In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellant], voorheen handelend onder de naam Viszaak Ocean, en [geïntimeerde] over een bedrijfsruimte die door [geïntimeerde] aan [appellant] is verhuurd. De huurovereenkomst is aangegaan op 29 september 2015 en had een looptijd van vijf jaar. [appellant] stelt dat er gebreken waren aan de gehuurde ruimte, waardoor hij zijn viszaak pas later kon openen dan gepland. Hij vordert onder andere huurprijsvermindering en schadevergoeding wegens misgelopen inkomsten.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. In hoger beroep heeft [appellant] de vonnissen van de kantonrechter bestreden, maar het hof oordeelt dat de grieven van [appellant] niet slagen. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] zijn verplichtingen als verhuurder is nagekomen en dat er geen grond is voor huurprijsvermindering of terugbetaling van de borgsom.
Het hof bekrachtigt het eindvonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 1 maart 2022.