ECLI:NL:GHSHE:2022:4744

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
20-001087-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging, vernieling, laster en diefstal met meerdere tenlasteleggingen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is ter zake van meerdere feiten, waaronder belaging, vernieling, laster en diefstal, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een reeks van strafbare feiten die zich hebben voorgedaan tussen juni 2020 en juli 2021, waarbij de verdachte herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, [slachtoffer]. De verdachte heeft onder andere beledigende berichten gestuurd, de auto van het slachtoffer vernield en lasterlijke opmerkingen geplaatst op internet. De politierechter had eerder een gevangenisstraf opgelegd en de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding toegewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal bevestigd dat het vonnis moet worden gehandhaafd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 30 dagen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001087-22
Uitspraak : 21 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 13 mei 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-170624-20, 01-169478-21, 01-244276-20 en 01-300550-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 01-173016-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1971,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • ‘belaging’ (feit 1 onder parketnummer 01-170624-20);
  • ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (feit 2 primair onder parketnummer 01-170624-20);
  • ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (feit 3 onder parketnummer 01-170624-20);
  • ‘laster’ (parketnummer 01-244276-20);
  • ‘diefstal’ (feit 1 onder parketnummer 01-169478-21);
  • ‘diefstal’(feit 2 onder parketnummer 01-169478-21);
  • ‘diefstal’ (parketnummer 01-300550-21)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 1.087,18, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de onder parketnummer 01-173016-18 eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder parketnummer 01-170624-20 feit 1 en feit 3 tenlastegelegde en heeft zich ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging verzocht, ingeval het hof tot toewijzing daarvan komt, de schadevergoeding te beperken. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf is verzocht deze af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Ingevolge de artikelen 378, 378a en 367 juncto 327 van het Wetboek van Stafvordering wordt het proces-verbaal van de terechtzitting waarin het mondelinge vonnis is aangetekend door de politierechter vastgesteld en ondertekend.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van 13 mei 2022 met daarin de aantekening van het mondelinge vonnis houdt onder meer in:
‘Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is
vastgesteld en dat bij afwezigheid van de politierechter enkel door de griffier is
ondertekend.’
Het hof is van oordeel dat het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van 13 mei 2022 niet voldoet aan het bepaalde in artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering. Derhalve is niet voldaan aan het bepaalde in de artikelen 378 en 378a van het Wetboek van Strafvordering. Dat betekent dat niet ingevolge artikel 378a, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering de aantekening mondeling vonnis is komen te vervallen. Nu de aantekening mondeling vonnis niet voldoet aan het bepaalde in artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof het beroepen vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-170624-20:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 juni 2020 te Asten en/of te Helmond en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1966), door
- die [slachtoffer] telkens (beledigende) app berichten te sturen en/of
- ( telkens) door de straat te rijden waarin die [slachtoffer] woonachtig is en/of
- ( telkens) in contact te treden met de baas/werkgever van die [slachtoffer] en/of
- kleding/linnengoed van de waslijn in gebruik bij die [slachtoffer] te trekken en/of die kleding en/of dat linnengoed in de tuin te gooien en/of
- de scooter van die [slachtoffer] op Marktplaats aan te bieden en/of
- gaten in het gazon van de tuin van die [slachtoffer] te steken,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te Asten opzettelijk en wederrechtelijk een camera (bevestigd aan de woning van [slachtoffer] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te Asten een camera (bevestigd aan de woning gelegen aan [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Asten opzettelijk en wederrechtelijk de band(en) en/of radiator en/of oliefilter van een (personen)auto, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 01-244276-20 (gevoegd):
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli tot en met 21 juli 2020 te Asten en/of te Helmond, in elk geval in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van een geschrift, door op het internet op de site van dierenartspraktijk [bedrijf 2] een review te plaatsen met de volgende tekst: "echt heel erg goede zorg vooral voor de poetsvrouw zelf die handeld in dierenmedicatie plus ze krijgt er ook regelmatig een flinke beurt en ze rijdt een auto van de zaak ten koste van haar ex vriend die ze samen hebben leeggemolken ja [naam 1] en [slachtoffer] gaan goed samen maar zijn vrouw weet schijnbaar nergens van af heel erg bedankt dat je die kameroliefant ook niet overslaat 100 punten ok dan praten we voorlopig op deze manier" terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was;
Zaak met parketnummer 01-300550-21 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Son en Breugel 4 verpakkingen boxershorts in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 01-169478-21 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 4 mei 2021 te Deurne blikjes bier en/of blikjes whisky-cola en/of saus en/of rundvleeskroketten, in elk geval enig goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] supermarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Deurne vier blikjes whisky-cola, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] supermarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 en in de zaak met parketnummer 01-244276-20 en in de zaak met parketnummer 01-300550-21 en in de zaak met parketnummer 01-169478-21 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 01-170624-20:
1.
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 juni 2020 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] (geboren op 2 februari 1966), door
- die [slachtoffer] telkens (beledigende) app berichten te sturen en
- ( telkens) door de straat te rijden waarin die [slachtoffer] woonachtig is
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2. primair
hij op omstreeks 30 juni 2020 te Asten opzettelijk en wederrechtelijk een camera, bevestigd aan de woning van [slachtoffer] , die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield;
3.
hij op 22 juni 2020 te Asten opzettelijk en wederrechtelijk de band en radiator en oliefilter van een (personen)auto die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield;
Zaak met parketnummer 01-244276-20 (gevoegd):
1.
hij in de periode van 15 juli tot en met 21 juli 2020 in Nederland opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van een geschrift, door op het internet op de site van dierenartspraktijk [bedrijf 2] een review te plaatsen met de volgende tekst: "echt heel erg goede zorg vooral voor de poetsvrouw zelf die handeld in dierenmedicatie plus ze krijgt er ook regelmatig een flinke beurt en ze rijdt een auto van de zaak ten koste van haar ex vriend die ze samen hebben leeggemolken ja [naam 1] en [slachtoffer] gaan goed samen maar zijn vrouw weet schijnbaar nergens van af heel erg bedankt dat je die kameroliefant ook niet overslaat 100 punten ok dan praten we voorlopig op deze manier" terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was;
Zaak met parketnummer 01-300550-21 (gevoegd):
1.
hij op 4 juli 2021 te Son en Breugel 4 verpakkingen boxershorts die aan de [bedrijf 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 01-169478-21 (gevoegd):
1.
hij op 4 mei 2021 te Deurne blikjes bier en blikjes whisky-cola en saus en rundvleeskroketten die aan [bedrijf 1] supermarkt toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 17 mei 2021 te Deurne vier blikjes whisky-cola die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] supermarkt toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 onder parketnummer 01-170624-20:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2020146258, gesloten d.d. 2 juli 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-72. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2020, dossierpagina’s 4-5, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

(p. 4)
Ik ben woonachtig op [adres 2] . Ik ben in het bezit van een auto. Deze auto staat altijd voor mijn woning geparkeerd. Op 22 juni 2020 omstreeks 00.30 uur heb ik nog zicht gehad op mijn auto, alles rondom en aan de auto was intact. ‘s Morgens, 22 juni 2020, omstreeks 07.35 uur zag ik dat mijn band plat was. Dit betrof de band rechts achter.
(…)
‘s Middags kwam mijn ex [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)weer met zijn auto voorbij mijn woning gereden. Omdat er elke keer wel iets is met hem, heb ik met mijn telefoon gefilmd op het moment dat hij voorbij kwam. Ik hoorde dat hij bleef roepen: "lopen, lopen". Nadat er door een vriend van mij een reservewiel was opgezet, wilde hij naar de bandencentrale rijden om een nieuwe band te gaan halen. Toen bleek dat er een heel oliespoor achterbleef. Ik kwam er toen achter dat niet alleen de band was lek gestoken maar ook de oliefilter en radiator.
(p. 5)
Ik doe hierbij aangifte van vernieling van mijn auto. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2020, dossierpagina’s 6-10, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

(p. 6)
Pleegdatum/tijd: Tussen 1 juni 2020 en 26 juni 2020
Ik wens aangifte te doen van stalking. Ik begrijp van u dat stalking een klachtdelict betreft. U heeft mij uitgelegd wat het doen van een klacht inhoudt en dat ik uitdrukkelijk om strafvervolging moet verzoeken. Ik verzoek u uitdrukkelijk om strafvervolging tegen [verdachte] in te stellen. Ik ben woonachtig aan [adres 2] . Ik woon hier alleen. Omstreeks 2018 had ik een relatie met [verdachte] . Deze relatie duurde tot augustus 2019.
(p. 7)
Toch bleven wij weer contact houden met elkaar. Begin juni 2020 reed ik een keer met hem naar Venray om naar een scooter te kijken. Onderweg kregen wij een ruzie. Vanaf die dag is de hel weer losgebarsten. Hij stalkt mij met honderden appjes, waarin hij mij en mijn dochter beledigde. Ik probeer de berichten allemaal als bijlage bij de aangifte voegen, zodat u kunt zien dat [verdachte] niet stopt mij lastig te vallen, ondanks dat ik hem had aangegeven dat ik geen contact meer wilde met hem. (noot verbalisant: aangeefster heeft een USB stick overhandigd met daarin vele whatsapp berichten die [verdachte] naar haar verstuurde).
Begin juni 2020 tot nu stuurde hij mij meer dan 600 berichten.
voorbeelden van de beledigingen die [verdachte] mij stuurde:
3 juni 23:08 uur stuurde ik hem een bericht
'ik wil niks meer van jou horen. nooit meer zien".
3 juni 2020 stuurde hij:
*stuk verdriet dat jij bent. jij bent nog erger dat ik had durven denken. jij kunt
voor altijd achterom blijven kijken".
* dat is goed. jij betaalt mij alles terug, grote mongool.
* Ik heb geen medelijden met jou
gehandicapte Hoer(bedoelt hij mijn dochter mee)
* met jou kut kleinkind
* Ik zet alles online
* Ik heb lak aan jou
* dat is jouw eigen verantwoordelijkheid, maar als er iets niet bij zit, zet ik heel
Facebook van [naam 2] . ( [naam 2] is de vader van mijn kleinkind)
* dik vet varken,
* Spatader
* moeder, verdriet oma van niks.
(p. 8)
* vieze schuld hond da je ben dikke vette crimineel speknek.
* Ik word jou nachtmerrie ik heb nog heel veel geduld met jou en de jouwe junk
* Dit is pas echt. ik snap heel goed dat de vrouw van jouw baas mij niet moet. jij
neukte met jouw baas om mijn drugs te betalen.
(note verbalisant: Aangeefster heeft een USB stick overhandigd met daarin vele whatsapp berichten die [verdachte] naar haar verstuurde) (
Het hof begrijpt dat (een aantal van ) deze berichten zich uitgeprint als bijlagen op p. 17 t/m 34 in het eindproces-verbaal bevinden: schriftelijke bescheiden hierna onder 3.)
Op advies van u heb ik een nieuw telefoonnummer genomen. Hij kan mij nu niet meer telefonisch benaderen. Ik heb hem op alle media geblokt.
Echter [verdachte] heeft een auto en nu komt hij steeds weer bij mij in de straat gereden.
Ik heb een filmpje van dinsdag 16 juni, waarop te zien is, dat [verdachte] in zijn auto zit, in de straat, voor mijn tuin stilstaat, het raam opent en weer van
alles, tegen mij aan het schreeuwen was en mij uitschold.
Op 22 juni 2020 zag ik dat mijn auto vernield was. Mijn band was lek gestoken en later constateerde ik dat er een gat in de oliefilter was gestoken en dat de radiator kapot was. Ik heb hiervan apart aangifte van gedaan. Ik verdenk [verdachte] hiervan. Hij had ook in een appje aangegeven wat ik ervan zou vinden wanneer hij alle banden zou lek prikken. Op 8 juni stuurde hij een bericht: "eerstdaags LOPEN NAAR TIEL, LOPEN NAAR TIEL"
Op 10 juni stuurde hij een bericht:
"Mijn wraak zal je doen laten huilen van spijt"
(p. 9)
Op 23 juni
(het hof begrijpt: 23 juni 2020)om 17:07 uur kwam [verdachte] op een scooter door de straat gereden. Hij schreeuwde weer van alles naar mij. Toen hij mij voorbij reed, bleef hij achterom kijken en maakte op het laatst met zijn rechterhand een snijdende beweging langs zijn keel.
Op 24 juni 2020 ontving ik in mijn SPAM mail, een bericht die hij al op 12 juni om 05:18 uur verstuurde. Hierin bedreigde hij mij, dat ik met hem contact op moet nemen of anders ga ik heel veel ellende tegemoet. Hierin gaf hij aan dat ik een vuil beest ben en dat ik hem die middag moest benaderen, zo niet, dan zou hij contact opnemen met mijn baas en IDR bewindvoering sociale dienst. Ik ben een ziek wijf, ik verdien TBS. "ik ga jou nu pas echt een loer draaien als je slim bent hoor ik je nog wel". Dit zijn de woorden van [verdachte] . Intussen heb ik een camera hangen. Op 26 juni 2020 zag ik via de camera dat hij vannacht vier keer bij mij in de straat is geweest. Ik zag dat hij twee keer langs mijn auto reed en bij mijn auto bleef stilstaan en twee keer reed hij langzaam door de straat. Hij is niet uitgestapt.
Hij houdt maar niet op. Hij blijft mij lastig te vallen. Ik verzoek u om een onderzoek in te stellen. Ik wil dat het stopt.

3.

De schriftelijke bescheiden, te weten een hoeveelheid berichten opgenomen op de pagina’s 17-34 van het eindproces-verbaal, waarvan kopieën aan het arrest zijn gehecht.

4.

Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 36-37, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

Op advies van de politie heb ik [verdachte] overal op geblokkeerd en heb ik een camera opgehangen. [verdachte] komt me nog dagelijks lastig vallen. Sinds een week heb ik een camera hangen tegen de achtergevel van mijn woning. Deze camera staat gericht op mijn achtertuin en voorzijde openbare weg [adres 2] . De camera draait automatisch mee bij beweging. Op maandag 29 juni 2020, omstreeks 23.45 uur, lag ik op de bank in de woonkamer. Ik had de televisie aanstaan. Ik was een beetje weg aan het doezelen. Ineens hoorde ik een bonkend geluid dit tegen de rolluik. (…) Ik schrok en ik pakte met telefoon. (…) Ik heb toen de beelden teruggekeken. Ik zag op de beeldopname welke 53 seconden duurde en startte om 23.42 uur dat
- [verdachte] zijn auto Fiat Seicento parkeerde aan de achterzijde van mijn woning.
- [verdachte] uitstapt en naar voren loopt via de oprit van de buren van [adres 3] .
- Vanuit de oprit van de buren mijn tuin in loopt.
- [verdachte] door het keukenraam kijkt en vervolgens onder de camera staat.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 40-41, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(p. 40)
Op 29 juni 2020
(het hof begrijpt: 30 juni 2020)tussen 00.15 uur en 00.30 uur hoorde ik dat er beneden in de straat een auto stopte. Ik keek vanaf mijn balkon naar beneden om te kijken wie het was, ik woon op de eerste verdieping. Ik zag een kleine grijze auto, hetzelfde model als mijn onderbuurvrouw ooit had. De man
(het hof begrijpt: de verdachte)die uit de kleine grijze auto was gestapt, zag ik weer instappen en wegrijden. Ik herkende de man als de man die enkele maanden vaker, bijna elke dag, bij de onderbuurvrouw kwam. Ik zie diezelfde man vaker nog langskomen. Soms stopt hij in de straat met zijn auto en schreeuwt dan naar de onderbuurvrouw, onbekend wat hij dan tegen haar roept.

6.

Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 44-45, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :

(p. 44)
Ik wil u graag horen over de vernieling van de auto van jouw moeder. Ik heb begrepen dat jij een telefoongesprek hebt gevoerd met [verdachte] . Ik wil jou daar graag wat meer vragen over stellen.
De getuige verklaarde:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
V: Hoe zijn jullie in contact gekomen?
A: Nadat ik van mijn moeder te horen kreeg dat haar band van haar auto lek was gestoken. Ze wist niet precies wat er nog meer mis was met de auto. Ik was ontzettend boos en heb hem gebeld omdat ik er klaar mee was. Ik heb toen tegen hem gezegd dat ik weer van allerhande meldingen had gekregen van de politie over dingen die hij had gedaan bij mijn moeder. Ik heb hem toen gezegd dat de politie meeluisterde. Dit blufte ik. Toen zei hij het volgende: "Ik heb die auto van jouw moeder vernield en dat moest ik van jou doen. Dat heb ik dus ook gedaan." Daarna riep hij nog een paar keer van: "Ja dat moest ik van jou, dat moest ik van jou doen."
(p. 45)
V: Wanneer heeft dit gesprek plaatsgevonden?
A: Dit was op 23 juni
(het hof begrijpt: 23 juni 2020).

7.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2020, dossierpagina’s 46-47, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op 26 juni 2020 heeft aangever [slachtoffer] aangifte gedaan van stalking tegen de verdachte [verdachte] .
Aangever [slachtoffer] heeft ter ondersteuning van haar aangifte bijlage bijgesloten. Bij
de aangifte zitten meerdere foto-afdruk bestanden, van onder meer Whatsapp -
Marktplaats - email etc. Deze documenten wijzen voor zich en zijn als bijlage
gesloten bij het proces-verbaal van aangifte.
Door aangever [slachtoffer] zijn enkele filmpjes als bijlage bij de aangifte gesloten. Ik heb deze aangeleverde film bestanden bekeken en ik zal hieronder de filmpjes omschrijven:
(…)
# filmpje bedreiging: snijdende beweging keel
Ik zie een filmpje
(het hof begrijpt: een filmpje van 23 juni 2020)gemaakt vermoedelijk voor de woning van aangever [slachtoffer] . Ik zie dat er vanaf de linkerzijde over de openbare weg een scooter komt gereden, met op de scooter als bestuurder de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik zie dat [verdachte] met zijn scooter stopt ter hoogte van de woning en vanaf de straat dingen begint te roepen. Ik hoor dat [verdachte] vraagt waarom ze hem lopen te bedreigen en tevens waarom [naam 3] hem loopt te bedreigen. Ik hoor dat [verdachte] vervolgens een kort gesprek heeft, waarna hij op zijn scooter verder rijdt. Bij het wegrijden kijkt [verdachte] nog een keer terug en maakt met zijn rechterhand en vinger een gebaar voor de nek van rechts naar links. Ik zie dat dit een gebaar betreft beter bekend als snijdend. Hierna stopt het filmpje.
Ik ben in mijn politieloopbaan reeds meerdere malen in contact geweest met [verdachte] . Zodoende dat ik hem ambtshalve herken aan zijn houding en uiterlijk en zijn kenmerken van zijn gelaat.

8.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 juli 2020, dossierpagina’s 66-69, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :

(p. 66)
Dit verhoor wordt afgenomen op de wijze van vraag en antwoord.
V: Vraag verbalisanten
O: Opmerking
A: Antwoord verdachte
(p. 67)
V: [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van stalking en zij verklaarde onder andere het
volgende: ‘(…) Hij stalkt mij met honderden appjes, waarin hij mij en mijn dochter beledigde. Het is niet normaal wat hij allemaal schrijft. Het is te veel om op te noemen. Begin juni 2020 tot nu stuurde hij mij meer dan 600 berichten.’
Reageer hier eens op?
A: Ja dat was zo.
(p. 68)
V: Heb je meer dan 600 berichten naar haar gestuurd?
A: Ja dat kan.

9.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de rechter-commissaris d.d. 3 juli 2020, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :

Het klopt dat ik veelvuldig berichten heb gestuurd naar [slachtoffer] . Ik weet wel dat ik
dit soort dingen niet moet doen.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde feit 2 primair onder parketnummer 01-170624-20 [1] :
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 36-38.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 60-65, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte dat hij de camera van de woning aan [adres 2] eraf heeft getrokken en dat hij de camera heeft vernield uit frustratie;
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-244276-20 (gevoegd) [2] :
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Het proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen van [slachtoffer] d.d. 26 augustus 2020, dossierpagina’s 3-10.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 september 2020, dossierpagina’s 12-15, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte dat hij een review heeft geplaatst op de site van dierenartsenpraktijk [bedrijf 2] en dat hij begrijpt dat hij [slachtoffer] misschien een beetje laster toebrengt;
Ten aanzien van de bewezenverklaring onder parketnummer 01-300550-21 (gevoegd) [3] :
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [bedrijf 3] d.d. 4 juli 2021, dossierpagina’s 3-5.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 oktober 2021, dossierpagina’s 8-11, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte dat het klopt dat hij het alarm van boxershorts heeft afgehaald en de boxershorts in de binnenzak van zijn jas heeft gestopt;
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 01-169478-21 (gevoegd) [4] :
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte beide bewezenverklaarde feiten heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf 1] d.d. 5 mei 2021, dossierpagina’s 3-5.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf 1] d.d. 19 mei 2021, dossierpagina’s 7-9.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 juni 2021, dossierpagina’s 20-23, inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte dat hij op 4 mei 2021 en op 17 mei 2021 telkens winkeldiefstal heeft gepleegd bij [bedrijf 1] supermarkt in Deurne;
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder parketnummer 01-170624-20 feit 1 tenlastegelegde
De verdediging heeft vrijspraak pleit ten aanzien van het onder parketnummer 01-170624-20 feit 1 tenlastegelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat geen sprake is van belaging, nu de berichten met instemming van aangeefster werden gestuurd. Daarnaast zijn de berichten – gelet op de vinkjes die daarbij al dan niet kleuren – nooit bij aangeefster aangekomen. De politierechter heeft in het vonnis omtrent dit betoog dat eveneens in eerste aanleg is gevoerd, het volgende overwogen (pagina 9):

Verdachte heeft in enkele weken tijd 600 berichten verstuurd naar aangeefster. De algehele
toonzetting van deze berichten is onvriendelijk, beledigend en dwingend van aard. Dit moet
zeer belastend voor aangeefster zijn geweest en haar vrees hebben aangejaagd.
Gezien de tijdspanne waarbinnen en de frequentie waarmee verdachte deze grote hoeveelheid berichten met een dergelijke kwalijke toonzetting heeft gestuurd gecombineerd met het veelvuldig met zijn auto door de straat waar aangeefster woonachtig was te rijden, is er naar het oordeel van de politierechter sprake van belaging in de zin van artikel 285b Sr. Verdachte heeft door zijn handelen wederrechtelijk stelselmatig inbreuk gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De wederrechtelijkheid volgt reeds uit de grote
hoeveelheid berichten in een paar weken tijd met een algehele kwalijke toonzetting teneinde
contact af te dwingen. Enig voorafgaand vrijwillig contact neemt het wederrechtelijke
karakter niet weg. Het behoeft geen nadere uitleg dat het handelen van verdachte een
negatieve impact op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft veroorzaakt.
De tenlastegelegde belaging kan dan ook worden bewezen zoals hierna uitgeschreven.’
Het hof neemt deze overwegingen over en maakt deze tot de zijne. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 01-170624-20 feit 1 tenlastegelegde heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld. In hetgeen in hoger beroep door de raadsman is aangevoerd ziet het hof geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 01-170624-20 feit 3 tenlastegelegde
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder parketnummer 01-170064-20 feit 3 tenlastegelegde vernieling. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verklaring van de dochter van aangeefster, te weten [getuige 2] , wordt bestreden.
Het hof overweegt als volgt.
De aangifte van [slachtoffer] vindt bevestiging in de verklaring van getuige [getuige 2] , waarin naar voren komt dat de verdachte aan getuige zou hebben toegegeven dat hij de auto van [slachtoffer] auto had vernield. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is noch op basis van het procesdossier, noch op grond van het verhandelde ter terechtzitting het hof gebleken dat de verklaring van getuige [getuige 2] als zijnde onbetrouwbaar terzijde moet worden geschoven. Zowel de getuigenverklaring als de aangifte vinden steun in het door de verdachte aan aangeefster verstuurde bericht ‘hoe zou je je eigen voelen als ik bv vannacht alle banden had lek geprikt’ en het appje van de verdachte van 8 juni 2020: "eerstdaags LOPEN NAAR TIEL, LOPEN NAAR TIEL".
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 01-170624-20 feit 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

belaging.

Het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 01-244276-20 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

laster.

Het in de zaak met parketnummer 01-300550-21 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 01-169478-21 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 01-169478-21 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht een eventuele straf te beperken tot een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest in combinatie met een taakstraf dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer] . Door de bewezenverklaarde belagingshandelingen is met een zekere frequentie en met de duur van meerdere weken stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verdachtes gedragingen hebben een aanmerkelijke impact gehad op het slachtoffer.
Voorts heeft de verdachte zich – tegen de achtergrond van hiervoor genoemde belaging – schuldig gemaakt aan een tweetal vernielingen, gepleegd op 22 juni 2020 en 30 juni 2020. De verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Tevens is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan laster. Hij heeft door zijn handelen de reputatie van [slachtoffer] geschaad.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen. Door te handelen zoals bewezen is verklaard, heeft de verdachte het eigendomsrecht van de slachtoffers geschonden. Dergelijk handelen veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast, ergernis en een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers. De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk niets aangetrokken. Hij heeft slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin.
Het hof rekent het de verdachte zeer aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2022, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten. Verder is gebleken dat artikel 63 van het Wetboek van Strafecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is door de verdachte aangevoerd dat hij momenteel fulltime mantelzorger voor zijn moeder is, onder bewind staat en een uitkering ontvangt. Verder is door de verdachte naar voren gebracht dat hij af en toe nog cocaïne gebruikt.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 1.487,18. De vordering valt uiteen in:
€ 400,19 (incl. BTW) voor reparatiekosten auto
€ 86,99 voor beveiligingscamera
€ 1000,00 voor immateriële schade
De politierechter heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 1.087,18 (posten I en II geheel en post III gedeeltelijk) en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is in het overige deel niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat, ingeval het hof tot een veroordeling mocht komen, de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de banden dienen te worden gehalveerd, nu die kosten zien op twee banden terwijl het maar om één band gaat. Voorts dienen de kosten ten behoeve van het camerasysteem te worden beperkt, aangezien de verdachte heeft verklaard dat het camerasysteem dat is vernield goedkoper was dan de daarvoor gevorderde kosten. Ten slotte ziet de verdediging geen aanleiding om ten aanzien van de immateriële schade meer toe te wijzen dan in eerste aanleg is gedaan.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het onder feit 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde handelen (parketnummer 01-170624-20) van de verdachte rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. Het hof overweegt in dat verband als volgt.
De materiële schade
Als gevolg van het onder parketnummer 01-170624-20 feit 3 bewezenverklaarde handelen zijn een band, de radiator en het oliefilter vernield. Het hof zal de gevorderde kosten ten behoeve van de reparatie van de banden – te weten een totaalbedrag van € 107,00 – halveren, nu is gebleken dat niet twee banden, maar slechts één band is vernield. Derhalve zal een bedrag van € 53,50 worden toegewezen. Het hof zal de overige kosten ten behoeve van de reparatie van die banden, te weten een bedrag van € 53,50, afwijzen. De overige reparatiekosten van de auto zijn niet inhoudelijk betwist en zijn ook voldoende onderbouwd, zodat het hof van oordeel is dat deze kosten kunnen worden toegewezen, waardoor post I toewijsbaar is tot een bedrag van € 335,46.
Met betrekking tot post II is het hof van oordeel dat deze in het geheel kan worden toegewezen. Deze post is onderbouwd met een factuur en met de enkele niet onderbouwde stelling van de zijde van de verdachte dat het camerasysteem goedkoper zou zijn, wordt het gevorderde bedrag onvoldoende betwist zodat dit bedrag voor toewijzing gereed ligt.
De factuur voor de reparatie aan de auto is gedateerd van 30 juni 2020 en op de factuur is vermeld “contant betaald” zodat het hof deze datum als ingangsdatum voor de wettelijke rente zal hanteren. Op de factuur voor de camera is als aankoopdatum 22 juni 2020 vermeld en als vervaldatum 6 juli 2020. Nu verder onduidelijk is wanneer deze factuur is voldaan, zal het hof laatstgenoemde datum als ingangsdatum voor de wettelijke rente gebruiken. De wettelijke rente over de materiële schade zal derhalve voor een bedrag van € 335,46 met ingang van 30 juni 2020 worden toegewezen en over een bedrag van € 86,99 met ingang van 6 juli 2020.
De immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding stelt het hof voorop dat immateriële schade slechts dan voor vergoeding in aanmerking komt indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, kunnen meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde belagingshandelingen voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen (parketnummer 01-170624-20) van de verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat, maar in een ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Het hof begroot de hoogte van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag € 600,00. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de bewezenverklaarde periode – 30 juni 2020 – tot de dag der algehele voldoening. Het overige zal worden afgewezen.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 1.022,45 zal worden toegewezen.
Het hof zal de verdachte, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Beide kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 1.022,45. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te vermelden ingangsdata tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft bij vordering van 5 november 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 1 juli 2019 onder parketnummer 01-173016-18 opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering van oordeel dat, nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast. Het hof ziet, gelet op hetgeen door de verdediging is aangevoerd, geen redenen om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 261, 262, 285b, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder 1, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 01-244276-20 en in de zaak met parketnummer 01-300550-21 en in de zaak met parketnummer 01-169478-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder 1, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 01-244276-20 en in de zaak met parketnummer 01-300550-21 en in de zaak met parketnummer 01-169478-21 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.022,45 (duizend tweeëntwintig euro en vijfenveertig cent)bestaande uit
€ 422,45 (vierhonderdtweeëntwintig euro en vijfenveertig cent)materiële schade en
€ 600,00 (zeshonderd euro)immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente
- over de materiële schade over een bedrag van € 335,46 (reparatiekosten) met ingang van 30 juni 2020 en
-over een bedrag van € 86,99 (beveiligingscamera) met ingang van 6 juli 2020 en
-over de immateriële schade met ingang van 30 juni 2020,
tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-170624-20 onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.022,45 (duizend tweeëntwintig euro en vijfenveertig cent)bestaande uit € 422,45
(vierhonderdtweeëntwintig euro en vijfenveertig cent)materiële schade en € 600,00 (zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade
-over een bedrag van € 335,46 (reparatiekosten) met ingang van 30 juni 2020 en
-over een bedrag van € 86,99 (beveiligingscamera) met ingang van 6 juli 2020 en
-over de immateriële schade met ingang van 30 juni 2020,
tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 20 (twintig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 1 juli 2019 met parketnummer 01-173016-18, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. J.J.J. Wubben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 21 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2020146258, gesloten d.d. 2 juli 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-72.
2.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2020194252, gesloten d.d. 4 september 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-17.
3.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Dommelstroom, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2021146640, gesloten d.d. 21 oktober 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-14.
4.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2021130416, gesloten d.d. 15 juni 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-25.