ECLI:NL:GHSHE:2022:635

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
20-002323-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1994 te Veghel, werd veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een verbod op basis van artikel 2 onder B van de Opiumwet, meermalen gepleegd. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van 8 maanden. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en de opgelegde straf verhoogd naar 8 maanden gevangenisstraf.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van getuigenverklaringen en processtukken. De verklaringen van getuigen wezen op een nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten bij de handel in cocaïne. Het hof oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van ruim tien maanden samen met anderen betrokken was bij de handel in cocaïne, wat ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en leidt tot andere criminele activiteiten. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een soortgelijk feit, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Bij de bepaling van de straf heeft het hof rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof concludeerde dat de eerdere straf niet in verhouding stond tot de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd was. Daarom werd de gevangenisstraf verhoogd naar 8 maanden, terwijl het hof zich aansloot bij de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002323-20
Uitspraak : 28 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 26 oktober 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-870015-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te Veghel op [geboortedag] 1994,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met aanvulling van de bewijsmiddelen en behoudens wat betreft de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De raadsman heeft primair het hof verzocht om uit te gaan van een kortere pleegperiode dan door de rechtbank is bewezenverklaard en heeft daarnaast een bewijsverweer gevoerd, Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de daarbij behorende strafmotivering, en met aanvulling van de bewijsmiddelen en een bewijsoverweging.
Aanvulling bewijsmiddelen
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zullen worden
aangevuldmet de navolgende verklaringen.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 11 april 2017, p. 230 t/m 233, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] :
V = vraag van verbalisant
A = antwoord van verdachte
(het hof begrijpt: de getuige)
V: Gebruik jij drugs?
A: Ja.
V: Wat voor soort drugs gebruik jij?
A: Ik gebruik alleen cocaïne.
(...)
V: Hoelang gebruik jij al cocaïne?
A: Ik gebruikte al langer, maar ben een hele tijd gestopt geweest. Ik ben in september 2016 weer begonnen met gebruik.
V: Waar koop jij de cocaïne?
A: Ik koop mijn cocaïne bij iemand die zich [naam] noemt. Ik heb via via eens een telefoonnummer gekregen. Dit nummer wisselt heel vaak en ik ontvang dan per sms een nieuw nummer. De verzender van dit sms bericht noemt zich [naam] . Het zijn ook allemaal steeds verschillende personen die cocaïne komen brengen. Ik weet dat er een paar Turkse jongens uit Heeswijk-Dinther cocaïne komen brengen, maar ook een paar Turkse jongens uit Veghel. Ik heb gehoord dat dit broertjes en vrienden van elkaar zijn. Een van de jongens heet [naam] en een andere heet [verdachte] . Ze komen ook altijd met verschillende voertuigen. Ik heb gezien dat ze wel eens cocaïne zijn komen brengen met een zilvergrijze Mercedes CLS, groene Peugeot 206, Citroen CS1. Het is gewoon een groepje die cocaïne dealen.
V: Hoelang koop jij al cocaïne bij deze persoon?
A: Al vanaf het begin af aan koop ik bij [naam] . Ik ben in september 2016 weer begonnen en vanaf toen wordt de cocaïne gebracht door het groepje wat ik net heb omgeschreven.
V: Hoe vaak koop jij cocaïne bij deze persoon?
A: Ik koop 1 keer per week cocaïne
V: Als jij cocaïne wilt kopen, hoe gaat dat dan in zijn werk?
A: Ik stuur een sms en dan wordt een locatie afgesproken. Ik spreek meestal in het centrum van Veghel af. De ene keer is dat bij de Aldi en het parkeerterrein bij het Kruidvat.
V: Op welk telefoonnummer bestel jij de cocaïne?
A: [telefoonnummer] , [telefoonnummer] . Ik heb een aantal telefoonnummers verwijderd op het moment toen u mij belde.
V: Hoeveel betaal jij voor de cocaïne?
A: 50 euro.
V: Hoe zat de cocaïne verpakt?
A; In een wit envelopje of plastic gripzakjes.
V: Was de cocaïne die je bij deze persoon kocht in poedervorm of in brokstukjes?
A: Meestal poeder.
V: Hoe vaak heb jij cocaïne bij deze persoon gekocht?
A: Ik heb zeker 25 maal cocaïne bij deze personen gekocht.
(...)
V: Uit het onderzoek is gebleken dat jij in de periode van 20 september 2016 tot en met 20 december 2016, 39 maal telefonisch contact hebt gehad dan wel getracht hebt telefonisch contact te krijgen met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer was in gebruik bij [verdachte] . Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik kocht ook bij [verdachte] mijn cocaïne.
V: Waar ken jij [verdachte] van?
A: Ik ken hem van de voetbalclub bij [plaats] .
V: Werken [verdachte] en [medeverdachte] samen?
A: Ik weet zeker dat ze allemaal samen werken. Het broertje van [verdachte] , genaamd [naam] die behoort ook tot het groepje dealers.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 13 april 2017, p. 270 t/m 273, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] :
V = vraag van verbalisant
A = antwoord van verdachte
(het hof begrijpt: de getuige)
V: Gebruik jij drugs?
A: Ja.
V: Wat voor soort drugs gebruik jij?
A: Cocaine.
(...)
V: Hoelang gebruik jij al cocaine?
A: 1 jaar.
V: Waar koop jij de cocaine?
A: Ik heb via via een telefoonnummer gekregen. Dit nummer betreft [telefoonnummer] . Ik heb 2 verschillende personen gehad die bij mij de cocaine kwamen brengen. Ik heb cocaine gekocht bij [verdachte] . Ik ken [verdachte] , omdat hij bij ons in het dorp Heeswijk-Dinther woont. De
(het hof begrijpt: ik)heb [verdachte] al 3 maanden niet meer gezien en sindsdien is er een andere jongen die cocaine komt brengen. Deze jongen is een Turk/Marokkaanse jongen, tussen de 20 en 25 jaar oud, wat dikker postuur en rijdt in verschillende auto’s. Ik herinner me nog dat hij in een oude kleine auto is geweest. Ik heb aan die jongen gevraagd waar [verdachte] was en ik hoorde hem zeggen dat [verdachte] opgepakt was.
V: Hoe ken je deze persoon en hoe ben jij in contact gekomen met hem?
A: Ik kreeg op 24 februari 2017 een sms bericht van telefoonnummer [telefoonnummer] met daarin de tekst: “Hee maatje, nieuw nummer voor bier, groetjes [verdachte] ”. Toen ik het telefoonnummer belde om cocaïne te kopen kwam dus niet [verdachte] , maar de persoon bij wie ik de laatste mijn cocaïne kocht.
V: Is dit altijd hetzelfde telefoonnummer geweest of is dit in de loop der tijd veranderd?
A: Zoals ik al zei is het telefoonnummer op 24 februari 2017 gewijzigd.
V: Hoelang koop jij al cocaine bij deze persoon?
A: Ik heb een paar keer cocaine gekocht bij [verdachte] . Vanaf 24 februari 2017 heb ik 2 maal cocaine gekocht bij die andere persoon.
V: Als jij cocaine wilt kopen, hoe gaat dat dan in zijn werk?
A: Ik stuur een sms bericht en we spreken een locatie af. Ik stap dan in de auto bij hen en overhandig het geld en ik krijg van hem dan cocaine.
V: Hoeveel betaal jij voor de cocaine?
A: 40 euro per gram.
V: Hoe zat de cocaine verpakt?
A: Plastic zakjes
V: Was de cocaïne die je bij deze persoon kocht in poedervorm of in brokstukjes?
A: Poeder.
V: Hoe noemde deze persoon zich?
A: Weet ik niet.
V: Hoe vaak heb jij cocaïne bij deze persoon gekocht?
A: Ik heb 2 maal bij die laatste persoon cocaïne gekocht.
V: Van wie kocht jij de cocaine voordat je bij deze persoon kocht?
A: Zoals ik al zei, bij [verdachte] .
(...)
V: Uit het onderzoek is gebleken dat jij in de perioden van 20 september 2016 tot en met 20 december 2016, 30 maal telefonisch contact hebt gehad dan getracht hebt telefonisch contact te krijgen met telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer was in gebruik bij [verdachte] . Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik heb in de periode 20 september 2016 tot 20 december 2016 alleen maar contact gehad met [verdachte] voor de koop van cocaine.
V: Werken [verdachte] en [medeverdachte] samen?
A: Ik denk het wel, anders komen ze niet aan mijn telefoonnummer.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 12 april 2017, p. 252 t/m 256, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige] :
V = vraag van verbalisant
A = antwoord van verdachte
(het hof begrijpt: de getuige)
V: gebruik jij drugs?
A: Ja
V: wat voor soort drugs gebruik jij?
A: cocaïne en (..)
V: hoelang gebruik jij cocaïne?
A: In ben in de zomer van 2016 ergens begonnen met cocaïne gebruiken.
V: Ken jij [verdachte] ?
A: Ik weet wie het is.
V: Waar ken jij [verdachte] van?
A: Die zat bij mij op de middelbare school. Ik heb van mensen vernomen dat [verdachte] ook handelde in cocaïne. Ik hoorde dat hij een (1) gram altijd een kratje bier noemde. Ik weet dat hij hier cocaïne mee bedoelde.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 9 mei 2017, p. 317 t/m 328, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , wonende te Veghel:
V = vraag van verbalisant
A = antwoord van verdachte
V: [naam] verklaart dat hij eerst zijn cocaïne bij [verdachte] kocht, maar dat jij er af en toe ook bij was als [verdachte] cocaïne kwam brengen. Wat heb jij daarop te zeggen?
A: Ik wist dat [verdachte] handelde in verdovende middelen.
V: Er zijn meerdere getuigen die verklaren dat [verdachte] en jij samenwerkten. Wat heb jij daarop te zeggen?
A: Ik heb voor [verdachte] gewerkt als bezorger van zijn nachtwinkel.
[verdachte] heeft, nadat hij in Duitsland was aangehouden (het hof begrijpt gelet op [nummer] , verhoor verdachte [verdachte] op 17 mei 2019: op 11 januari 2017 in Duitsland in een voertuig van [medeverdachte] , waarbij 1 kg amfetamine in het voertuig werd aangetroffen), wel aan mij gevraagd of ik voor hem wat zaken kon regelen en met mensen wilde praten. Dit had betrekking op drugs volgens mij.
A: [naam] kwam vaak bij ons over de vloer. [naam] is de broer van [verdachte] .
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat er uit dient te worden gegaan van een kortere pleegperiode dan door de rechtbank is bewezen verklaard en dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat slechts het “plegen” bewezen kan worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman gevoerde verweer wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt immers dat er sprake is geweest van een langere pleegperiode dan door de verdediging wordt gesteld en dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim tien maanden samen met een ander schuldig gemaakt aan de handel in cocaine. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. De verdachte heeft bij het plegen van dit feit kennelijk gehandeld uit puur winstbejag en zich niets aangetrokken van de belangen van de afnemers van de verdovende middelen en anderen. Het hof acht dit een zeer ernstig feit.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van het dealen van harddrugs. Deze landelijke oriëntatiepunten straftoemeting (LOVS) indiceren als uitgangspunt voor het met enige regelmaat verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs gedurende 6 tot 12 maanden een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof eveneens gelet op de inhoud van een verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Gelet op de aard en ernst van het misdrijf en gelet op de persoon van de verdachte, is het hof van oordeel dat, mede gelet op de hiervoor vermelde oriëntatiepunten en mede in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, de door de rechtbank aan de verdachte opgelegde straf in onvoldoende mate recht doen aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd. Het hof acht derhalve, een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Het hof is, anders dan de raadsman, het met de rechtbank en de advocaat-generaal eens dat er geen sprake is geweest van een schending van de redelijke termijn en sluit zich ten aanzien van de redelijke termijn aan bij de overweging van de rechtbank als vermeld op pagina 5 van het vonnis van 26 oktober 2020.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 28 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.F. Dekking is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.