ECLI:NL:GHSHE:2022:576

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
200.305.083_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2008, is sinds 22 mei 2014 onder voogdij van de gecertificeerde instelling (GI) en verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter had eerder op 29 december 2021 een machtiging verleend voor deze gesloten plaatsing, welke door [minderjarige] in hoger beroep werd bestreden. De minderjarige verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de gesloten machtiging te beëindigen of in te korten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2022 zijn zowel de minderjarige als de GI gehoord. De GI heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van [minderjarige], die zich niet aan de regels houdt en mogelijk in een risicovolle omgeving verkeert. De moeder van [minderjarige] heeft ook haar zorgen geuit en steunt de gesloten plaatsing. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en vastgesteld dat de gesloten uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige].

Het hof heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant op goede gronden is genomen en heeft deze bekrachtigd. Het hof benadrukt het belang van samenwerking met de hulpverlening en de noodzaak voor [minderjarige] om in te zien dat hij zelf de sleutel in handen heeft om zijn situatie te verbeteren. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en schriftelijk vastgelegd op 24 februari 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 14 februari 2022
Zaaknummer : 200.305.083/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/377514 / JE RK 21-1912
in de zaak in hoger beroep van:
[minderjarige],
thans opgenomen en verblijvende in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van [instantie] te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. W. Kolmans,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
Het hof heeft in deze zaak als informanten aangemerkt:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij het hof bekend geheim adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 januari 2022, heeft [minderjarige] primair verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de GI alsnog af te wijzen en subsidiair de gesloten machtiging te beëindigen of voor een kortere duur te verlenen.
2.2.
.De GI heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [minderjarige] , bijgestaan door mr. Kolmans;
- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI] .
2.3.1.
De vader en de moeder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
De raad heeft het hof per brief van 25 januari 2022 kenbaar gemaakt niet op de mondelinge behandeling te verschijnen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 29 december 2021;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de GI overgelegde brief van de moeder.
2.5.
Na de mondelinge behandeling heeft het hof direct mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking is de schriftelijke weergave daarvan.

3.De beoordeling

3.1.
[minderjarige] is op [geboortedatum] 2008 geboren in [geboorteplaats] .
3.2.
Sinds 22 mei 2014 staat [minderjarige] onder voogdij van de GI.
3.3.
Op 17 december 2021 heeft de kinderrechter – voor zover hier relevant – een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 17 december 2021 voor de duur van vier weken, aldus tot 14 januari 2022.
3.4.
Bij de bestreden beschikking – die van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad is – heeft de kinderrechter geoordeeld dat de voornoemde beslissing van 17 december 2021 op goede gronden is genomen. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 29 december 2021 tot 29 juni 2022.
3.5.
[minderjarige] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
[minderjarige] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het volgende aan.
De kinderrechter heeft ten onrechte de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp bekrachtigd en een reguliere machtiging verleend.
Er is onvoldoende grondslag en noodzaak voor deze beslissing. Het enkele feit dat het niet goed ging op de open groep is hiervoor onvoldoende. Als het hof van oordeel is dat de machtiging terecht is verleend, verzoekt [minderjarige] deze machtiging op de datum van de mondelinge behandeling op te heffen dan wel de termijn van machtiging in te korten tot maximaal vier maanden.
[minderjarige] zit bij [instantie] niet op zijn plek. Twee keer per dag moet hij een uur op zijn kamer doorbrengen. De rest van de tijd moet [minderjarige] voornamelijk op de groep doorbrengen.
Deze structuur past niet bij hem. [minderjarige] is gewend om buiten te zijn of op zijn kamer.
betwist dat hij vaak is weglopen. Hij gaat wel eens weg en de groepsleiding weet dan niet altijd waar hij is en hoelang hij wegblijft, maar dat vindt hij niet te definiëren als weglopen. [minderjarige] laat meestal weten waar hij naartoe gaat en komt uiteindelijk ook altijd terug. Omdat hij geen toestemming krijgt voor het weggaan, wordt dit volgens [minderjarige] ten onrechte als weglopen gezien.
Als [minderjarige] kansen en vrijheden krijgt, dan stelt hij zich positief op. Als hij voor iets geen toestemming krijgt, dan moet hiervoor een goede reden worden gegeven. Als deze goede reden er naar zijn mening niet is, dan is hij niet bereid zich hieraan te houden.
begrijpt wel dat er zorgen over hem zijn. Vorige week heeft hij gesproken met team mensenhandel van de politie. Een deel van die dingen die zij zeggen klopt, maar de verklaring van het team mensenhandel in de stukken is niet concreet genoeg. [minderjarige] vindt dat hij niet verplicht is om antwoord te geven op vragen over waar hij is geweest, met wie hij omgaat en hoe hij aan geld komt.
staat op dit moment binnen [instantie] niet open voor behandeling. Binnen [instantie] kan [minderjarige] zichzelf niet zijn en hij is bang dat behandeling daardoor averechts zal werken. Het is meer in zijn belang dat hij naar een andere open groep of een zorggezin gaat, met bijvoorbeeld een voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur.
3.7.
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan.
Het gaat op dit moment niet goed met [minderjarige] . [minderjarige] glijdt steeds verder af.
Zelfs tijdens zijn verblijf bij [instantie] is [minderjarige] weggelopen toen hij onderweg was naar school. Er zijn zorgen over waar hij op dat moment is verbleven, drankgebruik en met wie hij op dat moment in aanraking is gekomen. [minderjarige] heeft hier verschillende verhalen over verteld, waardoor de zorgen alleen maar toenemen. Ook zijn er zorgen over geld dat [minderjarige] voorhanden heeft zonder dat bekend is waar dit geld vandaan komt.
De zorgen over [minderjarige] zijn op dit moment zo groot dat de GI twijfelt of de huidige gesloten groep voldoende veiligheid voor [minderjarige] biedt. [minderjarige] heeft recent nog gesproken met het team mensenhandel van de politie. Er zijn nog steeds zorgen dat [minderjarige] in een verkeerd circuit zit en dat er mogelijk sprake is van uitbuiting.
De gesloten plaatsing moet niet langer dan noodzakelijk duren. In de komende maanden is het van belang dat de hulpverlening aan [minderjarige] van de grond komt. Hiervoor heeft onlangs een intakegesprek plaatsgevonden waarbij [minderjarige] , zijn behandelaren en de GI aanwezig zijn geweest. In dit gesprek is de verwachting uitgesproken dat de behandeling van [minderjarige] in ieder geval zes maanden gaat duren, gerekend vanaf het moment dat [minderjarige] mee gaat werken aan deze behandeling. Op dit moment is er echter nog veel weerstand bij [minderjarige] en is er nog geen bereidheid om mee te werken aan hulpverlening. [minderjarige] is geconfronteerd met zijn houding en de neerwaartse spiraal waarin hij op dit moment zit, maar hij weigert tot op heden nog om met de hulpverlening mee te werken.
3.8.
De moeder heeft in haar brief aan het hof laten weten dat zij zich grote zorgen maakt over de ontwikkeling van [minderjarige] en op dit moment, zeker gelet op zijn veiligheid, geen andere mogelijkheid voor hem ziet dan een plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is de minderjarige in zaken betrekking hebbende op jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.2 Jw bekwaam om in rechte op te treden.
Op die grond komt aan [minderjarige] een zelfstandig recht van hoger beroep toe.
3.9.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de rechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw staat ter beoordeling of:
  • er bij [minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en;
  • de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De formele vereisten
3.9.3.
Het hof stelt vast dat aan de formele voorwaarden van 6.1.2 lid 3 aanhef en sub b Jw en artikel 6.1.2 lid 5 Jw is voldaan: de voogdij over [minderjarige] berust bij de GI en de GI heeft op 15 december 2021 bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf, ook wel een voorziening voor gesloten jeugdhulp genoemd, niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
3.9.4.
Ook heeft het verzoek op grond van artikel 6.1.2 lid 6 Jw de instemming van een gedragswetenschapper die [minderjarige] met het oog daarop op 16 december 2021 heeft onderzocht.
Inhoudelijke beoordeling
3.9.5.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na een eigen onderzoek en beoordeling – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de hiervoor vermelde wettelijke vereisten van artikel 6.1.2 lid 2 Jw.
Het hof voegt hieraan het volgende toe.
3.9.6.
Het hof maakt zich zorgen over [minderjarige] . Aan de ene kant zijn er zorgen over zijn veiligheid. Het is niet duidelijk wat [minderjarige] bezighoudt en met wie hij omgaat. [minderjarige] geeft hier zelf geen duidelijkheid over, waardoor de zorgen bij de betrokkenen alleen maar toenemen.
Aan de andere kant zijn er zorgen over het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] . [minderjarige] bepaalt zelf aan welke afspraken hij zich houdt en onder welke voorwaarden. Op zijn leeftijd (hij is dertien jaar) werkt dit niet. Deze houding kan gewoonweg niet op een open groep en ook niet in een instelling voor gesloten jeugdhulp.
Het is van belang dat [minderjarige] echt gaat meewerken met de GI en de begeleiding van [instantie] . [minderjarige] heeft hulp nodig en hij zal zelf moeten inzien dat hij alleen door samen te werken met de hulpverlening de neerwaartse spiraal zal doorbreken.
Het hof ziet dat [minderjarige] een hoop tegenslag heeft gekend op zijn nog jonge leeftijd, waaraan hij voor een groot deel niets heeft kunnen doen. [minderjarige] heeft op dit moment wel zelf de sleutel in handen om zijn verblijf in de gesloten jeugdhulp zo kort mogelijk te laten duren.
Omdat verdere hulpverlening nog moet starten, ziet het hof geen mogelijkheid om de duur van de machtiging te verkorten. De resterende tijd van de machtiging moet worden benut voor de verdere inzet van hulpverlening en behandeling. Het hof gaat er wel van uit dat als er positieve ontwikkelingen zijn waardoor de GI eerder mogelijkheid ziet om de machtiging te beëindigen, bijvoorbeeld door een voorwaardelijke machtiging en/of het vinden van een zorggezin, de GI dit realiseert.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 december 2021,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking op 14 februari 2022 gegeven door mrs. E.P. de Beij, H. van Winkel en A.J.F. Manders en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Deze beschikking is daarna op 24 februari 2022 schriftelijk uitgewerkt en bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. P.P.M. van Reijsen.