In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2021. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, verzocht om het gezag te behouden en het hoofdverblijf van het kind bij haar te bepalen. De Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling (GI) hebben zich verzet tegen dit verzoek, waarbij zij de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de stabiliteit van de huidige situatie in het pleeggezin benadrukten.
De moeder had eerder aangegeven niet voor het kind te kunnen zorgen, maar kwam hier later op terug. Ze heeft psychische problemen en verbleef enige tijd in Polen, wat leidde tot een gebrek aan contact met haar kind. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is geweest om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Het hof oordeelde dat het in het belang van het kind is om de huidige situatie in het pleeggezin te handhaven, waar het kind zich goed hecht.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant wordt bekrachtigd, en de verzoeken van de moeder worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.