4.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van het volgende.
a. Partijen zijn op 22 oktober 2003, in gemeenschap van goederen, gehuwd. Bij beschikking van 25 maart 2019 is door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, de echtscheiding uitgesproken tussen partijen. De echtscheidingsbeschikking is op 23 september 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Van de huwelijksgemeenschap maakte deel uit de (voormalige) echtelijke woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] (hierna ook: de echtelijke woning.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 september 2019, hersteld bij beschikking van 16 december 2019, is de (wijze van) verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vastgesteld. Op het tegen de beschikking van 23 september 2019 (zoals hersteld bij beschikking van 16 december 2019) ingestelde hoger beroep is door dit hof bij beschikking van 29 april 2021 beslist.
Samengevat geldt ingevolge de beschikkingen van de rechtbank van 23 september 2019 en 16 december 2019, voor zover in stand gebleven, en de beschikking van dit hof van 29 april 2021, voor zover van belang, het volgende:
- de echtelijke woning wordt toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 229.000,-- tegen vergoeding door hem aan de vrouw van de helft van de overwaarde, te voldoen bij levering van de echtelijke woning aan hem waarbij de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw moet zijn beëindigd. De overwaarde is daarbij als volgt bepaald: op het bedrag van € 229.000,-- (de waarde van de woning) strekken in mindering: de hypotheekschuld, de notariskosten en de (eventuele) kosten voor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Ook in het geval van onderwaarde dient de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw te zijn beëindigd. De man is hiervoor een termijn gegund van vier maanden na 29 april 2021. Zo de man hierin niet slaagt, zal de echtelijke woning worden toegedeeld aan de vrouw onder dezelfde voorwaarden als waaronder toedeling aan de man is geschied. De vrouw is verplicht haar medewerking te verlenen aan de levering van de echtelijke woning aan de man, bij gebreke waarvan dit hof vervangende toestemming verleent voor de levering van het pand aan de man;
- het (exclusief) voortgezet gebruik van de echtelijke woning is met ingang van twee weken na 29 april 2021 toegekend aan de man tot het moment van levering van de echtelijke woning aan hem. Bij toedeling aan de vrouw eindigt het voortgezet gebruik van de man.
Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 juni 2021 (productie 6 bij dagvaarding van de man in de procedure met nummer C/03/297936/KG ZA 21-386) is op vordering van de man de vrouw veroordeeld om, onder meer en voor zover hier van belang, de beschikking van dit hof van 29 april 2021 na te komen.
De procedure(s)in eerste aanleg
4.2.1.In eerste aanleg gaat het om twee procedures tussen partijen, waarbij de man en de vrouw (naast enige andere vorderingen) – kort gezegd – over en weer medewerking aan de levering van de echtelijke woning aan de man respectievelijk de vrouw vorderen.
Zaak C/03/297935/ KG ZA 21-385
4.2.2.In de zaak met voormeld zaak-/rolnummer heeft de
man, na vermeerdering van eis
in conventie, voor zover van belang, gevorderd:
- de vrouw te gebieden om binnen twee dagen na een daartoe strekkend verzoek van een door de man in te schakelen notaris, medewerking te verlenen aan de notariële levering van haar aandeel (van 50%) in de eigendom van de echtelijke woning aan de man, onder de navolgende daaraan te verbinden voorwaarden:
- dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire geldlening;
- dat aan de vrouw de helft van de overwaarde minus de helft van de kosten van de notaris en de kosten verbonden aan het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden voldaan;
- te bepalen, dat indien de vrouw na betekening van het te wijzen vonnis niet op eerste verzoek meewerkt aan de notariële levering van de echtelijke woning aan de man, het te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de voor de eigendomsoverdracht en levering van het aandeel van de vrouw in de woning vereiste toestemming en wilsverklaring en medewerking en handtekening(en) van de vrouw;
- althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;
- veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
4.2.3.De
vrouwheeft verweer gevoerd. Ook heeft zij een vordering
in reconventieingesteld, doch deze is in dit hoger beroep niet van belang en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Zaak C/03/297936/KG ZA 21-386
4.2.4.In de zaak met voormeld zaaknummer heeft de
vrouwgevorderd:
I. de man te veroordelen om binnen twee dagen na een daartoe strekkend verzoek van een door de vrouw in te schakelen notaris zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel (50%) in de eigendom van de echtelijke woning aan de vrouw, onder de voorwaarde dat:
a. de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire lening en
b. onder betaling van de helft van de overwaarde, zijnde een bedrag van € 67.453,--, minus de helft van de kosten van de notaris en kosten ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid, althans een door de rechter te bepalen peildatum c.q. overwaarde;
II. te bepalen dat indien de man, na betekening van het te wijzen vonnis, niet op eerste verzoek meewerkt aan de notariële levering van de echtelijke woning aan de vrouw, het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor eigendomsoverdracht en levering van het aandeel van de man in de woning vereiste toestemming en wilsverklaring en medewerking en handtekening(en) van de man;
III. te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man bevoegd is tot het gebruik van de echtelijke woning, en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, uiterlijk totdat de echtelijke woning is overgedragen door middel van een notariële akte, met bevel aan de man om de echtelijke woning binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis te verlaten en verlaten te houden en in goede toestand achter te laten, onder afgifte van de sleutels aan de vrouw of een door haar aan te wijzen derde, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte van de dag dat de man in gebreke blijft met het voldoen aan de veroordeling, met een maximum van € 25.000,--, althans binnen een door de rechter te bepalen termijn en bedrag;
IV. althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;
V. veroordeling van de man in de proceskosten.
4.2.5.De
manheeft verweer gevoerd.
4.2.6.De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis (dat betrekking heeft op beide zaken) de vorderingen van de man in conventie in de zaak C/03/297935/ KG ZA 21-385 toegewezen. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde (in beide zaken) afgewezen.
Gang van zaken naast het onderhavige hoger beroep
4.3.1.De vrouw is naast het in de onderhavige procedure vorderen van schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van 24 november 2021 (hierna onder 4.3.) tevens een kort geding gestart tot schorsing van de executie van datzelfde vonnis (van 24 november 2021).
4.3.2.Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2022 (productie 27 bij memorie van antwoord) is de vordering van de vrouw de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 november 2021 te schorsen voor zover dit uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, althans de man te verbieden om het vonnis ten uitvoer te (laten) leggen en daartoe strekkende executiehandelingen te (laten) treffen en de man te gebieden reeds getroffen executiehandelingen te staken en gestaakt te houden, tot en met de datum waarop dit hof eindvonnis wijst, op straffe van verbeurte van een dwangsom, afgewezen.
4.3.3.Vervolgens is de echtelijke woning op 10 januari 2022 toegedeeld en geleverd aan de man.
De procedure in het onderhavige hoger beroep van het vonnis van 24 november 2021