In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de politierechter het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene heeft vastgesteld op € 60.986,42 en een betalingsverplichting van € 45.000,- heeft opgelegd. De betrokkene, geboren in 1962, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die verzocht om vernietiging van het vonnis van de politierechter en bevestiging van de vastgestelde bedragen. Het hof heeft geoordeeld dat de politierechter niet heeft voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het vonnis is vernietigd.
Het hof heeft vervolgens het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw geschat op € 20.311,-, gebaseerd op de opbrengsten van de hennepteelt in twee kweekruimten. De betrokkene is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en het hof heeft de betalingsverplichting aan de Staat vastgesteld op dit bedrag. Daarnaast is er een gijzeling van 406 dagen opgelegd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold.