[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1981,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
- opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering (in de zaak met parketnummer 02-239233-21);
- mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat (feit 1 in de zaak met parketnummer 02-207642-21) en
- het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen (feit 2 in de zaak met parketnummer 02-207642-21)
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden afgewezen, maar de proeftijd met 1 jaar verlengd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 02-239233-21 en hetgeen is tenlastegelegd onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 02-207642-21 en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden zal worden afgewezen.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-239233-21 en hetgeen is tenlastegelegd onder 2 in de zaak met parketnummer 02-207642-21. Ten aanzien van hetgeen is tenlastegelegd onder 1 in de zaak met parketnummer 02-207642-21 stelt de verdediging zich op het standpunt dat
meermalenniet kan worden bewezenverklaard. In het geval het hof mocht komen tot bewezenverklaring van één of meer van deze feiten, is door de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Voorts is namens de verdachte verweer gevoerd tegen de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 02-239233-21
1.
hij in of omstreeks de periode 5 tot 6 september 2021 te [plaats] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 augustus 2021 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag begeven in het gebied " [adres] " door zich (toch) te begeven bij/aan [adres] .
zaak met parketnummer 02-207642-21
1.
hij op of omstreeks 19 juli 2021 te [plaats] , gemeente Terneuzen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , heeft mishandeld door (meermalen) met een tablet op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of te stoten;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2021 te [plaats] , gemeente Terneuzen opzettelijk en wederrechtelijk een tablet, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-239233-21 en in het zaak met parketnummer 02-207642-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 02-239233-21
1.
hij op 6 september 2021 te [plaats] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 augustus 2021 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag begeven in het gebied " [adres] " door zich toch te begeven aan [adres] .
zaak met parketnummer 02-207642-211.
hij op 19 juli 2021 te [plaats] zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , heeft mishandeld door meermalen met een tablet op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan;
2.
hij op 19 juli 2021 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een tablet die geheel toebehoort aan [slachtoffer] heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Zaak met parketnummer 02-239233-21
Tenzij anders vermeld wordt hierna telkens verwezen naar het dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Zaakregistratienummer: PL2000-2021238453, sluitingsdatum 13 september 2021.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast (artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering) opgemaakt door de officier van justitie mr. [verbalisant 1] van het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant, en blijkens akte uitgereikt op 3 augustus 2021, voor zover inhoudende:
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
Voorna(a)m(en): [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Geboortedatum en plaats: [geboortedag 1] 1981 te [geboorteplaats 1]
(X) zich niet te begeven in het gebied:
(X) zich te onthouden van contact met de volgende perso(o)n(en):
- [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 1954 te [geboorteplaats 2]
Bepaalt dat zulks met zich brengt dat verdachte noch direct (zelf), noch indirect (middels anderen) op enigerlei wijze contact (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk contact, noch middels schriftelijke middelen) zal hebben met bovengenoemde perso(o)n(en).
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang vanaf
hedenen blijft van kracht voor een periode van 90 dagen t/m 1 november 2021
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 augustus 2021, genummerd PL2000-2021220275-8, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op woensdag 18 augustus 2021 kreeg ik, verbalisant, het verzoek de gedragsaanwijzing nogmaals uit te reiken aan [verdachte] . Ik, verbalisant, liep vervolgens naar de ophoudkamer waar verdachte [verdachte] verbleef. Ik, [verbalisant 2] , zei het volgende tegen [verdachte] : “ [verdachte] , ik heb net contact gehad met ZSM / het Openbaar Ministerie omtrent je gedragsaanwijzing waarin staat dat je niet op [adres] mag komen en geen contact mag hebben met je vader”. Ik hoorde dat [verdachte] mij hierna onderbrak en zei: “Ja je kan het wel nog een keer zeggen, maar ik vind dat justitie gewoon een fout maakt. En ik ga mij niet laten opleggen dat ik daar niet mag komen terwijl ik daar wel mag komen, ik heb zelf een sleutel. Mijn vader moet niet denken dat hij de Nederlandse wet als wapen tegen mij in kan zetten terwijl hij degene is die hulp nodig heeft. Je kan het mij wel gaan vertellen maar dan hou ik gewoon mijn handen op mijn oren en ik neem niets aan.”
Vervolgens zag ik, verbalisant, dat [verdachte] zijn beide handen over zijn oren plaatste. Ik wees [verdachte] erop dat hij zojuist al de inhoud van de gedragsaanwijzing had aangehoord van mij en voegde daaraan toe dat deze geldig is tot 1 november 2021. Ik zag dat [verdachte] nog steeds zijn handen op zijn oren hield. Toen ik direct daarop zei dat hij zijn schoenen mocht aantrekken zag ik, verbalisant, dat [verdachte] daar direct op reageerde. Hierdoor stel ik vast dan [verdachte] de duur van de gedragsaanwijzing ook heeft meegekregen, ook al hield hij zijn handen over zijn oren.
Verdachte: [verdachte] , geboren op 3 november 1981 te Terneuzen
3.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 september 2021 (pagina’s 6-8), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedag 2] 1954
Geboorteplaats: Vlaardingen in Nederland
Adres: [adres]
Postcode plaats: [adres]
Op zondag 5 september 2021, rond 20.15 uur, zat ik alleen thuis in de woonkamer naar de televisie te kijken toen de deurbel overging. Ik deed open en zag mijn zoon [verdachte] voor de deur staan.
Ongeveer één uur later vanavond, rond 21.00 uur, kwam mijn zoon terug en bonkte op het achterraam van mijn woning. Ik hoorde dat hij naar mij schreeuwde dat hij de
sloten eraf had gehaald.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2021 (pagina 14), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op maandag 6 september 2021, omstreeks 13.00 uur kwam ik samen met mijn collega [verbalisant 4] ter plaatse op [adres] binnen de gemeente Terneuzen. Wij waren in uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig en dusdanig herkenbaar als zijnde politie.
Wij waren aldaar aanwezig omdat wij van de meldkamer te horen hadden gekregen dat [verdachte] zijn gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige
overlast had overtreden.
Op dit adres woont en verblijft de vader van de verdachte.
Ik zag ter hoogte van de garage, welke behoort bij [adres] , de mij
ambtshalve bekende [verdachte] . Ik heb de verdachte namelijk al eens eerder aangehouden.
Ik zag dat hij uit de garage kwam gelopen en het erf via een hek wilde verlaten.
Hierop heb ik de verdachte aangesproken en vervolgens samen met mijn andere collega [naam] de verdachte aangehouden voor overtreding van de gedragsaanwijzing.
Zaak met parketnummer 02-207642-21
Tenzij anders vermeld wordt hierna telkens verwezen naar het dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, registratienummer: PL2000-2021190401, sluitingsdatum 9 augustus 2021.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2021 (pagina’s 3-5), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Ik was vanavond 19 juli 2021 rond 19:00 uur televisie aan het kijken in mijn woning aan [adres] . De tuindeur van mijn woning stond open vanwege de warmte. Plots zag ik mijn zoon [verdachte] de woonkamer binnen komen lopen.
Ik heb hem in het verleden vaak genoeg tegen hem gezegd dat hij niet in mijn woning mag komen. Dit uit veiligheidsoverwegingen omdat hij mij al heel vaak heeft bedreigd en erg agressief is.
Ik zei dat ik geen 250 euro had en dat hij dit ook niet kreeg. Op den duur
stond hij op en pakte mijn tablet van het dressoir en liep hiermee op mij af. Ik
wilde opstaan maar voordat ik dit kon doen, zag en voelde ik dat hij de tablet met
kracht op mijn hoofd sloeg. Hij had de tablet met zijn beide handen vast. Ik voelde
zeker drie keer een harde klap op mijn hoofd. Ik voelde pijn in mijn hoofd en voelde
mij duizelig door de klappen.
2.
Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 3 augustus 2021 (pagina 6), voor zover inhoudende als klacht van [slachtoffer] :
Ik heb al eerder aangifte gedaan vanwege het feit dat mijn zoon [verdachte] mij op 19 juli 2021 heeft mishandeld in mijn woning [adres] .
[verdachte] kwam naar binnen via de openstaande tuindeuren van mijn woning en heeft
vervolgens mijn tablet van het dressoir gepakt en deze met kracht op mijn hoofd
geslagen. Hij hield de tablet met beide handen vast toen hij deze kapot sloeg op mijn hoofd. De tablet is geheel vernield, het glas vloog door de gehele woonkamer.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2021 (pagina 8), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Ter plaatse spraken wij met aangever [slachtoffer]
geboren op [geboortedag 2] 1954. Hij zei dat hij in zijn woning was aangevallen door zijn zoon, [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1981.
Hij zei dat zijn zoon zijn tablet op zijn hoofd kapot had geslagen. Wij zagen dat hij
wees naar een kapotte tablet die op de salontafel lag. Wij zagen dat het glas van de
tablet in kleine stukjes gescheurd was en dat de tablet kromgebogen was.
Wij zagen dat er op zijn schouder, op zijn kleding, allemaal kleine stukjes glas zaten. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag rode verkleuringen op de hoofdhuid van aangever.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 augustus 2021 (pagina’s 23 – 28), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisant
O: Er is aangifte tegen jou gedaan van mishandeling, poging zware mishandeling en
vernieling. Dit zou hebben plaatsgevonden op maandag 19 juli 2021.
V: Waar woont je vader?
A: In [adres] .
V: Van wie is die woning?
A: Van mijn vader.
Het was op dat moment een mooie zomerse dag en de tuindeur stond open. Ik sprong over de draad en ging naar binnen.
Hij zei toen direct: "Ik heb je niet binnengelaten, ik bel de politie als je niet weggaat". Ik zei dat ik niet ging. Hierna heb ik een tablet gepakt en heb ik die tablet op zijn kop kapot geslagen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Zaak met parketnummer 02-239233-21
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte niet bekend was met de gegeven gedragsaanwijzing nu hij zijn beide handen over zijn oren plaatste ten tijde van de uitreiking van de gedragsaanwijzing.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat op 3 augustus 2021 aan de verdachte de gedragsaanwijzing is uitgereikt. Voorts is door verbalisant [verbalisant 2] de betreffende gedragsaanwezig nogmaals uitgereikt op 18 augustus 2021 in de ophoudkamer waar de verdachte zich op dat moment bevond. Hoewel de verdachte zijn beide handen op enig moment over zijn oren plaatste, heeft hij inhoudelijk gereageerd op de inhoud van de gedragsaanwijzing door onder meer te zeggen: “
Ja je kan het wel nog een keer zeggen, maar ik vind dat justitie gewoon een fout maakt. En ik ga mij niet laten opleggen dat ik daar niet mag komen terwijl ik daar wel mag komen, ik heb zelf een sleutel.”.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte bekend was met de aan hem uitgereikte gedragsaanwijzing.
Het hof verwerpt het verweer.
Zaak met parketnummer 02-207642-21
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bestanddeel
meermalenen de onder 2 geheel tenlastegelegde vernieling. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van de mishandeling van zijn vader heeft bekend dat hij hem eenmaal heeft geslagen en niet meermalen. Voorts is aangevoerd dat het scherm van de tablet in duizenden stukjes is gebroken en dat dit niet het gevolg kan zijn van het eenmaal slaan met de tablet. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de tablet mogelijk al eerder kapot is gegaan en er daardoor al barsten in het scherm zaten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich op 19 juli 2021 in de woning van zijn vader bevond en de tablet van zijn vader van het dressoir pakte en hiermee meermalen met kracht op het hoofd van zijn vader heeft geslagen. Door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] werd ter plaatse gezien dat de kapotte tablet op de salontafel lag. Het glas van de tablet was in kleine stukje gescheurd en de tablet was krom. Voorts zagen de verbalisanten dat op de schouder en de kleding van aangever kleine stukje glas lagen. Ook zag verbalisant [verbalisant 6] rode verkleuringen op de hoofdhuid van de aangever.
Op grond van het voorgaande acht het hof het niet aannemelijk dat de tablet voor de mishandeling al kapot was.
Naar het oordeel van het hof vinden de overige verweren weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-239233-21 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Het in de zaak met parketnummer 02-207642-21 onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Het in de zaak met parketnummer 02-207642-21 onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld om bij een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte op het moment van het plegen van de tenlastegelegde feiten in een hevige gemoedstoestand verkeerde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering door zich te begeven op [adres] . Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vader en vernieling van een tablet door zijn vader meermalen met die tablet op zijn hoofd te slaan. Door aldus fysiek te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Tevens veroorzaakt dergelijk handelen in het algemeen gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de ernst van het bewezenverklaarde de oplegging van een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen, zoals door de raadsman bepleit.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 maart 2018 onder parketnummer 20-002503-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden zal afwijzen.
De verdediging heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen nu deze gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegde straf is opgelegd in het kader van een overtreding van de Opiumwet.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De omstandigheid dat die straf is opgelegd in het kader van een andersoortig feit acht het hof – anders dan de politierechter en de raadsman – rechtens van geen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 184a, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.