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , verschafte mijzelf toegang tot de Smart op grond van artikel 9 Opiumwet. Tevens doorzocht ik het voertuig op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering. Mij is bekend dat in soortgelijke Smarts verborgen ruimtes worden ingebouwd om verdovende middelen te vervoeren. Deze verborgen ruimtes zijn kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Vervolgens heb ik de Smart doorzocht. Ik haalde de vloermat en het voetenpaneel weg die zich onder het dashboard bevonden. Ik zag dat er zich in de breedte een naad bevond, op de grond en aan de zijkant. Ik zag dat er een sealbag uit de naad aan de onderkant stak. Ik trok aan deze sealbag en ik zag dat er in de sealbag diverse zakjes zaten. In deze zakjes zat wit poeder en mijn vermoeden was dat dit harddrugs betrof. Hierdoor hadden wij het vermoeden van het dealen in harddrugs.
Hierna merkten wij beide verdachten aan als verdachten voor het dealen van harddrugs.
Uit het onderzoek aan de kleding van verdachte [verdachte] kwam een magneet en ongeveer 500 euro. Het is mij, verbalisant [verbalisant 6] , ambtshalve bekend dat zulke magneten worden gebruikt voor het openen en sluiten van verborgen ruimtes in voertuigen.

13. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2020 (pg. 131-131A), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] :

(pagina 131)
Aanleiding onderzoek voertuig
Wij waren op 27 maart 2020 belast met het onderzoek van een voertuig, Smart ForTwo Coupé voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . Dit onderzoek was gericht op een mogelijk aangebrachte verborgen ruimte in het voertuig.
Onderzoek voertuig:
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb mijn hand onder de schuine plaat geduwd. Ik voelde toen een stof aan mijn hand. Hierop heb ik de stof vastgepakt en onder de plaat uitgetrokken. Ik zag een groene en bruine stoffen plunjezak. Ik zag dat in beide zakken diverse soorten drugs zaten. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 6] , de vloermat aan de bijrijderskant verwijderd en vervolgens de plasticplaat verwijderd. Daarop zag ik een afwijking van de bekleding en een rand aan de onderkant en de zijkant bij de schuinzijde onder het dashboardkastje. Tevens zag ik aan beide zijden onder de bekleding van het middenconsole een contactpunt.
Werking verborgen ruimte:
Een magneet, die eerder bij verdachte [verdachte] werd aangetroffen, werd tegen het eerder aangetroffen contactpunt aan de bestuurderszijde gehouden. Vervolgens zag ik, verbalisant [verbalisant 6] , dat de schuine plaat aan de bijrijderszijde vanaf beneden omhoog bewoog. Hierdoor werd het hydraulische systeem in werking gezet en werd de verborgen ruimte zichtbaar. Vervolgens werd de magneet tegen het contactpunt aan de bijrijderskant gehouden. Hierdoor sloot de verborgen ruimte zich.
Inhoud verborgen ruimte:
De stoffen plunjezakken met drugs. En nog twee kleine verpakkingen met vermoedelijk drugs als inhoud.

14. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2020 (pg. 147-148), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :

(pagina 147)
Op 28 maart 2020 was ik belast met het onderzoek naar de in beslag genomen drugs aan de Besterdring in Tilburg. Hieronder volgt een overzicht van de in beslag genomen drugs in de Smart auto. Alle genoemde drugsgewichten zijn nettogewichten.
Aangetroffen drugs in de Valentino-zak die in de Smart auto lag
- 0,58 gram hennep, goednummer 2176008.
- 1,87 gram groene pillen/MDMA, goednummer 2176018 (5 pillen).
- 1,34 gram witte brokjes/cocaïne, goednummer 2176019.
- 0,4 gram hennep, goednummer 2176020.
- 13,6 gram hasj, goednummer 2176021.
- 3,45 gram witte brokjes/cocaïne, goednummer 2176024.
- 30,6 gram blauwe pillen/MDMA, goednummer 2176026 (55 pillen).
- 50 stuks LSD-zegels, goednummer 2176027.
Aangetroffen drugs in de Gucci-zak die in de Smart auto lag
- 1,35 gram wit poeder/cocaïne, goednummer 2175921.
- 19 gram hennep, goednummer 2175924.

15. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020 (pg. 166), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :

Alle onderstaande goederen werden door mij herkend als delen van hennepplanten.
Aangetroffen in auto:
PL2000-2020076793-2176008 (Henneptop)
PL2000-2020076793-2176020 (Henneptoppen)
PL2000-2020076793-2175924 (Henneptoppen)
PL2000-2020076793-2176021 (Hasj)
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring dat het delen van hennepplanten waren. Ik herkende dit aan de geur, kleur en uiterlijke kenmerken. De brokken bruine samengeperste substantie werden door mij herkend als hasjiesj, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep.

16. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 maart 2020 (pg. 110-111), voor zover inhoudende:

Goednummer: PL2000-2020076793-2176141
Object: Verdovende middelen (Cocaïne Crack)
Aantal: 2 stuks
Bijzonderheden: Monster in SIN AACQ9470NL is van partij 2176024

17. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2020 (pg. 183-185), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

(pagina 183)
Op 10 april 2020 onderzocht ik als forensisch onderzoeker onder meer de navolgende monsters met vermoedelijk verdovende middelen.
Monster 1
Goednummer: PL2000-2020076793-2176139
Spoor identificatienummer: AACQ9470NL
Bijzonderheden: Monster van 0,25 gram cocaïne van totaalpartij 2176019
Monster 2
Goednummer: PL2000-2020076793-2176150
Aantal/eenheid: 5 stuks
Kleur: Blauw
Spoor identificatienummer: AACQ9469NL
Bijzonderheden: Is van totaalpartij 2176026, totaal 55 pillen, nu 50 pillen
Monster 4
Goednummer: PL2000-2020076793-2176018
Aantal/eenheid: 5 stuks
Kleur: Groen
Spoor identificatienummer: AACQ9467NL
Inhoud: Netto 1,87 gram, totaalpartij wordt volledig als monster gepakt.

18. Het geschrift, te weten een ongedateerde aanvragen onderzoek, gedaan door FO Zeeland-West-Brabant (niet doorgenummerd), voor zover inhoudende:

Omschrijving stuk van overtuiging
Aantal: 10 stuks
Soort: zegels
Kleur: meerkleurig
Gewicht bronpartij: 50 stuks
SIN: AACQ9465NL
Goednummer monster: 2176165
Goednummer bronpartij: 2176027

19. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 april 2020 (pg. 186), gerapporteerd door [deskundige 2] , voor zover inhoudende:

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AACQ9470NL
poeder en brokjes, wit, uit 6,14 gram
bevat cocaïne

20. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 april 2020 (pg. 187), gerapporteerd door ing. F. Wallace, voor zover inhoudende:

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AACQ9469NL
gleuftablet, blauw, uit 30,8 gram
bevat MDMA

21. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 april 2020 (pg. 188), gerapporteerd door ing. F. Wallace, voor zover inhoudende:

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AACQ9467NL
tablet, groen, uit 1,9 gram
bevat MDMA

22. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 mei 2020 (niet doorgenummerd), gerapporteerd door ing. A.G.A. Sprong, voor zover inhoudende:

Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AACQ9465NL
monster van stukjes meerkleurig papier door middel van perforatie verdeeld in tien eenheden in twee gripzakjes; aantal onderzocht: twee
bevat LSD
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman in de kern aangevoerd dat de verdachte zowel op 21 januari 2020 als op 27 maart 2020 geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van verdovende middelen in de auto’s waarin hij op voornoemde data was gezeten. In beide gevallen werden de drugs aangetroffen in een verborgen ruimte. Deze verborgen ruimtes bevonden zich buiten het zicht van de verdachte. Met betrekking tot de magneet die op 27 maart 2020 onder de verdachte is aangetroffen heeft de verdediging aangevoerd dat deze magneet niet per definitie de sleutel is tot de verborgen ruimte in de auto. Het openen en sluiten van de verborgen ruimte waarin de drugs werden aangetroffen is wellicht mogelijk met iedere magneet, aldus de verdediging. Voorts is aangevoerd dat de omstandigheid dat onder de verdachte een magneet is aangetroffen onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat de verdachte wetenschap had van de in beslag genomen drugs. Tevens heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte op beide voornoemde data niet de bestuurder maar slechts de bijrijder van de respectievelijke auto’s was. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van harddrugs en softdrugs of dat de verdachte deze verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de nacht van 21 januari 2020 ter hoogte van de Goirkestraat 24 te Tilburg een geparkeerde auto hebben gezien waarin twee personen waren gezeten. Toen de verbalisanten bij de hiervoor bedoelde auto aankwamen, zaten er geen personen meer in deze auto. Even later liepen twee personen richting de auto, maar kort daarop liepen zij terug. Toen de verbalisanten achter hen aan reden, renden zij weg. Na een korte achtervolging zijn beide personen staande gehouden: [medeverdachte] en de verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] werd door verbalisant [verbalisant 1] herkend als de persoon die in eerste instantie in het voertuig op de bestuurdersstoel zat. Tussen het moment dat de verbalisanten de twee wegrennende personen de Korte Hoefstraat in zagen rennen en het moment dat zij die straat in reden, zaten maar circa vijf seconden, terwijl de verdachte en [medeverdachte] de enigen waren die daar toen liepen. Daaruit trekt het hof de gevolgtrekking dat de verdachte en [medeverdachte] de twee personen waren die de verbalisanten even daarvoor in de geparkeerde auto hebben zien zitten en die zij later naar de geparkeerde auto hebben zien lopen en van hen hebben zien wegvluchten. Dit alles wordt bevestigd door de opmerking van [medeverdachte] dat hij de auto samen met de verdachte had geleend van een vriend. In de auto zijn door de verbalisanten verschillende soorten harddrugs aangetroffen (te weten: cocaïne, MDMA, 2C-B en LSD). Deze drugs waren verstopt onder de kap van de versnellingspook.
Op 27 maart 2020 zijn de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wederom aangetroffen in een auto. In een verborgen ruimte van deze auto – ter hoogte van het voetenpaneel aan de passagierszijde – zijn harddrugs (te weten: cocaïne, MDMA en LSD) en softdrugs (te weten: hennep en hasjiesj) aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] was op dat moment wederom de bestuurder van de auto en de verdachte bevond zich als passagier op de bijrijdersstoel. Bij de verdachte is een magneet aangetroffen waarmee de verborgen ruimte kon worden geopend.
Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich zowel op 21 januari 2020 als op 27 maart 2020 schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met [medeverdachte] opzettelijk vervoeren van de in de tenlastelegging genoemde verdovende middelen. De stelling van de raadsman, inhoudende dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van vorenbedoelde middelen en er geen sprake was van medeplegen, wordt dan ook terzijde geschoven. In dit verband wijst het hof in het bijzonder op de omstandigheden dat op de hiervoor genoemde data steeds meerdere soorten, soortgelijke harddrugs zijn aangetroffen in een verborgen ruimte van een auto, dat de verdachte op beide data in het gezelschap van medeverdachte [medeverdachte] gebruik maakte van die auto’s en dat de verdachte en [medeverdachte] op 21 januari 2020 kennelijk bij het zien van de politie zijn weggerend. Uit de verklaring die medeverdachte [medeverdachte] op 21 januari 2020 tegenover de politie heeft afgelegd volgt bovendien dat hij samen met de verdachte de auto had geleend van een vriend. Voorts wijst het hof in het bijzonder op de omstandigheid dat er op 27 maart 2020 bij de verdachte een magneet is aangetroffen. Uit nader onderzoek aan het voertuig is gebleken dat de toegang tot de verborgen ruimte zichtbaar werd door deze magneet tegen het aangetroffen contactpunt aan de bestuurderszijde in de auto te houden. Het hof is van oordeel dat een magneet als de onderhavige geen voorwerp is dat in het dagelijks verkeer gebruikelijk wordt meegenomen door een ieder. Het hof merkt daarbij op dat de verdachte op dit punt geen enkele aannemelijke, hem ontlastende verklaring heeft afgelegd.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het bewijsmiddel blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,

en

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat hij zich op 21 januari 2020 en 27 maart 2020 schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. De verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de drugshandel, met alle daaraan verbonden negatieve maatschappelijke effecten. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Bovendien is het gebruik van harddrugs en softdrugs verslavend en kan het de volksgezondheid schaden. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals thans is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 december 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op de vorenomschreven ernst van de feiten en het repeterende karakter ondanks zijn aanhouding op 21 januari 2020, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alle omstandigheden afwegende acht het hof – evenals de advocaat-generaal – een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder hem in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van € 255,00, € 490,00 respectievelijk € 10,00, nu het hof geen grond aanwezig acht om deze geldbedragen verbeurd te verklaren dan wel te onttrekken aan het verkeer en het belang van strafvordering zich hier niet tegen verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van € 255,00 (goednummer G2147448);
  • een geldbedrag van € 490,00 (goednummer G2175928);
  • een geldbedrag van € 10,00 (goednummer G2176038).
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Verhoeven en mr. E.C.M. van der Valk, griffiers,
en op 16 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. von Hebel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.