ECLI:NL:GHSHE:2022:4853

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
20-002858-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en belediging van een ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling en eenvoudige belediging van een ambtenaar. De politierechter heeft de verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een voorwaardelijke hechtenis van twee dagen. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het hoger beroep zich beperkt tot de veroordeling voor de mishandeling en de belediging.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft gevraagd om bevestiging van het vonnis, maar met een aanpassing van de straf en de schadevergoeding. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om van het eerdere oordeel af te wijken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, waarbij het hof zich verenigt met de overwegingen van de politierechter en geen reden ziet om tot een ander oordeel te komen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2023. De zaak is gepubliceerd in verband met een ingesteld cassatieberoep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002858-20
Uitspraak : 28 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 4 december 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-288232-20 en 01-284683-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 01-030179-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1987,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van de onder parketnummer 01-288232-20 (feit 1) tenlastegelegde ‘mishandeling’ en de onder parketnummer 01-284683-20 (feit 1) tenlastegelegde ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest.
Voorts is de verdachte ter zake van het onder parketnummer 01-284683-20 (feit 3) tenlastegelegde ‘niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht’ veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 2 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte is vrijgesproken ten aanzien van hetgeen hem onder parketnummer 01-288232-20 (feit 2) en parketnummer 01-284683-20 (feit 2) ten laste is gelegd.
Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 75,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Ten slotte heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf met parketnummer 01-030179-19 gelast, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01-284683-20 feit 1 en feit 3 en parketnummer 01-288232-20 onder feit 1 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de straf, de beslissing op de vordering tot schadevergoeding en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf met parketnummer 01-030179-19 en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder parketnummer 01-288232-20 (feit 1) en parketnummer 01-284683-20 (feit 1) tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Voorts heeft zij gevorderd dat het hof de vordering tot schadevergoeding zal toewijzen tot een bedrag van € 150,00 aan immateriële schade, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de advocaat-generaal niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 01-030179-19.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van de – kort gezegd – tenlastegelegde mishandeling en de eenvoudige belediging van een ambtenaar. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust. In hetgeen in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen reden om tot een ander oordeel te komen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen, griffier,
en op 18 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.