ECLI:NL:GHSHE:2022:633

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
20-001651-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake voorbereidingshandelingen voor amfetamineproductie en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en het witwassen van een geldbedrag van € 39.553,07, een aantal bitcoins en een Mercedes A250. De verdachte heeft samen met een medeverdachte transporten van grondstoffen voor de amfetamineproductie georganiseerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de eerdere vrijspraak van de rechtbank voor een deel van de tenlastelegging heeft vernietigd. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak van de rechtbank, maar het hof heeft de verdachte wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van € 15.000,00. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en de maatschappelijke gevolgen van zijn daden. De verdachte heeft eerder al een veroordeling voor een Opiumwet-delict gehad, wat meegewogen is in de strafmaat. De redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De Mercedes A250 is verbeurd verklaard, aangezien deze is verkregen uit de criminele activiteiten van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001651-19

Uitspraak : 18 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 24 mei 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-993239-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete ten bedrage van € 15.000,00. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de onder de verdachte in beslag genomen personenauto, een Mercedes A250 met het kenteken [kenteken] , verbeurd zal verklaren.
De verdediging heeft:
‒ zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde;
‒ met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde verzocht om te komen tot dezelfde bewezenverklaring van het feit als de rechtbank in eerste aanleg en derhalve tot vrijspraak van het witwassen van de gelden op de rekening van de partner van de verdachte en van de bitcoins;
‒ verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de strafoplegging te beperken tot een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, met de maximale proeftijd, een werkstraf voor de duur van 240 uren en een geldboete;
‒ zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen Mercedes A250 met kenteken [kenteken] .
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de partiële vrijspraak door de rechtbank van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover het betreft de pleegperiode van 2 november 2017 tot en met 20 februari 2018.
Het hof is, met de verdediging en de advocaat-generaal, van oordeel dat deze partiële vrijspraak als een beschermde vrijspraak moet worden beschouwd. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dat tegen die beschermde vrijspraak is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2017 tot en met 1 november 2017 te Waspik (gemeente Waalwijk) en/of te Voorst en/of te Zeeland (gemeente Landerd) en/of te Lunteren, gemeente Ede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) amfetamine en/of MDMA, althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
‒ ( (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
‒ ( zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
‒ ( (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens)
‒ een of meer voertuigen gehuurd of laten huren om chemicaliën en/of grondstoffen en/of hardware ten behoeve van de productie van synthetische drugs te vervoeren en/of
‒ (een) schu(u)r(en), althans ruimte(s)/(bij)gebouw(en), gehuurd en/of laten huren en/of gebruikt en/of laten gebruiken voor de productie van synthetische drugs en/of
‒ de/het navolgende voorwerp(en) en/of stoffen opgeslagen en/of laten opslaan, althans ondergebracht en/of laten onderbrengen, en/of voorhanden gehad, te weten:
 ketels/vaten en/of rondbodemkolven en/of spiraalkoelers en/of gasflessen en/of gasbranders en/of klemdekselvaten en/of IBC’s en/of (andere) hardware ten behoeve van de productie van synthetische drugs en/of
 (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën en/of grondstoffen, te weten caustic soda en/of mierenzuur en/of (geconcentreerd) zoutzuur en/of formamide en/of BMK en/of APAA(N) en/of PMK en/of safrol en/of methanol en/of zwavelzuur - zijnde (elk) een stof geschikt/benodigd voor de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van synthetische drugs;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 juni 2018 te Hoevelaken en/of Lunteren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), van
‒ een of meer geldbedrag(en) van in totaal EUR 87.208,59, althans een geldbedrag en/of
‒ een aantal bitcoins en/of
‒ een auto, merk Mercedes-Benz, type A250,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde goederen is,
en/of
‒ een of meer geldbedrag(en) van in totaal EUR 87.208,59, althans een geldbedrag en/of
‒ een aantal bitcoins en/of
‒ een auto, merk Mercedes-Benz, type A250,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde goederen gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) en/of die bitcoins en/of die auto – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 14 oktober 2017 tot en met 1 november 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van hoeveelheden amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden, telkens voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader telkens
‒ een voertuig gehuurd of laten huren om chemicaliën ten behoeve van de productie van synthetische drugs te vervoeren en/of
‒ de navolgende voorwerpen en stoffen voorhanden gehad, te weten:
 IBC’s ten behoeve van de productie van synthetische drugs en
 een grote hoeveelheid chemicaliën geschikt voor de bereiding en vervaardiging van synthetische drugs;
2.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 juni 2018 in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte,
- geldbedragen van in totaal EUR 39.553,07 en
- een aantal bitcoins en
- een auto, merk Mercedes-Benz, type A250,
voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen en die bitcoins en die auto – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Voor de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage (op pagina’s 11 tot en met 18).
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit conform de beslissing van de rechtbank en derhalve om vrijspraak van het witwassen van de op de rekening van de partner van de verdachte gestorte geldbedragen en van de bitcoins.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte wordt verweten dat hij, samen met een ander, een geldbedrag van € 87.208,59, een aantal bitcoins en een Mercedes, type A250, heeft witgewassen.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof vastgesteld dat zich in het dossier geen direct bewijs bevindt voor het bestaan van een zogenoemd brondelict.
Volgens vaste jurisprudentie kan in dat geval witwassen toch bewezen worden verklaard als het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen – in dit geval een geldbedrag, bitcoins en een personenauto – uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het hof dient daartoe een aantal stappen te doorlopen. Allereerst moet vastgesteld worden of de feiten en omstandigheden die door het openbaar ministerie zijn aangedragen van dusdanige aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die voorwerpen. Die verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verklaring van de verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de voorwerpen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal vervolgens moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Uit het procesdossier blijkt dat de verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2018 in totaal een bedrag van € 39.553,07 contant op zijn eigen bankrekening en die van zijn partner, [betrokkene] , heeft gestort, waarvan € 24.870,00 op zijn eigen rekening en € 14.683,07 op de rekening van zijn partner. Het meerdere (een geldbedrag van in totaal € 47.655,52) volgt niet uit het dossier of valt buiten de tenlastegelegde periode. Uit het dossier blijkt voorts dat de verdachte een aantal bitcoins, verdeeld over twee wallets, in bezit had (2,096968 bitcoins ter waarde van € 12.181,49) en dat hij een Mercedes, type A250, heeft gekocht, waarvoor hij € 20.000,00 contant heeft betaald.
Uit het dossier blijkt echter niet dat de verdachte en zijn partner een legaal inkomen hadden, waaruit zij bovenstaande uitgaven konden doen. Over de Mercedes A250 heeft de verdachte in een afgeluisterd gesprek gezegd: “Ik kan het niet verantwoorden hè, ik zou nu wel een Lamborghini kunnen kopen, maar dan gaan ze me sowieso gewoon gelijk opsluiten, deze auto is eigenlijk al te dik.” Daarnaast is de verdachte eerder veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet. Het is algemeen bekend dat dit soort misdrijven gepaard gaan met (grote) hoeveelheden contant geld. Naar het oordeel van het hof was er, gelet op deze feiten en omstandigheden, zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen.
Het vorenstaande brengt met zich dat van de verdachte kan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van in de tenlastelegging genoemde voorwerpen.
De verdachte heeft, in afwijking van zijn eerdere verklaringen, ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voornamelijk zwarte inkomsten had, welke inkomsten hij op zowel zijn eigen bankrekening als die van zijn partner heeft gestort. Met betrekking tot de bitcoins heeft de verdachte verklaard dat hij deze zelf heeft ‘gemined’, dat hij daar ongeveer twee jaar voorafgaand aan de gedane contante stortingen mee is gestart (de verdachte meent in het jaar 2015) en dat hij telkens bitcoins heeft verkocht als hij krap bij kas zat. De opbrengst van de verkoop van die bitcoins heeft hij telkens op zijn bankrekening gestort. Tevens heeft de verdachte bitcoins gewonnen met gokken. Een concretere verklaring over het ‘minen’, het winnen (middels gokken) en het verkopen van de bitcoins heeft de verdachte niet willen geven. Over de aankoop van de Mercedes heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij die heeft gekocht via Marktplaats voor een bedrag van € 20.000,00. Dit bedrag heeft hij gespaard. Het geld zou afkomstig zijn van de verkoop van een camper (van zijn partner) en diverse auto’s. De verdachte heeft bij de politie niet willen verklaren om welke auto’s het gaat en wat de verkoop daarvan en van de camper heeft opgeleverd. Ook in hoger beroep heeft hij hierover geen nadere uitleg gegeven.
Het openbaar ministerie heeft onderzoek gedaan naar de verklaring van de verdachte. Uit informatie van de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (hierna: iCov) blijkt dat de verdachte uitsluitend in 2013 loon (een bedrag van € 2.361,00) van het bedrijf [bedrijf] heeft ontvangen. In dit verband is de eigenaar van [bedrijf] , [eigenaar] , als getuige gehoord. In de kern komt zijn verklaring erop neer dat de verdachte sinds ongeveer acht jaar af en toe voor [bedrijf] werkt, daar niet in vaste dienst is en dat hij in mei 2018 slechts een paar dagen voor [bedrijf] heeft gewerkt. Uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat hij voornamelijk zwarte inkomsten heeft genoten.
Uit de analyse van de twee bitcoins wallets van de verdachte blijkt dat daarin op 7 november 2017 0,985407 bitcoins met een dagwaarde van € 5.935,54 en op 15 november 2017 1,111561 bitcoins met een dagwaarde van € 6.245,95 zijn ontvangen. Het totaal van deze twee transacties komt neer op een bedrag van € 12.181,49 aan bitcoins.
Uit informatie van de Dienst Wegverkeer volgt dat de desbetreffende Mercedes op 14 maart 2018 op naam van de verdachte is gesteld. Gelet op de van iCov afkomstige informatie heeft de verdachte sinds 15 september 2017 geen voertuigen op zijn naam gehad. Ook van het door de verdachte verkopen van auto’s en een camper blijkt niet uit het dossier.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte legale inkomsten uit arbeid heeft ontvangen, dat de contante geldbedragen die hij middellijk dan wel onmiddellijk op zijn eigen bankrekening en die van zijn partner heeft gestort deels afkomstig waren van het verkopen van bitcoins, waarvan bovendien niet is gebleken dat die legaal zijn verkregen, en dat hij de Mercedes heeft betaald uit de opbrengsten van de verkoop van andere auto’s en een camper of dat de gelden van zijn moeder waren geleend.
Op basis van de resultaten van het onderzoek van het openbaar ministerie en de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring, is het hof van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het bedrag van € 39.553,07 (het totaal aan contante stortingen op de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner in de tenlastegelegde periode), de bitcoins en de Mercedes een legale herkomst hebben. Een criminele herkomst geldt derhalve als enige aanvaardbare verklaring voor het voorhanden hebben van deze voorwerpen. Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde in zoverre bewezen.
Met de rechtbank, zal het hof de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde onderdeel ‘medeplegen’, omdat wettig bewijs daarvoor ontbreekt. Uit het procesdossier blijkt immers niet dat de verdachte bij het witwassen van één of meer van de bewezenverklaarde voorwerpen nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, door voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

witwassen, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine, één van de verdovende middelen die worden vermeld op lijst I van de Opiumwet. Hij heeft, samen met de medeverdachte, de transporten van grondstoffen ten behoeve van de productie van amfetamine georganiseerd.
Hoewel de verdachte niet zelf synthetische drugs heeft geproduceerd, is zijn gedrag zeer laakbaar. Met zijn handelen heeft hij de drugsproducenten gefaciliteerd en de productie van synthetische drugs in stand gehouden. De opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de uiteindelijke productie van synthetische drugs, brengen ernstige gevaren met zich mee. Zo bestaat er gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Ook het ongecontroleerde transport van chemicaliën kan tot gevaarlijke situaties leiden. De illegale dumping van drugsafval leidt tot milieuschade en hoge kosten voor het opruimen daarvan. Daarnaast leveren harddrugs voor gebruikers ernstige gezondheidsrisico’s op. Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en de handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Uit zijn handelwijze blijkt dat verdachte zich (destijds) niet heeft bekommerd om de maatschappelijke gevolgen en dat hij slechts oog heeft gehad voor eigen financieel gewin.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 39.553,07, een aantal bitcoins en een personenauto van het merk Mercedes. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en het draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de rol die de verdachte in de onder 1 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen heeft gehad. Ander dan de verdediging, is het hof van oordeel dat de verdachte een essentieel onderdeel in de keten van het productieproces van amfetamine is geweest en dat uit de telefoontaps ook volgt dat hij in de organisatie van de transporten de touwtjes in handen heeft gehad. Anderzijds is sprake van het plegen van voorbereidingshandelingen, hetgeen minder strafwaardig wordt geacht door de wetgever dan het daadwerkelijk vervaardigen van en handelen in synthetische drugs, heeft de verdachte in hoger beroep uiteindelijk (grotendeels) openheid van zaken gegeven en is voorts sprake van een relatief korte pleegperiode. Met betrekking tot feit 2 heeft het hof nog in aanmerking gekomen dat in hoger beroep meer bewezen wordt geacht dan in eerste aanleg.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat tevens meegewogen dat de verdachte, zoals blijkt uit het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 december 2021, voorafgaand aan de onderhavige strafbare feiten reeds eerder ter zake van een Opiumwet-delict (doch niet ter zake van witwassen) onherroepelijk is veroordeeld. Voorts blijkt uit voormeld uittreksel de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Tenslotte heeft het hof acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep overigens met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken. Door de verdediging is in dat kader, kort gezegd, naar voren gebracht dat de verdachte inmiddels zijn leven op orde heeft. Hij is de kostwinnaar van zijn gezin en heeft een goedlopend bedrijf in zonweringen. Hij heeft een compagnon en is met het oog op het nieuwe seizoen aan het uitbreiden (door een extra werkbus aan te schaffen en twee monteurs in dienst te nemen).
Alles afwegende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, een passende straf. Daarnaast is het hof van oordeel dat ook de oplegging van een geldboete ten bedrage van € 15.000,00 (bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 110 dagen hechtenis) op zijn plaats is, nu geldelijk gewin een rol heeft gespeeld bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging verzochte stafoplegging geen recht doet aan de ernst van de feiten, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Het hof merkt daarbij nog op dat niet is gebleken dat het bedrijf van de verdachte stil zou komen te liggen of zelfs failliet zou gaan als de verdachte vanwege het ondergaan van detentie zijn werkzaamheden in het bedrijf tijdelijk moet neerleggen, nu sprake is van een compagnon en het kunnen inhuren van monteurs.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, in hoger beroep is overschreden, nu namens de verdachte op 27 mei 2019 hoger beroep is ingesteld en het hof arrest wijst op 18 februari 2022. In de fase van het hoger beroep is de redelijke termijn derhalve met ruim 8 maanden overschreden, waarvan 4 maanden voor rekening van de verdediging komen, vanwege de verhindering van de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van 30 september 2021. Het hof was immers voornemens om de strafzaak op die zitting inhoudelijk te behandelen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op genoemd procesverloop, de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat dit matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Zonder schending van de redelijke termijn zou, zoals hiervoor is overwogen, een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete ten bedrage van € 15.000,00 (subsidiair 110 dagen hechtenis) passend zijn geweest. Nu evenwel de redelijke termijn met ruim vier maanden is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete ten bedrage van € 15.000,00 (subsidiair 110 dagen hechtenis).
Beslag
De onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto, Mercedes A250 met het kenteken [kenteken] , volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van hetgeen ten laste is gelegd onder 1, in de pleegperiode van 2 november 2017 tot en met 20 februari 2018.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor het overige, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
110 (honderdtien) hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto, Mercedes A250 met het kenteken [kenteken] .
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. H.A.T.G. Koning en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 18 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.