In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T. Seker, verzet zich tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 augustus 2021, waarin de minderjarige onder toezicht is gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) voor de duur van twaalf maanden. De moeder heeft op 19 november 2021 hoger beroep ingesteld, waarin zij verzoekt de beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af te wijzen.
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Oost-Brabant, en de GI hebben in hun verweerschriften de bestreden beschikking in stand willen laten. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2022 zijn de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de raad en de GI gehoord. De moeder heeft aangevoerd dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is voor de minderjarige en dat zij bereid is om hulp te accepteren in een vrijwillig kader. De raad en de GI hebben echter zorgen geuit over de opvoedvaardigheden van de moeder en de noodzaak van een ondertoezichtstelling.
Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd en het toepasselijke recht vastgesteld. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de ontwikkeling van de minderjarige en de situatie van de moeder, concludeert het hof dat de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling zijn vervuld. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.