Hiermee voldoet [appellant] echter (ook) in beroep niet (voldoende) aan de op hem rustende stelplicht. Waar [appellant] bijvoorbeeld rekent met een huurperiode van 17 volle maanden tot en met december 2014, noemt [geintimeerde] al in eerste aanleg een huurperiode van 14 maanden tot en met augustus 2014 waarbij -overigens uitgaande van zijn stelling dat partijen in oktober 2013 met terugwerkende kracht een te betalen huurprijs van € 200,-- inclusief € 50,-- servicekosten per maand zouden zijn overeengekomen- zou gelden:
“met ingang van november 2013 is de volledige huur (…) in zijn geheel voldaan tot en met juli 2014. (…) De huur over augustus 2014 is voldaan middels verrekening van de huur met de (…) borg ad € 300,-”waardoor [geintimeerde] zelfs meent te veel te hebben betaald (conclusie van antwoord in conventie nrs. 14 en 15).
Hoewel dat (zowel vanwege het met grief 1 aangevallen kantonrechtersoordeel als) vanwege die volgens [geintimeerde] (qua duur en einde) afwijkende huurperiode op zijn weg had gelegen, onderbouwt en verduidelijkt [appellant] ook nu niet (voldoende) dat en waarom van de door hem gestelde huurperiode van 17 volle maanden tot en met december 2014 zou moeten worden uitgegaan. [appellant] blijft ook in beroep volstaan met slechts (te) algemene stellingnames zoals:
“(…)
De huurovereenkomst is aangegaan per 27 juli 2013 en op 31 december 2014 ten einde gekomen”en
“Nu er over de huurperiode van 17 maanden een huurbedrag van € 378,00 verschuldigd was (…)”(memorie van grieven nrs. 9 respectievelijk 11).
Daarbij komt nog dat [appellant] rekent met een maandelijkse huursom van € 378,--, terwijl dit maandbedrag bestond uit een energievoorschot van € 74,-- en een huurprijs van € 304,--. Voor de maandelijkse energievoorschotten bepaalt de schriftelijke huurovereenkomst evenwel:
“(…)
Art. 4 De voorschotbedragen (energie) worden (…) verrekend aan de hand van een gespecificeerde schriftelijke afrekening van de bijkomende kosten, opgesteld door de hoofdbewoner. Overschotten betaalt de hoofdbewoner terug, tekorten moeten door de huurder worden bijbetaald. (...).”
Nu vast staat dat er geen verrekening van de energiekosten heeft plaatsgevonden, blijft zonder nadere (maar ontbrekende) toelichting (te) onduidelijk (dat en) welke energiebedragen tussen partijen dienen te worden afgerekend en hoe de maandelijkse energievoorschotten van € 74,-- uiteindelijk tussen partijen horen te worden verrekend.