ECLI:NL:GHSHE:2022:4862

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
20-000030-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1974, was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot een gevangenisstraf van 62 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 85 dagen, met aftrek van voorarrest.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 september 2019 in Tilburg, waar de verdachte meerdere medewerkers van stichting [stichting 1] heeft bedreigd met een mes. De bedreiging vond plaats in de keuken van de stichting, waar de verdachte met een mes in de richting van de medewerkers wees en hen dreigende woorden toevoegde. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging jegens meerdere medewerkers is gedaan, wat de ernst van het feit vergroot. De verdachte heeft tijdens het verhoor verklaard dat hij het mes had meegenomen om verhaal te halen.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder onherroepelijk een veroordeling voor bedreiging, maar deze werd niet als recidive aangemerkt. Het hof heeft ook de redelijke termijn in het hoger beroep in overweging genomen en vastgesteld dat deze was overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde straf. De beslissing van het hof omvatte ook de verbeurdverklaring van het mes dat bij de bedreiging was gebruikt en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000030-20
Uitspraak : 5 juli 2022
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 december 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-233123-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen (te weten een mes en een pijp) onttrokken aan het verkeer en is ten aanzien van de overige inbeslaggenomen voorwerpen (te weten 7 messen) de teruggave aan de verdachte gelast.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2019 te Tilburg, althans in Nederland, meerdere medewerkers van [stichting 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van/naar die medewerker(s) te wijzen en/of (meermalen) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die medewerker(s) te tonen; en/of (daarbij) die medewerker(s) dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik ben jullie zat, ik maak jullie allemaal kapot!" en/of
- " Ik kom iedereen kapot maken met een Kalasjnikov", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 september 2019 te Tilburg meerdere medewerkers van [stichting 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een mes in de richting van die medewerkers te wijzen en een mes aan die medewerkers te tonen en die medewerkers dreigend de woorden toe te voegen:
- " Ik ben jullie zat, ik maak jullie allemaal kapot!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam Leijdal, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , verbalisant van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2019232035, gesloten d.d. 29 september 2019, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-56.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2019, dossierpagina’s 7-9, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
Feit: Bedreiging
Plaats delict: [adres 2]
Pleegdatum/tijd: Tussen vrijdag 27 september 2019 om 18:45 uur en
vrijdag 27 september 2019 om 19:15 uur
Ik ben namens [stichting 1] gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van bedreiging. Deze bedreiging was tegen het leven van meerdere mensen van onze stichting gericht. Ik doe deze aangifte namens [stichting 2] . Deze stichting is onderdeel van stichting [stichting 1] .
Omstreeks 18.45 uur bevond collega 1, een medewerker van [stichting 2] , zich in de keuken van ons pand. Deze keuken bevindt zich, gezien vanaf de [straatnaam 2] , aan de achterzijde van het pand. Om in deze keuken te komen moet je door verschillende deuren lopen. Ons pand heeft een ingang aan de voor- en achterzijde. De ingang aan de achterzijde van het pand kijkt uit op het flatgebouw waar [verdachte] woont.
(…)
Omstreeks 18.46 uur zag collega 1 dat [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)de keuken inliep. Collega 1 kon aan zijn gezicht zien dat hij niet kwam voor een vriendelijk gesprek.
Ik hoorde van collega 1 dat hij zei dat [verdachte] een mes uit zijn broek trok. Collega 1 zag dat hij met zijn gezicht ongeveer 50 centimeter van het gezicht van collega 1 stond en dat hij met zijn mes in zijn richting wees. Hij hoorde dat [verdachte] zei: "Ik ben jullie allemaal zat. Ik maak jullie allemaal kapot!" of woorden van gelijke strekking. Toen collega 1 dit mes zag is hij terug gesprongen omdat hij bang was dat [verdachte] hem met dit mes zou steken.
Ik hoorde later van collega 1 dat er meerdere collega's hiervan getuigen waren.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 augustus 2021, afgelegd ten overstaan van de raadsheer-commissaris als verklaring van [getuige] :
Ik ben de “ [getuige] ” waar het in het proces-verbaal
(het hof: eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, basisteam Leijdal) op pagina 12 van het dossier over gaat.
Ik ken [verdachte] (
het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) van gezicht. Ik had hem niet eerder in het buurtcentrum gezien.
Hij kwam aangelopen. Hij sprak mij op een boze manier aan. Het mes kwam op enig moment tevoorschijn. Het was een flink mes en hij trok het uit zijn broek.
Ik sprong naar achteren omdat ik schrok. Ik stond recht voor zijn neus. Ik schat de afstand tussen hem en mij op 50 cm. We stonden in een kleine ruimte. Er stonden meer mensen om mij heen en die schrokken allemaal ook. Hij hield het mes voor me. Hij zei iets in de strekking van “ik maak iedereen kapot” Het was dreigende taal. In de aangifte ben ik collega 1.
3.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2019, dossierpagina’s 12-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 27 september (
het hof begrijpt: 27 september 2019) omstreeks 19.15 uur kregen wij de melding van de meldkamer om te gaan naar [adres 2] .
Omstreeks 19.20 uur kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse. Wij werden aangesproken door een man die zich bekend maakte als [getuige] . Hij vertelde dat hij in het buurtcentrum werkzaam was als jongerenwerker. Er was tevens nog een jongerenwerker die bij ons kwam staan.
Wij hoorden [getuige] zeggen: "Ik ben hier werkzaam als jongerenwerker. Vanavond waren er een hoop jongeren toen er opeens een man via de achterzijde het pand binnen kwam lopen. Hij liep naar ons toe en ik zag dat hij een mes trok. Deze pakte hij met zijn rechterhand vanuit de voorkant van zijn broeksband. Hij begon hier gelijk mee te zwaaien en maakte steekbewegingen. Ik moest opzij springen omdat hij zo dicht achter mij stond. Ik ben hier behoorlijk van geschrokken. Ik moest echt opzij springen. Mijn collega weet waar deze man woont. Hij woont achter het buurtcentrum, in [adres 3]
(het hof begrijpt: in Tilburg).

4.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2019, dossierpagina 10, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

Op 27 september 2019 waren wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , belast met de
incidentenafhandeling in Tilburg-centrum.
Omstreeks 19.25 uur, ontvingen wij een melding van een bedreiging met een mes aan de [adres 2] . Eenmaal aanrijdend naar dit incident hoorden wij via onze portofoon dat de dader zou wonen aan [adres 3] . Hierop zijn wij richting [straatnaam1] gereden. Onderweg werd het signalement van de dader doorgegeven. Om 19.30 uur kwamen wij aan in [straatnaam1] en stopten wij ter hoogte van [adres 3] . Wij zagen dat dit een portiekflat betrof. Op de eerste verdieping kwam een man naar het balkon. Zonder dat wij hem iets vroegen gaf hij aan dat hij naar beneden zou komen. Wij zagen dat de man de portiekflat uitstapt en dat hij voldeed aan het signalement. De man stelde zich aan ons voor als:
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1974 in [geboorteplaats] .
Ik, [verbalisant 5] , vroeg hem vervolgens wat er was gebeurd. Wij hoorden hem zeggen: (--) ik ben inderdaad naar 'daar' gelopen ( [verdachte] wees toen naar het buurthuis, tevens de locatie van het incident). Hierop hebben wij de man aangehouden.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
.

5.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2019, dossierpagina’s 12-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]
(met bijgevoegde foto op dossierpagina 15):
(…)
Nadat de verdachte
(het hof begrijpt: [verdachte] )was aangehouden verzocht de verdachte of wij hem naar zijn woning konden brengen om af te sluiten. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , de huissleutels van de verdachte gepakt en ben naar zijn appartement gelopen om de deuren af te sluiten. Ik zag in de woonkamer een bank staan. Op deze bank zag ik direct 2 grote messen liggen. Door de melding heb ik besloten om deze messen direct mee te nemen uit de woning.
Wij, verbalisanten, zijn teruggegaan naar het buurtcentrum. Ik, verbalisant [verbalisant 3] ,
heb de aangetroffen messen overgenomen van verbalisant [verbalisant 2] . Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb de messen laten zien aan [getuige] en zijn collega. Beiden zeiden onafhankelijk van elkaar dat het om het schone mes ging dat de verdachte bij zich had. Zie hiervoor de bijgevoegde foto
(het hof begrijpt: de foto van dossierpagina 15 en dan het bovenste mes op die foto, welk mes op de foto is aangeduid met A1).
6.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2019, dossierpagina’s 16-17, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Vrijdag 27 september 2019, omstreeks 19.15 uur, was ik ter plaatse bij het wijkgebouw [locatie] , locatie [adres 2] . Even daarvoor is daar een man binnen geweest welke heeft bedreigd met een mes. Een andere medewerker van het wijkgebouw, [betrokkene] , vertelde mij dat er in het pand camera's aanwezig waren, welke het incident mogelijk hadden gefilmd. Zij liet mij het beeld zien dat er een persoon de gezamenlijke ontmoetingsruimte in kwam lopen en vervolgens in de richting van de keuken liep. Op de beelden was te zien dat deze persoon een handeling verrichtte, waardoor de aanwezige personen in de keuken achteruitsprongen. Jongerenwerker [getuige] was op dat moment ook aan het kijken naar de beelden welke genoemde [betrokkene] aan mij toonde. Ik hoorde dat [getuige] op dat moment zei dat dat het moment was waarop die man het mes trok, waarop zij achteruitsprongen. De betreffende persoon op de beelden is de persoon die kort daarop door de politie is aangehouden
(het hof begrijpt: [verdachte] ).
7.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 september 2019, dossierpagina’s 52-56, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
Het verhoor werd afgenomen in de zogeheten vraag (V) en antwoord (A) constructie met mogelijke opmerkingen (O) van de verbalisant.
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: Waarom ben je vandaag (
het hof begrijpt: op 27 september 2019) naar het buurthuis (
het hof begrijpt: aan [adres 2]) gegaan?
A: Ik ben naar binnen gegaan om de beheerder aan te spreken en om verhaal te halen.
V: Waarom had je een mes meegenomen?
A: Ik had niet zo’n groot mes bij me, maar dat was voor (--) de bedreiging.
V: Waar had je dat mes weggestopt?
A: In mijn zak.
(…)
V: Waarom heb je met dat mes gedreigd?
A: Ik heb die wel laten zien.
O: Verbalisant laat foto A zien
(het hof begrijpt: de foto die is opgenomen op dossierpagina 15 met daarop twee messen met de codering A1 en A2)waarop een tweetal messen te zien zijn. Verdachte herkent het mes dat hij bij zich had als Al.
8.
De eigen waarneming van het hof op de ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde gestelde camerabeelden:
Tussen de tijdstippen 18:49:05 en 18:49:08 staan er meerdere personen bij elkaar in de keuken. Op enig moment komt een man de keuken binnengelopen. Aan de voorzijde van de keuken is een zogenaamde uitgiftebalie gesitueerd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de man die de keuken binnenloopt de verdachte betreft. Kort nadat de verdachte in de keuken is, stoppen de personen in de keuken met hetgeen waar zij mee bezig zijn, springen zij weg en verplaatsen zij zich naar achteren.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte op 27 september 2019 te Tilburg de keuken van de stichting [stichting 1] is ingelopen, waarna hij vervolgens een mes, welk mes hij tevoren had meegenomen, heeft gepakt, dit mes in de richting van de personen in de keuken heeft gewezen en aan hen heeft getoond en hen heeft bedreigd door hen de woorden toe te voegen: "Ik ben jullie zat, ik maak jullie allemaal kapot!".
Nu de bedreiging heeft plaatsgevonden in de keuken van de stichting [stichting 1] , en een keuken in het algemeen een plaats is die niet toegankelijk is voor bezoekers, hetgeen in casu ook volgt uit de omstandigheid dat er een uitgiftebalie is, verder uit de aangifte van [aangever] naar voren komt dat meerdere collega’s aanwezig waren bij de bedreiging en volgens medewerker “ [getuige] ” ook meer mensen om hem heen stonden, in combinatie met de camerabeelden, waarop door de politie is waargenomen dat meerdere mensen achteruitsprongen, alsmede de door verdachte geuite tekst waarbij verdachte in meervoud spreekt, stelt het hof vast dat de bedreiging jegens meerdere medewerkers van stichting [stichting 1] is gedaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een mes jegens meerdere medewerkers van [stichting 1] . Er was sprake van een groot mes. De verdachte heeft daarmee niet alleen angstige gevoelens teweeggebracht bij de medewerkers zelf, maar eveneens bij de kinderen die aanwezig waren op het moment dat de bedreiging plaatsvond en hun ouders, zoals blijkt uit politie dossierpagina 13. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 maart 2022, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van bedreiging. Het hof merkt hierbij op dat de veroordelingen echter niet van recente data zijn, en merkt ze derhalve niet aan als recidive, waardoor het hof hier geen rekening mee houdt bij de strafoplegging. Verder is gebleken dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 8 oktober 2020. Uit dit rapport blijkt onder meer dat de verdachte onvoldoende meewerkt aan de naleving van de aan hem in het kader van het schorsingstoezicht in onderhavige strafzaak opgelegde bijzondere voorwaarden en dat hij meerdere malen heeft aangegeven geen contact te willen met de Reclassering. Tegen die achtergrond acht het hof oplegging van een voorwaardelijke straf niet passend.
Naar het oordeel van het hof kan - gelet op de ernst van het feit - niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft zich ten slotte rekenschap gegeven van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM. In dit kader stelt het hof het volgende vast.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 3 januari 2020 met het instellen van het hoger beroep namens de verdachte. Het hof wijst arrest op 5 juli 2022, waardoor de behandeling in hoger beroep niet is afgerond binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Het hof stelt vast dat de schending van de redelijke termijn in hoger beroep ruim 6 maanden bedraagt.
Zonder schending van de redelijke termijn had het hof een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen passend en geboden geacht. Nu de redelijke termijn is overschreden, zal het hof de verdachte – alles overziend – veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 85 dagen met aftrek van voorarrest.
Beslag
Verbeurdverklaring
Het onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan. Het hof gaat er van uit dat het mes met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan het mes is dat in het politiedossier (pagina 15) is aangeduid als A1.
De teruggave aan de verdachte
De onder de verdachte in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten zeven messen en een pijp, dienen naar het oordeel van het hof, nu het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet, aan hem te worden teruggegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 Mes (G2098083)
(het hof gaat er van uit dat dit het mes is dat in het politiedossier
(pagina 15) is aangeduid als A1);
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 Mes (G2098079);
  • 1 Mes (G2098080);
  • 1 Mes (G2098082);
  • 1 Mes (G2098084);
  • 1 Mes (G2098085);
  • 1 Mes (G2098086);
  • 1 Mes (G2098087);
  • 1 Pijp (G2098089).
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens - van Geloven en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 5 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier en mr. A.H. Klip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.