In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, staat de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar drie minderjarige kinderen centraal. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, verzoekt om het gezag terug te krijgen. De rechtbank had op 17 september 2021 besloten het gezag van de moeder te beëindigen en de Gecertificeerde Instelling (GI) tot voogd over de kinderen te benoemen. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij in staat is om voor haar kinderen te zorgen en dat de beslissing tot gezagsbeëindiging te snel is genomen. Ze heeft aangegeven dat ze stappen heeft gezet om haar opvoedcapaciteiten te verbeteren en dat ze ondersteuning heeft van de vader van de kinderen.
De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben echter betoogd dat de moeder, gezien haar verleden en huidige situatie, niet in staat is om een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2022. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. De kinderen hebben in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld, verwaarlozing en emotionele mishandeling, wat hun ontwikkeling heeft geschaad.
Uiteindelijk heeft het hof besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het gezag van de moeder over de kinderen is beëindigd. Het hof benadrukt dat de moeder wel degelijk de ouder blijft van de kinderen en dat er blijvend gekeken moet worden naar mogelijkheden voor omgang tussen de moeder en de kinderen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die nu in een veiligere en stabielere omgeving kunnen opgroeien.