ECLI:NL:GHSHE:2022:4743

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
20-002453-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling en belediging van ambtenaren in functie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, voor mishandeling en belediging van Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA's) tijdens hun werkzaamheden. De feiten vonden plaats op 1 september 2020 en 20 augustus 2020, waarbij de verdachte zich agressief gedroeg en de ambtenaren beledigde en mishandelde. Het hof heeft het vonnis van de politierechter gedeeltelijk vernietigd, maar de strafoplegging aangepast. De verdachte is nu veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan wederspannigheid, mishandeling en eenvoudige belediging, wat getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Het hof benadrukt dat ambtenaren met een publieke taak moeten kunnen functioneren zonder geconfronteerd te worden met geweld en beledigingen. De uitspraak is gedaan in het kader van een cassatieberoep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002453-20
Uitspraak : 8 november 2022

Niet verschenen, na aanhouding op tegenspraak

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 16 september 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-221378-20 en 01-211967-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum en plaats] ,
volgens laatste opgave van de verdachte, verblijvende op het adres: [verblijfplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van:
in de zaak met parketnummer 01.221378.20:
  • feit 1:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
  • feit 2:wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten (het hof begrijpt:) gevolge hebben;
in de zaak met parketnummer 01.211967.20:
  • feit 1:mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
  • feit 2:wederspannigheid;
tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd 2 jaar.
Voorts is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis met aanvulling van de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg komen de daarmee samenhangende overwegingen van de politierechter te vervallen en zullen deze worden vervangen op de wijze zoals hierna vermeld.
Omdat de meervoudige kamer van het hof is gebonden aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring hierna uitwerken.
Ten slotte ziet het hof aanleiding om de door de politierechter aangehaalde artikelen waarop het dictum is gegrond aan te vullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu dat artikel eveneens toepassing vindt.
Uitwerking van de bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 01-221378-20:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal voorgeleiding Rechter-Commissaris tevens eindproces-verbaal van de politie, eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, registratienummer PL2100-2020199903, sluitingsdatum 2 september 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-27.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2020, (pag. 4 en 5), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
(pag. 4)
Omschrijving aangifte
Plaats delict Stationsplein, 's-Hertogenbosch
Pleegdatum/tijd Op dinsdag 1 september 2020 om 15:53 uur
Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend
veroorzaakte pijn en/of letsel. Tevens doe ik aangifte van belediging. Door de
uitlatingen van de verdachte, in het openbaar gedaan, voelde ik mij in mijn eer en goede naam aangerand.
Voor mijn verklaring verwijs ik naar het door mij opgemaakt proces-verbaal van bevindingen dat ik bij deze aangifte voeg.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
(pag. 5)
Korte opmerking verbalisant
Verbalisant zag dat aangever een rode plek op zijn linker onderarm had.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] d.d. 1 september 2020 (pag. 6 en 7), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 6)
Op dinsdag 1 september 2020 omstreeks 15:50 uur was ik, Buitengewoon Opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar vervoer, en derhalve bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten zoals in de akte van beëdiging opgesteld, werkzaam als Medewerker Veiligheid & Service, geweldsbevoegd, standplaats Den Bosch in uniform van de NV Nederlandse Spoorwegen gekleed, kleding voorzien van het boa-insigne, als zodanig herkenbaar als buitengewoon opsporingsambtenaar,belast met toezicht en handhaving van station Den Bosch.
Ik en mijn collega [verbalisant 2] liepen op perron 1, Trein 3654 kwam op dit moment het station binnen rijden. Ik zag dat er een man de trein instapte zonder een mondkapje dat verplicht is in het openbaar vervoer. Ik had de hoofdconducteur van trein 3654 via mijn portofoon opgepiept en gaf door dat ik en mijn collega de man zonder mondkapje even gingen aanspreken.
Ik hoorde dat mijn collega de man de aanwijzing gaf om het station te verlaten. Ik zag dat de man hier geen gehoor aan gaf doordat hij zich niet in de richting naar de uitgang van het station begaf. Ik hoorde de man zeggen" flikker".
Ik zag dat mijn collega de man bij zijn arm pakte en hem richting de uitgang van het station wilde begeleiden. Ik zag dat de man zich lostrok.
Ik hoorde de man tegen mijn collega zeggen "kanker turk en kanker kale". Bij de trap aangekomen op perron 1 wilde de man niet doorlopen en hebben ik en mijn collega de man al worstelend de trap op gekregen.
Op de trap hoorde ik de man weer tegen mijn collega zeggen "kanker kale, kanker flikkers, kanker turk" hierop was de maat vol. Mijn collega heeft de man op de trap aangehouden voor belediging
(pag. 7)
van ambtenaar in functie. Ik zag dat mijn collega de verdachte vastpakte, ik reageerde hierop, ik probeerde de verdachte om zijn hoofd te pakken om zo naar de grond te brengen. Ik voelde dat de verdachte heftig tegenwerkte doordat hij niet mee naar de grond ging. Terwijl ik en mijn collega de verdachte naar de grond wilden brengen, voelde ik dat de verdachte weg wilde, ik voelde dit doordat ik samen met de verdachte en mijn collega een aantal treden oversloeg, ik probeerde de verdachte met alle macht die ik had rechtop te houden zodat we niet met zijn allen van de trap af zouden vallen. Op het voorplein van het station aangekomen is het mij en mijn collega gelukt om de verdachte op de grond te krijgen. Op de grond heb ik de verdachte een stoot met mijn rechter vuist in zijn linker zij gegeven en gezegd dat hij mee moest werken. Ik voelde dat de verdachte hier geen gehoor aan gaf doordat hij met kracht zijn arm die ik vast had dicht tegen zijn borst aan drukte. Op de grond is er een moment gekomen dat we de verdachte onder controle hadden, ik voelde bij de controle dat de verdachte nog stevige weerstand gaf aan zijn linkerarm die ik vast hield bij zijn pols, ik voelde dat de verdachte met zijn rechter hand waar hij op lag met zijn
nagels op mijn vingers probeerde te krassen. Dit ging met zoveel kracht dat het door mijn steekwerende handschoenen zelfs pijn deed. Ik had de verdachte met mijn rechter hand vast en heb met mijn linker hand de noodknop van de veiligheidscentrale portofoon ingedrukt voor politie assistentie met spoed.
Terwijl dat ik deze oproep deed, hoorde ik mijn collega "aaa" schreeuwen en hoorde hem zeggen "hij heeft me gebeten".
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 2] d.d. 1 september 2020, (pag. 9 en 10), alsmede de bijbehorende fotobijlage op p. 12, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 9)
Op dinsdag 1 september 2020 omstreeks 15:50 uur was, Buitengewoon Opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar vervoer, en derhalve bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten zoals in de akte van beëdiging
opgesteld, werkzaam als Medewerker Veiligheid & Service, geweldsbevoegd, standplaats 's-Hertogenbosch in uniform van de NV Nederlandse Spoorwegen gekleed, kleding voorzien van het boa-insigne, als zodanig herkenbaar als buitengewoon opsporingsambtenaar, belast met toezicht en handhaving van de orde, rust, veiligheid en goede bedrijfsgang te station ’s-Hertogenbosch.
Mijn collega [verbalisant] sprak de man aan en vroeg waar zijn mondkapje was en waarom hij deze niet wilde opzetten voor dat hij de trein in liep.
De verdachte reageerde meteen verbaal agressief en begon meteen te roepen. Ik hoorde de man roepen "wie zijn jullie, wat willen jullie, jullie mogen helemaal niks!". Mijn collega [verbalisant] heeft meerdere keren gevraagd waarom hij nog steeds geen mondkapje op had. De man stond met snelheid op en werd verbaal nog agressiever tegen ons.
Toen wij buiten de trein stonden op perron 1 bleef hij verbaal agressief tegen mij en mijn collega.
De man werd weer verbaal agressief en bleef schreeuwen. Hierbij was de maat vol en gaf ik de verdachte de aanwijzing om het station te verlaten.
Toen wij bij de trap aankwamen om naar boven te gaan
(pag. 10)
richting de passerelle, stopte de man midden op de trap en hoorde ik hem roepen "jullie zijn flikkers, jullie mogen niks". Toen wij op de trap halverwege stonden, hebben ik en mijn collega de verdachte vastgepakt en naar boven begeleid.
Ik hoorde de verdachte roepen "Kanker flikker, Kanker kale, Kanker turk". Ik
voelde mij hier door in mijn eer aangetast. Er liepen verschillende reizigers om ons heen en deze keken met een verstoorde blik in de richting van de man nadat de man ons uitschold. Ik voelde mij hier niet fijn bij en de maat was vol voor mij. Hierop heb ik de verdachte aangehouden voor beledigen van ambtenaar in functie. Hierop hebben wij de verdachte vastgepakt. De verdachte probeerde met slaande
bewegingen zich los te rukken.
Toen ik mijn collega probeerde te helpen met de linkerarm van de verdachte onder zijn buik weg te schuiven, voelde ik dat de verdachte mij in mijn linker onder arm beet, ik voelde een pijnschuit in mijn linker arm en ik schreeuwde naar mijn collega "Auw, hij heeft mij gebeten", op dat moment heb ik uit reactie de verdachte drie a vier keer op zijn achterhoofd geslagen om de verdachte te laten stoppen met het bijten in mijn linker arm los te krijgen, dit lukte na enige moeite. Toen ik mijn arm uit de mond van de verdachte had bevrijd, zag ik een rode afdruk op mijn linker onderarm staan en afdrukken van zijn tanden. Ik hoorde de verdachte meerdere keren roepen "kanker flikkers".
3. De eigen waarneming van dit hof op de foto, weergegeven op pag. 12:
Het hof neemt op deze foto waar een behaarde blanke onderarm met rode verkleuringen, bestaande uit rode puntbloedingen, qua uiterlijke verschijningsvorm passend bij een afdruk van een humane beet.
In de zaak met parketnummer 01-211967-20:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie, eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, registratienummer PL2100-2020189508, sluitingsdatum 20 augustus 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-30.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2020 met foto’s (pag. 3 t/m 5, alsmede de bijbehorende fotobijlagen pag. 9 t/m 11), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 2] , zakelijk weergegeven:
(pag. 3)
Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend
veroorzaakte pijn en letsel.
Op donderdag 20 augustus 2020, omstreeks 09.30 uur was ik aan het werk als
Buitengewoon Opsporings Ambtenaar bij Veiligheid en Service van de NS.
Vanuit de meldkamer kregen wij een assistentieverzoek om bij trein 6629 te kijken.
Hier zou een reiziger niet voldoen aan de verplichting om een mondkapje te dragen.
Om 09.32 uur kwam de trein aan op spoor 7B Centraal Station in 's-Hertogenbosch.
Ik zag dat de persoon waar het om ging in de trein zitten. Ik herkende hem gelijk
omdat hij als enige geen mondkapje droeg. De conductrice waar de melding vandaan kwam wees mij deze man ook aan. Vervolgens stapte de man de trein uit. Mijn collega [betrokkene] sprak de man hierop aan. Mijn collega vroeg hem waarom hij geen mondkapje droeg. Ik vroeg inzage in een geldig vervoersbewijs. Ik hoorde dat hij zei dat hij geen contract met ons had.
Ik vorderde meerdere keren inzage in het identiteitsbewijs van de deze persoon. Ik
zag dat hij niks overhandigde. Ik hoorde dat hij opnieuw zei dat hij geen contract
met ons had. De man ontweek onze vragen door herhaaldelijk te zeggen dat hij geen
contract met ons had.
(pag. 4)
Ik paste een identiteitsfouillering toe om zo mogelijk achter de personalia van de
persoon te komen. Tijdens het fouilleren werd de persoon verbaal agressief. Ik hoorde dat de man iets in de richting zei van wat zit je nou aan mijn lul, homo. Ik zag en voelde dat hij zich los trok, achterwaarts liep, zijn vuisten balde en slaande bewegingen richting ons maakte. Ik zag dat de man steeds dichter bij het spoor kwam. Om te voorkomen dat de man het spoor op zou vallen, wilde ik de man vastpakken. Toen wij dichterbij kwamen zag ik dat de man met gebalde vuisten slaande bewegingen maakte. Ik zag dat de man krachtig vanuit zijn schouder uithaalde. Voordat ik de man vast kon pakken, zag ik opnieuw dat hij met zijn rechterarm krachtig en met een
gebalde vuist uithaalde. Ik voelde toen een harde klap op mijn linkerslaap. Door die
klap voelde ik gelijk een scherpe pijn op mijn linkerslaap.
Ik voelde later een bult op mijn linkerslaap.
(pag. 5)
Korte opmerking verbalisant
Tijdens het opnemen van de aangifte benoemde aangever het letsel. Ik zag op zijn
linkerslaap een bult.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisant [aangever 2] d.d. 20 (het hof begrijpt uit het hele politiedossier dat in plaats van maart moet worden gelezen:) augustus 2020 (pag. 6 en 7), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 6)
Ik, controleur bij vervoerbewijs de Nederlandse Spoorwegen in de gemeente 's-
Hertogenbosch, afdeling Veiligheid & Service, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar aangesteld in Domein IV, openbaar vervoer en tevens
bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten zoals in de acte van beëdiging gestel, standplaats 's-Hertogenbosch, bevond mij op 20 augustus 2020 in uniform gekleed en met handhaving belast op perron 7b te station 's-Hertogenbosch.
Daar kregen wij omstreeks 09:25 uur via de meldkamer NS het assistentieverzoek om bij trein 6629 te assisteren. Hier zou een man in de trein zitten welke volgens de hoofdconducteur weigerde een mondkapje te dragen, iets wat in deze periode in het openbaarvervoer verplicht is, en kenbaar was gemaakt door de aangepaste huisregels bij de ingangen van de stations en door middel van de gele
stickers op de perrons. Toen de trein tot stilstand kwam en de deuren openden wachtten wij totdat de man naar buiten kwam. Mijn collega, [betrokkene] , sprak de man hierop aan. Er viel niet goed met de man te praten. Ik hoorde mijn collega, [verbalisant 3] , de man naar zijn vervoerbewijs vragen. Ik hoorde de
man wederom zeggen geen contract met ons te hebben. Ik nam hierop het gesprek over en vroeg de man nogmaals om zijn vervoerbewijs. De man leek op geen enkele manier mee te werken. Zelfs niet naar meerdere malen vragen. Ik vorderde hierop het identiteitsbewijs van de verdachte teneinde een uitstel van betaling, tevens ontwerp proces verbaal te willen uitschrijven. Ik zag en hoorde dat de verdachte hier geen gehoor aan gaf. Ik gaf de verdachte aan
zijn handen tegen het bord te plaatsen zodat ik hem zou kunnen fouilleren.
(pag. 7)
De verdachte reageerde erg fel. Hij rukte zich los en ik zag hem achteruit en met slaande bewegingen richting het spoor op perron 6b lopen. Ik was bang dat de verdachte het spoor in zou lopen gezien hij achteruit bleef lopen. Wij probeerden de verdachte tegen te houden waarop wij dichterbij trachtten te komen. Toen ik dichterbij probeerde te komen om de verdachte vast te pakken zag ik de verdachte met rechts uithalen en ik voelde plotseling een pijnscheut op mijn linkerslaap. Hierop wisten wij de verdachte snel naar de grond toe te werken. Waarop ik de man meteen aangehouden heb voor artikel 72 van de Wet Personenvervoer 2000, het verstoren van de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang. Ik zag en voelde dat de man zich op de grond ook bleef verzetten en dat mijn collega
[betrokkene] de verdachte zijn rechterarm trachtte te controleren. Ik zag dat hij deze met kracht onder zijn lichaam probeerde te houden.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 3] d.d. 20 augustus 2020 (pag. 12 t/m 14), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 12)
Op donderdag 20 augustus 2020 omstreeks 09:25 uur was ik, Buitengewoon Opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar vervoer, en derhalve bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten zoals in de akte van beëdiging opgesteld, werkzaam als Medewerker Veiligheid & Service, geweldsbevoegd, standplaats ’s-Hertogenbosch in uniform van de NV Nederlandse Spoorwegen gekleed, kleding voorzien van het boa-insigne, als zodanig herkenbaar als buitengewoon opsporingsambtenaar, belast met toezicht en handhaving van
de orde rust veiligheid en/ of de goede bedrijfsgang te station ’s-Hertogenbosch, samen met mijn collega's [betrokkene] en [aangever 2] .
(pag 13)
Ik zag dat de man mijn collega’s begon te duwen. Ik zag dat de man om zich heen begon te slaan met gebalde vuisten en achteruit liep. Op het moment dat de man achteruit liep zag ik dat de man met kracht zijn rechter vuist balde en mijn collega [aangever 2] in het gezicht sloeg met gebalde vuist.
Ik hoorde mijn collega [aangever 2] zeggen dat de man was aangehouden.
Ik hoorde de verdachte zeggen "Kanker racist". Ik zag dat de verdachte naar achteren liep richting spoor 6b en zag dat de verdachte om zich heen bleef slaan met gebalde vuisten. Mijn collega’s pakten de verdachte vast om naar de grond te werken. Ik hield de verdachte vast bij zijn benen omdat mijn collega’s de verdachte bij zijn armen vast hadden op de grond.
Ik zag en voelde dat de verdachte in verzet bleef gaan door zijn spieren aan te spannen en met kracht probeerde los te komen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisant [betrokkene] d.d. 20 augustus 2020 (pag. 16 en 17), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 16)
Op donderdag 20 augustus 2020 omstreeks 09:33 uur was ik, Buitengewoon Opsporingsambtenaar aangesteld in domein IV Openbaar vervoer, en derhalve bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten zoals in de akte van beëdiging opgesteld, werkzaam als Medewerker Veiligheid & Service, geweldsbevoegd, standplaats 's-Hertogenbosch in uniform van de NV Nederlandse Spoorwegen gekleed, kleding voorzien van het boa-insigne, als zodanig herkenbaar als buitengewoon opsporingsambtenaar, belast met toezicht en handhaving van
station 's-Hertogenbosch toen ik een melding kreeg van de meldkamer NS betreffende een reiziger die zonder mondkapje gebruik maakte van het openbaar vervoer en de hoofdconducteur van die trein bedreigde. Samen met Collega [aangever 2] ben ik ter plaatse gegaan op spoor 7B net voorbij de kiosk. Daar troffen we collega [verbalisant 3] .
De man bewoog zich toen ook agressief naar [aangever 2] en mij en duwde zich vrij om ruimte te krijgen. Hierop begon de jongeman heftig met gebalde vuisten om zich heen te slaan. Ik zag dat de man [aangever 2] links in het gezicht raakte en ik hoorde
[aangever 2] zeggen dat de man aangehouden was. Ik zag dat de man al slaand en vloekend achteruit liep om van ons weg te.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan wederspannigheid alsmede mishandeling en eenvoudige belediging ten aanzien van meerdere Buitengewone Opsporingsambtenaren. Hierbij werd het veroorzaken van letsel door de verdachte niet geschuwd. Niet alleen getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag, ook heeft de verdachte de opsporingsambtenaren aangetast in hun eer en goede naam. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met beledigingen en geweld. Dit geldt temeer omdat hun werk het in de regel niet toelaat dat zij zich distantiëren van een situatie waarin zulke gedragingen zich zouden kunnen voordoen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 augustus 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel blijkt daaruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Naar het oordeel van het hof is alles afwegende, gelet ook op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Het hof komt daarmee tot een gedeeltelelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf waarvan het voorwaardelijk deel een dag verschilt met de straf die door de politierechter was opgelegd en thans door de advocaat-generaal was gevorderd. Het komt het hof evenwel voor dat het niet de bedoeling was van de politierechter en de advocaat-generaal om de verdachte opnieuw -voor een dag- naar de gevangenis terug te sturen, maar het onvoorwaardelijk deel gelijk te laten zijn aan het deel dat de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Nu ook het hof van oordeel is dat de verdachte thans niet terug hoeft naar de gevangenis en aan ondergaan voorarrest 44 dagen telt in plaats van 45 dagen, wijkt het voorwaardelijk deel aldus af met een dag.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
46 (zesenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. B.F.M. Klappe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 8 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. V.C. Minneboo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.