II. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt onder meer omdat aangeefster in meerdere e-mailberichten gericht aan de toenmalige raadsvrouw van verdachte en de officier van justitie te kennen heeft gegeven de aangifte niet gestand te doen en hierop terug te komen. Het hof heeft in dit kader acht geslagen op de bewoording van het door [slachtoffer] verzonden e-mailbericht van 15 oktober 2021, waarbij zij het e-mailbericht bestemd voor de officier van justitie d.d. 21 september 2021 toezendt aan mr. [advocaat] , door wie de verdachte in eerste aanleg werd bijgestaan. Het is het hof bij lezing van voornoemd e-mailbericht opgevallen dat daarin niet naar voren komt dat de verdachte het bewezenverklaarde feit niet heeft gepleegd. [slachtoffer] schrijft: “ik ontken niet dat er niets is gebeurd want dat inzicht is er wel degelijk en anders was dit ook allemaal niet zo verlopen (…)”
Het hof wordt hierdoor gesterkt in zijn overtuiging dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel en ziet in deze correspondentie geen aanleiding de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar te achten. De verklaringen worden dan ook als bewijs gebruikt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn (voormalig) levensgezel [slachtoffer] door haar hals dicht te knijpen en haar tegen het gezicht te slaan. De verdachte heeft met deze strafbare handeling inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Bovendien wordt bij huiselijk geweld het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in de huiselijke omgeving aangetast. De verdachte en [slachtoffer] hebben twee kinderen van 7 en 8 jaar oud, die zich ten tijde van het bewezenverklaarde ook in het huis bevonden. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2022, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij een keer eerder onherroepelijk, doch niet recent, is veroordeeld voor mishandeling. Het hof houdt voorts rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alle omstandigheden afwegende, een
taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan
20 uren voorwaardelijk, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een
proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Het hof is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer kennelijk in rustig vaarwater verkeert en dat er afspraken zijn gemaakt rondom het contact met de kinderen. Om te voorkomen dat er zich in de toekomst opnieuw incidenten zullen voordoen in de huiselijke sfeer, zal het hof, in afwijking van de advocaat-generaal, als stok achter de deur een gedeelte van de taakstraf – groot 20 uren – voorwaardelijk opleggen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.