Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind, geboren in 2016, met een ernstige verstandelijke beperking. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, betoogde dat het gezamenlijk gezag met de moeder werkbaar was en dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het gezag moest worden beëindigd. De moeder daarentegen stelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem zou raken tussen de ouders, gezien de communicatieproblemen en de negatieve benadering van de vader. De Raad voor de Kinderbescherming steunde de moeder in haar verzoek, wijzend op de ernstige beperking van het kind en de moeilijkheden die de vader ondervond in de omgang met het kind.
Het hof heeft overwogen dat het in het belang van het kind noodzakelijk was om het gezag van de vader te beëindigen. De ouders waren niet in staat om adequaat te communiceren, wat essentieel is voor de zorg en ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag over het kind aan de moeder was toegewezen. De vader werd niet langer belast met het gezag, omdat dit in het belang van het kind noodzakelijk werd geacht. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen ouders in situaties waar kinderen met speciale behoeften betrokken zijn.