In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De betrokkene was eerder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 48.578,37 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 24.000,-. De betrokkene heeft zich achter deze vaststelling geschaard en de verdediging heeft verzocht om bekrachtiging van de informele schikking tussen partijen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende informatie is uitgewisseld tussen de verdediging en de advocaat-generaal en dat er geen sprake is van een schikking in de zin van artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 480 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold.