ECLI:NL:GHSHE:2022:4798

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
20-000071-19 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging betalingsverplichting in ontnemingszaak wegens hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de politierechter het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene heeft vastgesteld op € 60.986,42 en een betalingsverplichting van € 45.000,- heeft opgelegd. De betrokkene, geboren in 1962, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die verzocht om vernietiging van het vonnis van de politierechter en bevestiging van de vastgestelde bedragen. Het hof heeft geoordeeld dat de politierechter niet heeft voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het vonnis is vernietigd.

Het hof heeft vervolgens het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw geschat op € 20.311,-, gebaseerd op de opbrengsten van de hennepteelt in twee kweekruimten. De betrokkene is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en het hof heeft de betalingsverplichting aan de Staat vastgesteld op dit bedrag. Daarnaast is er een gijzeling van 406 dagen opgelegd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000071-19OWV
Uitspraak : 3 november 2022
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 augustus 2018 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 02-665738-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 60.986,42 en heeft aan betrokkene opgelegd een betalingsverplichting van € 45.000,-.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en het geschatte voordeel en de op te leggen betalingsverplichting zal vaststellen overeenkomstig de politierechter.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 3 november 2022 onder parketnummer 20-000070-19 onder meer veroordeeld ter zake het medeplegen van – kort gezegd – het telen van 720 hennepplanten op 25 februari 2016.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene door middel van het begaan van andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan, te weten het telen van 720 hennepplanten, in de periode voorafgaande aan 25 februari 2016 een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Schatting van het voordeel
Algemeen
Het hof baseert zich bij de berekening op het door de politie opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex art 36e, tweede lid, Sr van 3 mei 2016 (hierna te noemen de voordeelrapportage), alsmede de daarbij behorende bijlage, betreffende het BOOM-rapport van 1 november 2010 (hierna te noemen: het BOOM-rapport).
Oogsten
Overeenkomstig de voordeelrapportage (p.74) acht het hof 1 eerdere oogst aannemelijk gelet op de in de rapportage daaromtrent opgenomen aanwijzingen (p. 74).
Kweekruimte 1
Opbrengsten kweekruimte 1
Opbrengst in hennep
In kweekruimte 1 werden 286 hennepplanten aangetroffen en overeenkomstig de voordeelrapportage gaat het hof in het voordeel van betrokkene uit van 15 planten per m2. Dit levert volgens het BOOM-rapport een opbrengst per plant op van 28,2 gram hennep, in totaal derhalve op (286 x 28,2 gram =) 8.065,20 gram hennep, ofwel 8,06520 kilogram hennep.
Opbrengst in geld
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de opbrengst van hennep in geld vast op
€ 3.280,- per kilogram, in totaal derhalve op (8,06520 x € 3.,280,- =) € 26.453,85.
Afschrijvingskosten
Het hof stelt de afschrijvingskosten overeenkomstig het BOOM-rapport bij 286 planten vast op € 200,-.
Hennepstekken
Het hof stelt de kosten per hennepstek overeenkomstig het BOOM-rapport vast op € 2,85 per stek, derhalve op in totaal (286 x € 2,85 =) € 815,10.
Variabele kosten
Het hof stelt de kosten per hennepstek overeenkomstig het BOOM-rapport vast op € 3,33 per stek, derhalve op in totaal (286 x € 3,33 =) € 952,38.
Samengevat is de opbrengst van kweekruimte 1 geweest (€ 26.453,85 -/- € 200,- -/-
€ 815,10 -/- € 952,38=
€ 24.486,37.

Kweekruimte 2

Opbrengsten kweekruimte 2
Totale bruto-opbrengst
Opbrengst in hennep
In kweekruimte 2 werden 434 hennepplanten aangetroffen en overeenkomstig de voordeelrapportage gaat het hof in het voordeel van betrokkene uit van 16 planten per m2. Dit levert volgens het BOOM-rapport een opbrengst per plant op van 27,7 gram hennep, in totaal derhalve (434 x 27,7 gram =) 12.021,80 gram hennep, ofwel 12,02180 kilogram hennep.
Opbrengst hennep
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de opbrengst van hennep in geld vast op
€ 3.280,- per kilogram, in totaal derhalve op (12,02180 x € 3.280,- =) € 39.431,50.
Afschrijvingskosten
Het hof stelt de afschrijvingskosten overeenkomstig het BOOM-rapport bij 434 planten vast op € 300,-.
Hennepstekken
Het hof stelt de kosten per hennepstek overeenkomstig het BOOM-rapport vast op € 2,85 per stek, derhalve op in totaal (434 x € 2,85 =) € 1.236,90.
Variabele kosten
Het hof stelt de kosten per hennepstek overeenkomstig het BOOM-rapport vast op € 3,33 per stek, derhalve op in totaal (434 x € 3,33 =) € 1.445,22.
Samengevat is de opbrengst van kweekruimte 2 geweest ( € 39.431,50 -/- € 300,- -/- € 1.236,90 -/- € 1.445,22 =)
€ 36.449,38.

Totale opbrengst

De totale opbrengst van de kweekruimten 1 en 2 is geweest (
€ 24.486,37+ € 36.449,38=)
€ 60.935,-- (afgerond).
Toerekening
Betrokkene is veroordeeld ter zake het medeplegen van hennepteelt. Betrokkene is met twee anderen aangehouden in een gebouw met daarin een in werking zijnde hennepkwekerij. Nu het hof niet kan vaststellen welk gedeelte van het hiervoor vastgestelde voordeel aan elk is toegevloeid, zal het hiervoor vastgestelde voordeel ponds-pondsgewijs worden verdeeld zodat aan betrokkene wordt toegerekend een bedrag van (€ 60.935,- : 3 =)
€ 20.311,- (afgerond)op welk bedrag het door betrokkene genoten voordeel wordt geschat.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Voor zover er in deze ontnemingszaak sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, zal het hof daaraan geen verdere consequenties verbinden nu deze schending in de onderliggende strafzaak met parketnummer 20-000070-18 waarin het hof heden eveneens arrest heeft gewezen, reeds bij de strafoplegging in matigende zin is betrokken.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend met een maximum van 1080 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene
wederrechtelijk verkregen voordeelwordt
geschatvast op een bedrag van
€ 20.311,00 (twintigduizend driehonderdelf euro).
Legt de betrokkene de
verplichting op tot betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 20.311,00 (twintigduizend driehonderdelf euro).
Bepaalt de duur van de
gijzelingdie ten hoogste kan worden gevorderd op
406 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 3 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P.T. Gründemann is buiten staat dit arrest te ondertekenen.