In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben de ouders van de minderjarige [minderjarige] hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Laatsman, verzochten om vernietiging van de beschikking die de ondertoezichtstelling van hun kind had verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2020, staat sinds 16 oktober 2020 onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (de GI) en is uit huis geplaatst in een pleeggezin.
De ouders voerden aan dat zij onvoldoende kansen hebben gekregen om hun opvoedcapaciteiten te tonen en dat de tijdelijke plaatsing van hun kind in een netwerkpleeggezin onterecht verstrekkende gevolgen heeft gehad. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2022 werd duidelijk dat de ouders bereid zijn tot een gezinsopname, maar dat zij zich zorgen maken over de praktische uitvoering en de impact op hun sociale leven. De GI heeft echter ernstige zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders en hun vermogen om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen.
Het hof heeft overwogen dat er nog geen zicht is op een succesvolle terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders, aangezien er nog geen gezinsopname is gestart en de ouders niet in staat zijn om de benodigde zorg te bieden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd. De ouders zijn niet in hoger beroep gekomen tegen de ondertoezichtstelling, maar hebben wel verzocht om de duur ervan gelijk te stellen aan de machtiging tot uithuisplaatsing, wat door het hof is afgewezen.