Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- ‘bedreiging met zware mishandeling’ (zowel feit 1 subsidiair als feit 2 subsidiair),
- ‘overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan’ (feit 3),
- ‘handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 4) en
- ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie’ (feit 5),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft tevens acht stuks inbeslaggenomen vuurwerk onttrokken aan het verkeer en een personenauto van het merk Ford Fiësta verbeurd verklaard. Ten slotte is de vordering tot gevangenneming van de verdachte bij het vonnis waarvan beroep afgewezen.
Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Tenslotte heeft verdachte een patroonmagazijn, patronen en een nepwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie is gevaarlijk en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee.
Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
€ 500,00 (vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
€ 500,00 (vijfhonderd euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;