Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader, die in België woont, verzoekt om het gezamenlijk gezag over zijn twee minderjarige kinderen te herstellen, nadat de rechtbank in eerste aanleg heeft bepaald dat het gezag voortaan aan de moeder alleen toekomt. De ouders zijn op 2 mei 2011 gehuwd en hebben samen twee kinderen, geboren in 2012 en 2014. De echtscheiding werd uitgesproken op 22 december 2015. De vader stelt dat hij niet op de hoogte was van de procedure in eerste aanleg en dat hij door zijn verblijfsstatus in Nederland niet in staat was om zijn rol als vader adequaat te vervullen. Hij heeft inmiddels een verblijfsvergunning en is van mening dat hij weer contact met zijn kinderen kan onderhouden.
De moeder daarentegen betwist de stellingen van de vader en stelt dat hij wel op de hoogte was van de procedure. Zij wijst op het minimale contact dat de vader met de kinderen heeft gehad en de zorgen die zij heeft over de impact van contactherstel op de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de zaak en adviseert dat de ouders hulp moeten inschakelen om hun onderlinge communicatie te verbeteren voordat gezamenlijk gezag kan worden overwogen.
Het hof heeft besloten om een onderzoek door de Raad te gelasten om te adviseren over de vraag of het gezamenlijk gezag moet worden gehandhaafd of dat het gezag in het belang van de kinderen aan de moeder moet toekomen. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 juni 2022, om de resultaten van het onderzoek af te wachten.