ECLI:NL:GHSHE:2022:4828

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
20-002047-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging en opzettelijk handelen in strijd met gedragsaanwijzing

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is ter zake van belaging en opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar is nu wel veroordeeld voor de andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner gedurende een periode van ruim 11 maanden, waarbij hij op verschillende manieren contact heeft gezocht met het slachtoffer, wat een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer heeft betekend. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing die hem was opgelegd. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de mishandeling. De beslissing van het hof is mede gebaseerd op de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De opgelegde straf is bedoeld om de ernst van de feiten te onderstrepen en toekomstige strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002047-19
Uitspraak : 25 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 juli 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-052217-19 en 02-112297-18, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
postadres: [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van de aan hem in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 1 tenlastegelegde mishandeling vrijgesproken.
De verdachte is ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd’ (02-052217-19 en ‘belaging’ (02-112297-18 feit 2) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. Daarnaast is een vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een locatieverbod en een contactverbod opgelegd voor de duur van 3 jaren. Van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen is de dadelijke uitvoerbaarheid gelast.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang en ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, met overname en aanvulling van de gronden en de verdachte, opnieuw rechtdoende, zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 50 uur, subsidiair 25 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast dienen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te worden verbonden, te weten reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij [ambulant centrum] of een soortgelijke instelling. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de door de politierechter opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen zal bevestigen, met aftrek van de periode gedurende welke de vrijheidsbeperkende maatregelen reeds van kracht zijn geweest.
Namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is partiële vrijspraak bepleit. Meer subsidiair is bepleit om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 02-052217-19:

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2018 tot en met 4 maart 2019 te Loon op Zand, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 augustus 2018 en/of de eerste verlenging van de gedragsaanwijzing d.d. 19 oktober 2018 en/of de tweede verlenging van de gedragsaanwijzing d.d. 29 november 2018 en/of de derde verlenging van de gedragsaanwijzing d.d. 25 februari 2019 (telkens) gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet begeeft op [adres 2] en/of zich in zijn geheel (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk schrijven, noch middels schriftelijke middelen) dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en/of een of meerdere met naam genoemde personen, anders van door tussenkomst van de GezinsManager, te weten [gezinsmanager] , immers heeft hij, verdachte, de gedragsaanwijzing overtreden door contact met die [slachtoffer] te hebben via (de chatfunctie van) Marktplaats en/of via e-mail en/of in persoon.

Zaak met parketnummer 02-112297-18:

2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 mei 2017 tot en met 15 juli 2018 te Loon op Zand, en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
  • meermalen te bellen, en/of
  • meermalen sms-berichten en/of Whatsapp-berichten en/of e-mails en/of brieven naar die [slachtoffer] te sturen, en/of
  • meermalen langs de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of bij de woning van die [slachtoffer] aan te bellen en/of zich voor/in de omgeving van die woning op te houden, en/of
  • een of meerdere bedreigingen te uiten in de richting van die [slachtoffer] , en/of
  • een (geheime) camera in de slaapkamer van die [slachtoffer] te plaatsen, en/of
  • kledingkasten en/of lades te doorzoeken en/of
  • op Facebook een foto te plaatsen met daarop afgebeeld een ingericht altaar met daarbij een foto van die [slachtoffer] en/of daarbij een tekst geplaatst/geschreven, en/of
  • zich op te houden bij de school van de kinderen van die [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-052217-19 en in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

Zaak met parketnummer 02-052217-19:

hij in de periode van 14 oktober 2018 tot en met 1 november 2018 te Loon op Zand, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 augustus 2018, gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet begeeft op [adres 2] en zich in zijn geheel (niet middels telefoon, niet middels internet, niet via enig ander communicatiemiddel, noch middels direct persoonlijk schrijven, noch middels schriftelijke middelen) dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en meerdere met naam genoemde personen, anders dan door tussenkomst van de GezinsManager, te weten [gezinsmanager] , immers heeft hij, verdachte, de gedragsaanwijzing overtreden door contact met die [slachtoffer] te hebben in persoon.

Zaak met parketnummer 02-112297-18:

2. hij in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 15 juli 2018 te Loon op Zand, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
  • meermalen te bellen, en
  • meermalen sms-berichten en Whatsapp-berichten en e-mails en brieven naar die [slachtoffer] te sturen, en
  • meermalen langs de woning van die [slachtoffer] te gaan en bij de woning van die [slachtoffer] aan te bellen en/of zich voor/in de omgeving van die woning op te houden, en
  • bedreigingen te uiten in de richting van die [slachtoffer] , en
  • op Facebook een foto te plaatsen met daarop afgebeeld een ingericht altaar met daarbij een foto van die [slachtoffer] en daarbij een tekst geplaatst/geschreven, en
  • zich op te houden bij de school van de kinderen van die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverweging t.a.v. het in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 2 tenlastegelegde feit
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat – kort gezegd – het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de tenlastegelegde belaging van [slachtoffer] , zodat de verdachte hiervoor dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier een eenzijdig beeld schetst, dat de politie feiten heeft verdraaid en dat [slachtoffer] daarin is meegenomen, zij echter niet achter haar aangifte stond maar door druk van de politie daartoe is gekomen. Zij nam zelf echter ook contact op met de verdachte. Het handelen van de verdachte zou daarmee niet gekwalificeerd kunnen worden als belaging.
Het hof overweegt als volgt.
Partiële vrijspraak van belaging van 17 mei 2017 tot 1 augustus 2017
Aangeefster [slachtoffer] heeft in haar aangifte van 22 december 2017 verklaard dat de eerste keer dat zij zich gestalkt voelde midden augustus 2017 was. Zij verklaart daarnaast op 3 augustus 2017 melding van bedreiging door de verdachte te hebben gedaan. Het hof zal de verdachte vrijspreken van belaging in de periode 17 mei 2017 tot 1 augustus 2017 en de daarmee samenhangende feiten, nu het hof van oordeel is dat op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend is komen vast te staat dat er vóór 1 augustus 2017 sprake was van belaging.
Bewezenverklaring van belaging van 1 augustus 2017 tot en met 15 juli 2018
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte in ieder geval vanaf 1 augustus 2017 op indringende en intensieve wijze heeft geprobeerd met aangeefster in contact te komen, waarbij hij zich ook dreigend jegens haar heeft uitgelaten. Deze contacten zien niet enkel op de omgang en het welzijn van de kinderen van verdachte en aangeefster. Aangeefster heeft meermalen aan de verdachte te kennen gegeven dat zij niet gediend is van zijn toenaderingen. Zij heeft hiervan (aanvullingen op haar) aangifte en klacht gedaan. Van druk door de politie is het hof niet gebleken. Het hof is van oordeel dat de namens de verdachte bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde belaging van aangeefster voldoende wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard de ten laste gelegde handelingen te hebben gepleegd. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en acht dan ook bewezen dat de verdachte zich aan het tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.
Bewijsoverwegingen t.a.v. het in de zaak met parketnummer 02-052217-19 tenlastegelegde feit
Partiële vrijspraak
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak bepleit omdat de onderliggende gedragsaanwijzing op onjuiste gronden is afgegeven. Subsidiair is partiële vrijspraak bepleit voor het overtreden van de gedragsaanwijzing in de tenlastegelegde periode van 29 november 2018 tot en met 27 februari 2019, nu de verlenging van de gedragsaanwijzing voor die periode niet aan de verdachte is uitgereikt. Daarnaast zijn zowel de eerste als de tweede verlenging van de gedragsaanwijzing gedateerd 29 oktober 2018, hetgeen de geldigheid van de tweede verlenging aantast. Ook om die reden dient partiële vrijspraak te volgen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een kennelijke verschrijving in de datum waarop de tweede verlenging van de gedragsaanwijzing is opgemaakt en dat deze niet aan de geldigheid daarvan in de weg staat.
Het hof overweegt als volgt.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de datering van de tweede verlenging van de gedragsaanwijzing een kennelijke verschrijving betreft, die op zichzelf niet aan de geldigheid daarvan in de weg hoeft te staan.
Het hof constateert echter dat de initiële gedragsaanwijzing met ingang van 19 oktober 2018 is verlengd tot en met
26november 2018. Met ingang van
29november 2018 is deze gedragsaanwijzing voor de tweede maal verlengd tot en met 27 februari 2019. Nu de tweede verlenging van de gedragsaanwijzing zou zijn ingegaan op
29november 2018 en derhalve eerst twee dagen na het aflopen van de eerste verlenging en bovendien niet duidelijk is op welke datum de tweede verlenging is opgemaakt, ziet het hof redenen om aan de rechtmatigheid van de tweede verlenging en daarmee ook van de derde verlenging te twijfelen. Derhalve zal de verdachte van het overtreden van de tweede verlenging van de gedragsaanwijzing en de opvolgende derde verlenging van de gedragsaanwijzing d.d. 25 februari 2019 worden vrijgesproken.
Het hof is voorts niet gebleken dat de verdachte gedurende de eerste verlenging van de gedragsaanwijzing, te weten in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 26 november 2018, in strijd daarmee heeft gehandeld, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het opzettelijk handelen in strijd met de gedragsaanwijzing d.d. 3 augustus 2018
Uit de bewijsmiddelen is het hof voldoende gebleken dat de verdachte op 14 oktober 2018 in strijd heeft gehandeld met de aan hem rechtsgeldig opgelegde gedragsaanwijzing door zich bij de voortuin van de woning van [slachtoffer] , gelegen te [adres 2] , te bevinden terwijl zij zich daar met hun kinderen bevond. Voor zover de verdachte stelt dat er geen gedragsaanwijzing van kracht was, wordt dit weerlegd door het feit dat de gedragsaanwijzing aan hem is opgelegd en aan hem in persoon is uitgereikt, zodat hij daarvan ook op de hoogte was. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-052217-19 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Het in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De raadsman heeft verzocht om toepassing te geven aan het in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepaalde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde. Voorts heeft de raadsman gewezen op de schending van de redelijke termijn.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner gedurende een periode van ruim 11 maanden. De verdachte heeft veelvuldig op verschillende manieren contact gezocht met het slachtoffer. De verdachte heeft door aldus te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagde en kan daardoor een forse psychische belasting opleveren. Het dagelijks leven van aangeefster is door het handelen van de verdachte in negatieve zin beïnvloed. Het hof rekent dit de verdachte aan. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het – kort gezegd – overtreden van een gedragsaanwijzing.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het rapport van psycholoog drs. [psycholoog] d.d. 28 juni 2019, dat met betrekking tot de feiten onder parketnummer 02-112297-18 is opgemaakt.
Daarin wordt geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde bij zijn handelen werd beïnvloed door een waan- en aanpassingsstoornis met sombere stemming. De verdachte heeft vanuit de waanstoornis (“het achtervolgingstype”) de overtuiging dat hij weer een gelukkige relatie zou kunnen hebben met het slachtoffer, aldus drs. [psycholoog] . Deze overtuiging heeft de verdachte ter terechtzitting op 11 november 2022 ook tegenover het hof uitgesproken. Voorts wordt beschreven dat de verdachte het slachtoffer vanuit een rigide en onwankelbare overtuiging benadert en dat hij zijn toenaderingspogingen als een logisch gevolg daarvan ziet. Zijn handelen vloeit mede voort uit zijn verstoorde realiteitstoets en drs. [psycholoog] adviseert om de verdachte de belaging verminderd toe te rekenen. De waan- en aanpassingsstoornis leiden tot een hoog recidiverisico op belaging. Het hof kan zich vinden in het advies van de psycholoog en de gronden waarop dit berust en concludeert dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het hof betrekt ook de bevindingen van de reclassering, zoals beschreven in het op 22 november 2018 uitgebrachte rapport, bij zijn oordeel. Ook de reclassering schat het risico op recidive in als hoog.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte inkomen heeft uit diverse horecawerkzaamheden die hij verricht als zzp’er. De verdachte verblijft in een voertuig op afwisselende locaties, maar hij draagt er zorg voor dat hij in de buurt van zijn kinderen blijft om contact met hen te kunnen onderhouden. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte in goede harmonie met zijn ex-partner een manier heeft gevonden om omgang te hebben met zijn kinderen en heeft dit ondersteund door het tonen van een filmpje van verdachte met zijn kinderen.
Het hof acht het tegen deze achtergrond van belang dat de verdachte weer vooruit kan en zal gaan kijken. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een locatieverbod en een contactverbod op te leggen. In feite heeft de verdachte als gevolg van het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de vrijheidsbeperkende maatregel door de politierechter in 2019 feitelijk die maatregel al volledig ‘ondergaan’. Het contact tussen verdachte en zijn ex-partner is hersteld. Niet is gebleken dat er in de afgelopen periode nog iets is voorgevallen dat tot die maatregel aanleiding geeft. Integendeel, het opnieuw opleggen daarvan zou de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte – in het bijzonder ten aanzien van de omgang met zijn kinderen – doorkruisen. Het hof acht dit onwenselijk. Bij gebrek aan recente informatie over de psychische gesteldheid van de verdachte en een eventuele noodzaak tot behandeling, ziet het hof evenmin aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling, op te leggen.
Het hof acht alles overziende – en mede gelet op de gegeven partiële vrijspraken – een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de strafvervolging van de verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, in hoger beroep geschonden. Tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 2 juli 2019, en de datum waarop het hof de uitspraak doet, 25 november 2022, is een periode van ruim 3 jaar en 4 maanden verstreken. Hieruit volgt dat het hof niet binnen twee jaar nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen. Gelet op de aard van de (geheel voorwaardelijk) op te leggen straf volstaat het hof met deze constatering van de schending van de redelijke termijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-052217-19 en in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-052217-19 en in de zaak met parketnummer 02-112297-18 onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste, tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M.F. van de Ven, griffier,
en op 25 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.G.A. Beaujean is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.