ECLI:NL:GHSHE:2022:4746

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
20-003003-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van levensgezel met taakstraf en voorwaardelijke hechtenis

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1987 en wonende te Terneuzen, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in eerste aanleg gedeeltelijk was vrijgesproken van de mishandeling die zou zijn begaan door het geven van een trap tegen de voet van het slachtoffer. Het hof oordeelde dat deze vrijspraak een beschermde vrijspraak was, omdat het tenlastegelegde feit van het trappen niet in de avond had plaatsgevonden, terwijl de andere beschuldigingen, zoals het dichtknijpen van de hals en het slaan in het gezicht, dat wel deden. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor het gedeelte van de vrijspraak.

Na het onderzoek in hoger beroep, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, oordeelde het hof dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van zijn levensgezel. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde de verdachte een taakstraf op van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, en 20 dagen hechtenis, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de kinderen van de verdachte en het slachtoffer ook in de woning aanwezig waren tijdens de mishandeling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003003-21
Uitspraak : 20 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 8 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-224359-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte van beroep d.d. 20 december 2021 is het hoger beroep namens de verdachte onbeperkt ingesteld. De politierechter heeft de verdachte in eerste aanleg partieel vrijgesproken, namelijk voor wat betreft de mishandeling die zou zijn begaan door het geven van een trap tegen de (linker)voet van [slachtoffer] . Het hof is van oordeel dat dit een beschermde vrijspraak is omdat het tenlastegelegde trappen een verdenking betreft van een mishandeling die 's middags zou zijn begaan terwijl het tenlastegelegde de hals dichtknijpen en/of tegen het gezicht slaan/stompen een verdenking van mishandeling betreft die zich 's avonds zou hebben afgespeeld. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte derhalve ten aanzien van voornoemd gedeelte van de tenlastelegging niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan de orde in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Terneuzen, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door meerdere malen, in elk geval éénmaal, de hals dicht te knijpen en/of tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 21 augustus 2021 te Terneuzen, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door de hals dicht te knijpen en tegen het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen, proces-verbaalnummer PL2000-2021222501, gesloten d.d. 29 augustus 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 23 en 26 tot en met 30), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2021 (pg. 4-5), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
(p. 4)
Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] , tezamen met collega [verbalisant 3] de meldster
(het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] )sprak, deelde zij mij mede dat ze geslagen was en dat haar partner haar bij de keel had gegrepen.
2. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2021 (pg. 6-8), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
(p. 6)
Plaats delict: [adres 2]
Pleegdatum: Op vrijdag 20 augustus 2021
Ik doe aangifte van mishandeling tegen mijn partner [verdachte] .
(p. 7)
Hij greep mij bij de schouders en gooide me op de bank. Vervolgens kneep hij mijn hals dicht. Dit deed hij met beide handen. Ik kreeg op dat moment geen adem en dacht dat dit het einde was. Ik vreesde echt voor mijn leven.
Ook sloeg hij mij met zijn vuisten tegen mijn hoofd. Ook dit deed pijn.
Hij heeft mijn keel ook dichtgeknepen door langs achter met zijn elleboog om mijn hals te gaan en zo de keel dicht te knijpen.
De laatste keer dat hij mij de adem benam, drukte hij met beide handen mijn kraag van mijn jas tegen mijn keel aan. Zodra ik de kans kreeg toen hij mij los liet ben ik gevlucht naar de buren. Ik heb daar op de ramen staan bonzen tot ze me binnen lieten.
Onze relatie beschouw ik nu als beëindigd.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021 (pg. 3), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op vrijdag 20 augustus 2021, omstreeks 21.45 uur, bevond ik mij samen met mijn
vriendin in de woning waar ik woonachtig ben. Wij wonen aan [adres 2]
, gemeente Terneuzen.
Op voornoemde tijd, hoorde ik, [verbalisant 4] , mijn vriendin roepen naar mij. Ik hoorde mijn vriendin roepen dat er iemand in paniek aan de deur zou staan. Het klonk bijna alsof mijn vriendin ook in paniek was door hetgeen zij had gezien en/of gehoord. Ik hoorde mijn vriendin zeggen dat er hard werd gebonsd op het woonkamerraam en de voordeur. Mijn vriendin opende de voordeur. Ik zag vervolgens dat de buurvrouw [slachtoffer]
(het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] )van [adres 2] in paniek de gang ingelopen kwam. Ik zag dat zij in paniek was, omdat zij zeer snel en oppervlakkig ademde en aan het huilen was.
Ik hoorde haar vervolgens zeggen dat hij
(het hof begrijpt: de verdachte)meerdere malen haar keel had dicht geknepen.
Ik, [verbalisant 4] , heb vervolgens contact gelegd met de meldkamer.
Ik zag gisteren dat ze een wondje/plekje had in de buurt van haar kin. Het leek een verse wond.
4. Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] d.d. 21 augustus 2021 (pg. 9 -10), voor zover inhoudende:
(pg. 9)
Gisteravond ben ik mishandeld door mijn partner [verdachte] in onze woning.
Met zijn handen pakte hij de revers van mijn jas. Deze revers trok hij naar elkaar toe, waardoor het mij verstikte. Ik schreeuwde ook naar hem dat ik geen lucht kreeg. Hij liet toen los. Ik ging staan en werd weer op de bank gedrukt. Hij drukte mij toen op mijn borst op de bank. Dat deed hij door zijn arm om mijn hals te leggen en mij zo naar beneden te drukken. Mijn hals zat toen in de binnenkant van mijn elleboog. Ik voelde toen dat hij zijn elleboog samendrukte, waardoor mijn hals werd dichtgedrukt en ik geen lucht kreeg. Ik zei dat ik geen lucht kreeg. Het deed pijn aan mijn nek.
Hij drukte mij aan mijn haar weer op de bank. Hij drukte mijn gezicht in de bank. Hij pakte toen weer aan de revers van mijn jas en verwurgde mij weer door de revers over elkaar te trekken. Ik kreeg toen weer geen lucht.
Het is ook pijnlijk in mijn hals en nek als [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)dit doet met de revers van mijn jasje.
(p. 10)
Ik heb een paar lichte rode vlekken in mijn nek en ik heb een klein wondje op mijn kin. Ook heb ik pijn op mijn borstbeen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021 (pg. 11), met fotobijlage (pg.12), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op zaterdag 21 augustus 2021 heb ik aangeefster [slachtoffer] aanvullend op haar aangifte
gehoord. Ik zag dat er in de hals van aangeefster [slachtoffer] aan beide zijden lichte rode
vlekken zaten en dat zij op haar kin een klein wondje had.
Bewijsoverwegingen
I. Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit aangezien het bewijsminimum (de zogeheten unus testis nullus testis-regel), neergelegd in artikel 342, tweed lid, van het Wetboek van Strafvordering niet is gehaald.
Dit verweer wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Daaruit blijkt namelijk dat de bewezenverklaring niet alleen steunt op de aangifte en de daarop gedane aanvulling, maar ook op de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .
II. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt onder meer omdat aangeefster in meerdere e-mailberichten gericht aan de toenmalige raadsvrouw van verdachte en de officier van justitie te kennen heeft gegeven de aangifte niet gestand te doen en hierop terug te komen. Het hof heeft in dit kader acht geslagen op de bewoording van het door [slachtoffer] verzonden e-mailbericht van 15 oktober 2021, waarbij zij het e-mailbericht bestemd voor de officier van justitie d.d. 21 september 2021 toezendt aan mr. [advocaat] , door wie de verdachte in eerste aanleg werd bijgestaan. Het is het hof bij lezing van voornoemd e-mailbericht opgevallen dat daarin niet naar voren komt dat de verdachte het bewezenverklaarde feit niet heeft gepleegd. [slachtoffer] schrijft: “ik ontken niet dat er niets is gebeurd want dat inzicht is er wel degelijk en anders was dit ook allemaal niet zo verlopen (…)”
Het hof wordt hierdoor gesterkt in zijn overtuiging dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel en ziet in deze correspondentie geen aanleiding de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar te achten. De verklaringen worden dan ook als bewijs gebruikt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn (voormalig) levensgezel [slachtoffer] door haar hals dicht te knijpen en haar tegen het gezicht te slaan. De verdachte heeft met deze strafbare handeling inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Bovendien wordt bij huiselijk geweld het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in de huiselijke omgeving aangetast. De verdachte en [slachtoffer] hebben twee kinderen van 7 en 8 jaar oud, die zich ten tijde van het bewezenverklaarde ook in het huis bevonden. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2022, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij een keer eerder onherroepelijk, doch niet recent, is veroordeeld voor mishandeling. Het hof houdt voorts rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alle omstandigheden afwegende, een
taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan
20 uren voorwaardelijk, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een
proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Het hof is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer kennelijk in rustig vaarwater verkeert en dat er afspraken zijn gemaakt rondom het contact met de kinderen. Om te voorkomen dat er zich in de toekomst opnieuw incidenten zullen voordoen in de huiselijke sfeer, zal het hof, in afwijking van de advocaat-generaal, als stok achter de deur een gedeelte van de taakstraf – groot 20 uren – voorwaardelijk opleggen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing van de politierechter tot vrijspraak ten aanzien van het impliciet cumulatief tenlastegelegde geven van een trap tegen de (linker)voet;
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M.F. van de Ven, griffier,
en op 20 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R. Lonterman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.