6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. GvB is een onderneming van [persoon A], verder te noemen ‘[persoon A]’. [persoon A] heeft op 28 juli 2017 [appellante] met een e-mail benaderd, waarin hij schrijft:
“In aansluiting op ons aangenaam telefonisch contact van gisteren voor het plaatsen van de motor laat ik u deze mail.
• Uithalen van de huidige motor
• Plaatsen van de nieuwe motor + aangepast bodemplaat
• Prijs besproken 5000 + 2200 = 7200 euro incl. Btw
• Ik wens de wagen te laten herstellen na jullie verlof (of zo snel als mogelijk )
• Is het mogelijk dat jullie de wagen komen halen a.u.b. en terugbrengen .
• Betaling zal gebeuren bij aflevering
• Garantie = nog te bespreken
• Hebt u nog bijkomende info nodig of gegevens van de auto, laat het gerust weten.”
[appellante] antwoordt daarop op 18 augustus 2017 met een e-mailbericht dat luidt als volgt:
“Beste [persoon A]
Ik heb zonet de mail van jou, die je naar Carparts hebt gestuurd gelezen.
Ik zal effe alles duidelijk op papier zetten om miscommunicatie te voorkomen.
De prijs van de motor is zoals ook verteld door [persoon B] en door mij €5500 ex btw.
De prijs van in en uitbouw is €2200 ex btw
Wanneer hiervoor een geldig btw nummer wordt overlegd, wordt geen btw in rekening gebracht
De auto is als service opgehaald zoals afgesproken zonder kosten.
De auto wordt niet retour bezorgd, maar dient afgehaald te worden, wanneer deze volledig klaar is.
De standaard garantie is 3 maanden.
Wanneer de auto in service blijft in de periode van 6 maanden dan geldt ook een garantie van 6 maanden.
Op het moment dat de oude motor uitgebouwd is, stuur ik een factuur van de nieuwe motor, die dan betaald dient te worden.
De rest wordt afgerekend wanneer de auto volledig klaar is.”
In antwoord op dit e-mailbericht stuurt [persoon A] op 18 augustus 2018 een e-mail met onder meer de navolgende inhoud:
“Beste [persoon C],
Bedankt voor je snelle reactie.
(…)
Oke ik kom mijn wagen ophalen.
Klopt, dit zijn de afspraken.
Ik heb je mijn een geldig btw nummer gegeven, zodat je geen BTW dient aan te rekenen.
Oké voor de betalingen, zo heb ik het ook begrepen.
Wat de garantie (6 maanden ) betreft wil ik bij jullie in onderhoud blijven, voor deze periode en ook daarna.”
Gedateerd op 21 augustus 2017, stuurt [appellante] GvB een factuur ad € 5.500,= wegens “revisie motor verbeterde versie 3.0 tdv6 inclusief distributie standaard drie maanden garantie”.
Na uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden is de auto op 14 september 2017 aan GvB afgegeven. Bij het ophalen van de auto heeft [appellante] GvB geadviseerd om, na een beperkt aantal kilometers met de auto te hebben gereden, de olie aan te vullen en heeft [appellante] daartoe nog een hoeveelheid olie meegegeven.
Bij e-mail van die dag stuurt [appellante] als bijlage de factuur voor het inbouwen en losse delen. Het gefactureerde bedrag is € 3.018,12. Op de factuur is een kilometerstand van de auto vermeld van 185.150 km.
Op 22 september 2017 heeft een bergingsbedrijf de auto teruggebracht naar [appellante] met een vastgelopen motor. [appellante] heeft opnieuw werkzaamheden aan de auto uitgevoerd en daarvoor een bedrag verlangd van € 5.000,=, waarvan € 2.500,= bij factuur van 6 december 2017 in rekening is gebracht. Deze factuur vermeldt een kilometerstand van de auto van 186.525 km.
[persoon A] heeft de auto op 11 december 2017 weer opgehaald, waarbij hij € 2.500,= heeft betaald. Tijdens de terugrit viel de Land Rover stil en is deze afgevoerd naar een dealer in [plaats], die herstelwerk heeft uitgevoerd. Deze heeft aan GvB onder meer bericht dat de hoofdzekering van de auto was doorgebrand en dat deze was doorverbonden door middel van een klinknagel.
Op 26 februari 2018 viel de auto opnieuw stil. Wederom is de auto naar de dealer getransporteerd. Bij e-mail van 5 maart 2018 schrijft deze dat de krukas van de motor een geluid produceert, waardoor de dealer de motor als onherstelbaar beschadigd beschouwt en adviseert een verdere diagnose te stellen.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert GvB de ontbinding van de overeenkomst tot levering en plaatsing van de revisiemotor en terugbetaling van al hetgeen GvB heeft voldaan, te weten € 8.518,12 voor de levering en plaatsing van de revisiemotor en € 2.500,= ter zake de reparatie van de krukas, tegen afgifte van de revisiemotor aan [appellante], met vergoeding van een bedrag van € 885,18 wegens buitengerechtelijke kosten en met vergoeding van allen overige schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Het hof begrijpt dat zij daaraan ten grondslag legt dat [appellante] is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen en in verzuim is geraakt, zodat zij, GvB, bevoegd is de overeenkomst tot levering en plaatsing van een revisiemotor te ontbinden. Hierdoor ontstaan verplichtingen tot ongedaanmaking. Die brengen met zich mee dat [appellante] de verlangde sommen aan GvB moet terugbetalen.
6.2.2.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwist te zijn tekortgeschoten en voert aan dat het defectraken van de geleverde motor het gevolg is van een omstandigheid die aan GvB moet worden toegerekend (het niet opvolgen van een advies met betrekking tot het bijvullen en/of vervangen van de olie). Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende nader aan de orde komen.
6.2.3.In het tussenvonnis van 5 september 2018 heeft de kantonrechter aan elk der partijen bewijs opgedragen. Aan GvB is te bewijzen opgedragen dat het stilvallen van de motor op 11 december 2017 het gevolg is geweest van het onjuist uitvoeren van werkzaamheden door [appellante]. [appellante] is te bewijzen opgedragen dat de motor in september 2017 is vastgelopen en de krukas is gebroken doordat GvB heeft nagelaten voldoende olie bij te vullen.
6.2.4.Nadat getuigen waren gehoord, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 18 december 2019, uitvoerbaar bij voorraad, de overeenkomst betreffende de levering en plaatsing van de revisiemotor ontbonden en [appellante] veroordeeld om aan GvB een bedrag te betalen van € 11.018,12, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 20 maart 2018 tot aan de dag van betaling en een bedrag van € 885,18 wegens buitengerechtelijke kosten. De vordering om [appellante] te veroordelen tot vergoeding van schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, heeft de kantonrechter afgewezen. Wel is [appellante] veroordeeld in de kosten van het geding, begroot op € 2.417,=.
In het principaal en incidenteel hoger beroep
6.3.1.[appellante] heeft in het principaal hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van GvB.
6.3.2.GvB heeft in het principaal hoger beroep verweer gevoerd. Het hof komt daar, voor zover nodig, bij de beoordeling op terug. GvB heeft harerzijds incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het afwijzen van haar vordering tot veroordeling van [appellante] om aan haar de in een schadestaatprocedure nader vast te stellen schade te vergoeden.