In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch, van 20 augustus 2020. De verdachte, geboren in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder eenvoudige belediging van een ambtenaar en diefstal. De politierechter legde een gevangenisstraf van 6 weken op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de verdachte schuldig aan het niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar zonder strafoplegging. Tevens werd een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast.
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, met toevoeging van de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de belediging en een lagere straf voor de diefstallen voorgesteld. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep uitgevoerd en kennisgenomen van de vorderingen van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging.
Het hof heeft geconcludeerd dat er geen reden is om af te wijken van het vonnis van de politierechter. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep, waarbij het zich verenigt met de overwegingen van de politierechter. De uitspraak is gedaan op 18 januari 2023, in aanwezigheid van de griffier.