ECLI:NL:GHSHE:2022:482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
200.304.671_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en vordering tot medewerking aan levering van de echtelijke woning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep in een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten, de vrouw en de man. De vrouw vordert de medewerking van de man aan de levering van de echtelijke woning aan haar, zoals eerder bepaald in een arrest van het hof van 29 april 2021. De man heeft de echtelijke woning toegewezen gekregen, maar de vrouw stelt dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de levering. De procedure in eerste aanleg betrof twee zaken waarin beide partijen over en weer vorderingen hebben ingesteld met betrekking tot de levering van de echtelijke woning. De rechtbank heeft de vorderingen van de man in conventie toegewezen en de vrouw in haar vorderingen in reconventie afgewezen. In hoger beroep heeft de vrouw grieven aangevoerd tegen deze beslissing, maar het hof oordeelt dat de vrouw geen spoedeisend belang meer heeft, aangezien de woning inmiddels aan de man is geleverd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de vrouw af. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.304.671/01
arrest van 15 februari 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. S.J.C. Vaessen te Roermond,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. C.C.J. van Pol te Echt,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 december 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 november 2021, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, in de zaak met zaak-/rolnummer C/03/297935 / KG ZA 21-385 gewezen tussen de vrouw als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en de man als eiser in conventie, verweerder in reconventie en, in de zaak met zaak-/rolnummer C/03/297936/KG ZA 21-386, gewezen tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde.

1.De procedure in het kort

Partijen zijn voormalige echtgenoten. De vrouw vordert ter uitvoering van het arrest van dit hof van 29 april 2021 de medewerking van de man aan de levering van de echtelijke woning aan haar.
2. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/297935 / KG ZA 21-385 en zaak-/rolnummer C/03/297936/KG ZA 21-386)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

3.Het geding in hoger beroep

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met daarin de grieven en een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis, met producties 1 t/m 15;
  • de memorie van antwoord, tevens houdende verweer van de man tegen de door de vrouw gevorderde schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis, met producties 23 t/m 32;
  • het journaalbericht van de man van 25 januari 2022 met producties 33 t/m 37;
  • de mondelinge behandeling, waarbij mr. Van Pol pleitnotities heeft overgelegd.
Ter mondelinge behandeling heeft mr. Vaessen bezwaar gemaakt tegen toelating van de producties 33 t/m 37 omdat zij deze pas een dag voor de mondelinge behandeling heeft ontvangen. Het hof heeft de bezwaren verworpen omdat de vrouw zelf spoedappel heeft ingesteld en het ook gaat om stukken die bij de vrouw reeds bekend waren.
3.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 januari 2022.
Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Vaessen;
- de man, bijgestaan door mr. Van Pol.
Door de meerderjarige zoon van partijen is daags voor de mondelinge behandeling verzocht de mondelinge behandeling te mogen bijwonen. Bij aanvang van de mondelinge behandeling is dit verzoek met partijen besproken. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen toewijzing van dit verzoek omdat het geschil naar haar mening een zaak tussen partijen betreft en zij geen contact meer heeft met de zoon.
Het hof heeft het verzoek van de zoon niet gehonoreerd. De bezwaren van de vrouw raken haar persoonlijke levenssfeer. Artikel 27 Rv laat ruimte om in verband met in die bepaling genoemde belangen, waaronder de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, de zitting met gesloten deuren te doen plaatsvinden.
3.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

4.De beoordeling

4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van het volgende.
a. Partijen zijn op 22 oktober 2003, in gemeenschap van goederen, gehuwd. Bij beschikking van 25 maart 2019 is door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, de echtscheiding uitgesproken tussen partijen. De echtscheidingsbeschikking is op 23 september 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Van de huwelijksgemeenschap maakte deel uit de (voormalige) echtelijke woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] (hierna ook: de echtelijke woning.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 september 2019, hersteld bij beschikking van 16 december 2019, is de (wijze van) verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vastgesteld. Op het tegen de beschikking van 23 september 2019 (zoals hersteld bij beschikking van 16 december 2019) ingestelde hoger beroep is door dit hof bij beschikking van 29 april 2021 beslist.
Samengevat geldt ingevolge de beschikkingen van de rechtbank van 23 september 2019 en 16 december 2019, voor zover in stand gebleven, en de beschikking van dit hof van 29 april 2021, voor zover van belang, het volgende:
- de echtelijke woning wordt toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 229.000,-- tegen vergoeding door hem aan de vrouw van de helft van de overwaarde, te voldoen bij levering van de echtelijke woning aan hem waarbij de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw moet zijn beëindigd. De overwaarde is daarbij als volgt bepaald: op het bedrag van € 229.000,-- (de waarde van de woning) strekken in mindering: de hypotheekschuld, de notariskosten en de (eventuele) kosten voor het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Ook in het geval van onderwaarde dient de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw te zijn beëindigd. De man is hiervoor een termijn gegund van vier maanden na 29 april 2021. Zo de man hierin niet slaagt, zal de echtelijke woning worden toegedeeld aan de vrouw onder dezelfde voorwaarden als waaronder toedeling aan de man is geschied. De vrouw is verplicht haar medewerking te verlenen aan de levering van de echtelijke woning aan de man, bij gebreke waarvan dit hof vervangende toestemming verleent voor de levering van het pand aan de man;
- het (exclusief) voortgezet gebruik van de echtelijke woning is met ingang van twee weken na 29 april 2021 toegekend aan de man tot het moment van levering van de echtelijke woning aan hem. Bij toedeling aan de vrouw eindigt het voortgezet gebruik van de man.
Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 juni 2021 (productie 6 bij dagvaarding van de man in de procedure met nummer C/03/297936/KG ZA 21-386) is op vordering van de man de vrouw veroordeeld om, onder meer en voor zover hier van belang, de beschikking van dit hof van 29 april 2021 na te komen.
De procedure(s)in eerste aanleg
4.2.1.
In eerste aanleg gaat het om twee procedures tussen partijen, waarbij de man en de vrouw (naast enige andere vorderingen) – kort gezegd – over en weer medewerking aan de levering van de echtelijke woning aan de man respectievelijk de vrouw vorderen.
Zaak C/03/297935/ KG ZA 21-385
4.2.2.
In de zaak met voormeld zaak-/rolnummer heeft de
man, na vermeerdering van eis
in conventie, voor zover van belang, gevorderd:
- de vrouw te gebieden om binnen twee dagen na een daartoe strekkend verzoek van een door de man in te schakelen notaris, medewerking te verlenen aan de notariële levering van haar aandeel (van 50%) in de eigendom van de echtelijke woning aan de man, onder de navolgende daaraan te verbinden voorwaarden:
- dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire geldlening;
- dat aan de vrouw de helft van de overwaarde minus de helft van de kosten van de notaris en de kosten verbonden aan het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden voldaan;
- te bepalen, dat indien de vrouw na betekening van het te wijzen vonnis niet op eerste verzoek meewerkt aan de notariële levering van de echtelijke woning aan de man, het te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de voor de eigendomsoverdracht en levering van het aandeel van de vrouw in de woning vereiste toestemming en wilsverklaring en medewerking en handtekening(en) van de vrouw;
- althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;
- veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
4.2.3.
De
vrouwheeft verweer gevoerd. Ook heeft zij een vordering
in reconventieingesteld, doch deze is in dit hoger beroep niet van belang en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Zaak C/03/297936/KG ZA 21-386
4.2.4.
In de zaak met voormeld zaaknummer heeft de
vrouwgevorderd:
I. de man te veroordelen om binnen twee dagen na een daartoe strekkend verzoek van een door de vrouw in te schakelen notaris zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel (50%) in de eigendom van de echtelijke woning aan de vrouw, onder de voorwaarde dat:
a. de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire lening en
b. onder betaling van de helft van de overwaarde, zijnde een bedrag van € 67.453,--, minus de helft van de kosten van de notaris en kosten ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid, althans een door de rechter te bepalen peildatum c.q. overwaarde;
II. te bepalen dat indien de man, na betekening van het te wijzen vonnis, niet op eerste verzoek meewerkt aan de notariële levering van de echtelijke woning aan de vrouw, het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor eigendomsoverdracht en levering van het aandeel van de man in de woning vereiste toestemming en wilsverklaring en medewerking en handtekening(en) van de man;
III. te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man bevoegd is tot het gebruik van de echtelijke woning, en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, uiterlijk totdat de echtelijke woning is overgedragen door middel van een notariële akte, met bevel aan de man om de echtelijke woning binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis te verlaten en verlaten te houden en in goede toestand achter te laten, onder afgifte van de sleutels aan de vrouw of een door haar aan te wijzen derde, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte van de dag dat de man in gebreke blijft met het voldoen aan de veroordeling, met een maximum van € 25.000,--, althans binnen een door de rechter te bepalen termijn en bedrag;
IV. althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;
V. veroordeling van de man in de proceskosten.
4.2.5.
De
manheeft verweer gevoerd.
4.2.6.
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis (dat betrekking heeft op beide zaken) de vorderingen van de man in conventie in de zaak C/03/297935/ KG ZA 21-385 toegewezen. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde (in beide zaken) afgewezen.
Gang van zaken naast het onderhavige hoger beroep
4.3.1.
De vrouw is naast het in de onderhavige procedure vorderen van schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van 24 november 2021 (hierna onder 4.3.) tevens een kort geding gestart tot schorsing van de executie van datzelfde vonnis (van 24 november 2021).
4.3.2.
Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2022 (productie 27 bij memorie van antwoord) is de vordering van de vrouw de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 november 2021 te schorsen voor zover dit uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, althans de man te verbieden om het vonnis ten uitvoer te (laten) leggen en daartoe strekkende executiehandelingen te (laten) treffen en de man te gebieden reeds getroffen executiehandelingen te staken en gestaakt te houden, tot en met de datum waarop dit hof eindvonnis wijst, op straffe van verbeurte van een dwangsom, afgewezen.
4.3.3.
Vervolgens is de echtelijke woning op 10 januari 2022 toegedeeld en geleverd aan de man.
De procedure in het onderhavige hoger beroep van het vonnis van 24 november 2021
4.4.
De vrouw heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. Deze grieven keren zich tegen het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor weergegeven in rov. 4.2.6. De vrouw heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis (voor zover het de echtelijke woning betreft) en gevorderd:
I. de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans hem de verzoeken te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of bewezen;
II. de man te veroordelen om binnen twee dagen na een daartoe strekkend verzoek van een door de vrouw in te schakelen notaris zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel (van 50%) in de eigendom van de echtelijke woning staande en gelegen aan de [adres] te [postcode] [plaats] aan de vrouw onder de voorwaarde dat:
a. de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire lening en
b. onder betaling van de helft van de overwaarde zijnde een bedrag ad € 67.453,-- minus de helft van de kosten van de notaris en kosten ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid, althans een door het hof in goede justitie te bepalen peildatum c.q. overwaarde;
III. te bepalen dat indien de man, na betekening van het in deze te wijzen vonnis, niet op eerste verzoek meewerkt aan de notariële levering van de echtelijke woning (…) aan de vrouw, het in deze te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de voor eigendomsoverdracht en levering van het aandeel van de man in de woning vereiste toestemming en wilsverklaring en medewerking en handtekening(en) van de man;
IV. te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man bevoegd is tot het gebruik van de voormalige echtelijke woning (…) en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, uiterlijk totdat de woning is overgedragen door middel van een notariële akte, met bevel aan de man om de woning binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te verlaten en verlaten te houden en in goede toestand achter te laten, onder afgifte van de sleutels aan eiseres of een door haar aan te wijzen derde, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte van een dag dat de man in gebreke blijft met het voldoen aan de veroordeling, met een maximum van € 25.000,-- althans een door het hof te bepalen termijn en bedrag;
V. te bepalen dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van 24 november 2021 wordt geschorst, in afwachting van de uitkomst van het appel;
VI. de man te veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg.
4.5.
De
manheeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.6.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis van 24 november 2021 (vordering sub V) ingetrokken, zodat deze geen verdere bespreking behoeft.
4.7.
Het
hofoverweegt verder als volgt.
De vrouw heeft bij appeldagvaarding (onder II) gevorderd de man onder voorwaarden te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel (50%) in de eigendom van de echtelijke woning aan de vrouw. De vorderingen III en IV hangen daarmee samen en gaan over de indeplaatsstelling van het vonnis en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning tot de overdracht daarvan. Uit de door de man op 25 januari 2022 overgelegde stukken is echter gebleken dat op 10 januari 2022 de woning is toegedeeld en geleverd aan de man. Omdat de woning inmiddels volledig in eigendom is van de man en de vrouw in die gewijzigde omstandigheid geen aanleiding heeft gezien haar vorderingen aan te passen (ook niet toen de nieuwe situatie ter mondelinge behandeling is besproken), kunnen haar vorderingen, ook al zouden haar grieven slagen, niet voor toewijzing in aanmerking komen. Wat dan, in de gegeven nieuwe situatie, nog haar spoedeisend belang is bij de vordering sub I (het alsnog ontzeggen van de vordering van de man) heeft de vrouw verzuimd toe te lichten. Dit betekent dat de grieven van de vrouw geen bespreking behoeven. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en de vorderingen van de vrouw afwijzen.
Bewijs
4.8.
Nu de vorderingen van de vrouw niet toewijsbaar zijn en een kort geding-procedure zich overigens niet voor bewijslevering leent is bewijslevering als door de vrouw aangeboden niet aan de orde.
Proceskosten
4.9.
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen in de kosten van geding in eerste aanleg en in hoger beroep; de man heeft verzocht de vrouw te veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Het hof ziet voor een proceskostenveroordeling, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure geen aanleiding. Het hof zal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn voormalige echtgenoten) de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af de vorderingen van de vrouw;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van Laarhoven, G.J. Vossestein en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 februari 2022.
griffier rolraadsheer