ECLI:NL:GHSHE:2022:4740

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
20-002925-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voor mishandeling. Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, die volledig was toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen moest worden, omdat de verdachte vrijgesproken diende te worden. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met aanvulling en verbetering van de gronden. De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn verbeterd, maar de verdachte is niet in zijn belangen geschaad. Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen, in onderlinge samenhang beschouwd en de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen bevestigd. De vordering van de benadeelde partij is eveneens volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft de beslissing van de politierechter om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002925-21
Uitspraak : 20 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-238095-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Daarnaast heeft de politierechter beslist op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] . De vordering van de benadeelde partij van € 413,43 is volledig toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de straf en de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met inbegrip van de opgelegde straf, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de beslissing tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts wordt de tenlastelegging en de bewezenverklaring in het vonnis verbeterd gelezen in die zin dat het hof het woord
‘door’toevoegt tussen
‘heeft mishandeld’en ‘
een bal tegen het hoofd’. De verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.
De tenlastelegging luidt dan als volgt:
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te [plaats 1] , gemeente Heusden [slachtoffer] heeft mishandeld
dooreen bal tegen het hoofd te gooien en/of door hem tegen het hoofd te stompen/slaan.
En de bewezenverklaring luidt dan als volgt:
hij op 1 maart 2020 te [plaats 1] , gemeente Heusden [slachtoffer] heeft mishandeld
dooreen bal tegen het hoofd te gooien en door hem tegen het hoofd te slaan.
Bewijsmiddelen
De politierechter heeft volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, zonder de inhoud van die bewijsmiddelen weer te geven. Het hof is echter gebonden aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering en zal daarom de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring van de feiten uitwerken (zie hierna onder A). Daarbij zal het door de politierechter gebezigde bewijsmiddel
‘het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pag. 1-2’worden aangevuld met
‘het proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 3] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 11 oktober 2022’, op de wijze zoals hieronder vermeld (zie hierna onder B).
Verder zal het hof de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen aanvullen (zie hierna onder B).
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Meijerij, proces-verbaalnummer: PL2100-2020063606, gesloten d.d. 23 juni 2020 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 27), nader te noemen: het politiedossier en het aanvullend proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Meijerij, proces-verbaalnummer: PL2100-2020063606-6, zijnde een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 15 februari 2021 (pagina’s 1 en 2).
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

A. Uitwerking van de door politierechter gebezigde bewijsmiddelen

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 maart 2020 (pg. 3-5), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer] :
(…) Op zondag 1 maart 2020 moest ik met mijn voetbalteam voetballen in [plaats 1] tegen de
[voetbalclub 1] (3). Ik voetbal zelf bij de voetbalclub in [plaats 2] ( [voetbalclub 2] 4).
(…) Diezelfde dag, omstreeks 12:40 uur, werd een ploeggenoot van mij, [naam] , vol onderuit getrapt van achteren. [naam] vroeg toen aan de scheids waarom hij geen geel gaf, maar hierdoor kreeg [naam] zelf geel. (…) Mijn ploeggenoot reageerde boos op de scheidsrechter, waarop ik tegen mijn ploeggenoot zei: "Hou nou maar op, want zij moeten ook nog een keer naar ons toekomen.".
Wat ik zei viel blijkbaar bij de tegenstander in het verkeerde keelgat. Ik zag namelijk dat er een speler van de tegenstander heel kwaad op mij af kwam rennen. Hij schreeuwde naar mij wat mij bezielde en vroeg schreeuwend waarom ik dat had gezegd. Terwijl hij dit zei gaf hij mij een duw. Ik reageerde hierop om hem terug te duwen. Ik zei hierbij dat hij afstand moest houden. Kort hierna kreeg ik vol de wedstrijdbal in mijn gezicht. Ik zag namelijk dat een speler van de tegenstander de wedstrijdbal in mijn gezicht gooide, vanaf een afstand van maximaal een meter. Hierdoor viel ik op de grond en ging ik out. (…)
Tot op de dag van vandaag heb ik continu hoofdpijn. Daarnaast heb ik ook last van mijn kaak. Als ik gaap of eet dan schiet er een pijnscheut door mijn kaak naar mijn oor. Het ziekenhuis vertelde mij dat ik minimaal twee weken lang thuis op bed moet blijven liggen. Hierdoor kan ik dus niet werken tot en met 15 maart.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2020 (pg. 16-17), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik ben leider van [voetbalclub 2] 4 uit [plaats 2] . Op 1 maart 2020 moesten wij voetballen tegen [voetbalclub 1] 3. (…) Een kwartier voor tijd werd er een speler van ons onderuit gehaald, die het erg vreemd vond dat de scheids hier geen gele kaart voor gaf en toen ontstond er een opstootje. Dit opstootje gebeurde ongeveer 20 meter vanaf de dug-out, alwaar ik me bevond. Ik zag dat een stuk of 12 a 13 spelers begonnen te duwen en trekken. Ik zag dat alle spelers in een grote groep stonden. Hierna zag ik [slachtoffer] naar de groep lopen. Hij begon ook wat te duwen en trekken. Kort hierna zag ik een speler van [voetbalclub 1] om de groep heen lopen en doelgericht naar [slachtoffer] gaan. Ik zag dat die desbetreffende speler linksom de groep ging en [slachtoffer] met een volle vuistslag op zijn kaak sloeg. (…) Hierna zijn wij met het team van het veld gelopen zijn. Het team is toen naar de kleedkamer gegaan en ik ben toen naar de bestuurskamer gegaan (...). Later hebben wij de speler op proberen te zoeken die [slachtoffer] geslagen heeft. Dit is gelukt. Op Facebook kwamen wij namelijk [verdachte] tegen. Ik herkende de persoon van de profielfoto, zijnde de persoon die [slachtoffer] geslagen had. (...)
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2020 (pg. 18-19), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik ben getuige geweest van een mishandeling, gepleegd op 1 maart 2020 in [plaats 1] . (…)
Een teamgenoot van mij, [naam] , werd hard onderuit gehaald. Hierop reageerde [slachtoffer] op de scheids en vertelde ook tegen de [voetbalclub 1] dat dit niet handig was, omdat zij nog naar ons moesten komen. Hierna kwam een opstootje en kreeg [slachtoffer] een bal in zijn gezicht. Teamgenoten van mij reageerden hierop en [slachtoffer] vertelde nogmaals tegen de spelers van [voetbalclub 1] dat dit niet handig was, omdat ze nog naar ons moesten komen. Hierna kreeg [slachtoffer] vol een vuistslag in zijn gezicht van dezelfde speler die bij [slachtoffer] een bal in zijn gezicht gooide. Ik zag dat die speler met zijn rechterhand een vuist maakte en een hoek maakte op [slachtoffer] zijn kaak. Hierna zag ik dat [slachtoffer] op de grond viel. (…)
De speler die [slachtoffer] heeft geslagen en een bal bij hem in zijn gezicht heeft gegooid was [verdachte] . (…) Wij hebben een KNVB app. Op deze app staan alle teams en wij hebben de teamfoto bekeken. Hierbij zagen we speler [verdachte] voorbij komen. Ik, en teamgenoten van mij, herkenden hem als zijnde de persoon die [slachtoffer] geslagen heeft.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 februari 2021 (pg. 1-2), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 3] :
Ik zag dat de speler van de tegenpartij [slachtoffer] een klap gaf op zijn gezicht. (…) Na afloop van de wedstrijd liep ik samen met de speler die [slachtoffer] geslagen had terug naar de kleedkamers. Ik hoorde hem zeggen dat hij [slachtoffer] geslagen had. Ik hoorde hem zeggen: “Dat had ik niet moeten doen”.

B. Aanvulling / verbetering van de bewijsmiddelen

Het hof vult de bewijsmiddelen met betrekking tot het tenlastegelegde aan met:
5. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van getuige [getuige 3] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 11 oktober 2022, voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 3] voornoemd:
Ik speelde bij [plaats 2] tegen de [voetbalclub 1] . (…) Er werd gefloten en toen ontstond tumult. (…) Ik stond met mijn neus naar het veld toe en met mijn rug naar de dug-out. (…) Er was wat duwen links en rechts. Ik zag het latere slachtoffer [slachtoffer] , mijn ploeggenoot, naar achter lopen. Een speler van de tegenpartij, ik noem hem de dader, die kwam op hem afgelopen en die sloeg hem op zijn gezicht. Hij, de dader, kwam uit de drukte met een bocht eromheen specifiek op [slachtoffer] afgelopen en sloeg hem op zijn gezicht. (…)
Ik wil eerst nog iets toevoegen over de dader. Hij zei namelijk dat hij spijt had toen ik met hem het veld afliep. (…)
6. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 6 december 2022, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij voor uit de verschillende (getuigen)verklaringen in het dossier volgt dat de wedstrijd bijna ten einde was, dat een ploeggenoot van het slachtoffer onderuit werd gehaald, dat daardoor gedoe ontstond en dat zich een aantal mensen bij elkaar verzamelden en vraagt mij naar mijn rol bij dat opstootje. Tot zo ver klopt het verhaal. Vervolgens was het slachtoffer op een uitdagende manier aan het zeggen: “Wacht maar! Ze komen nog wel naar [voetbalclub 2] .”. Een ploeggenoot van mij ging verhaal halen bij het slachtoffer. Het slachtoffer gaf mijn ploeggenoot een duw. Mijn ploeggenoot duwde terug. Ik liep eropaf . Vervolgens kreeg het slachtoffer de bal op zijn hoofd, waarna hij zich agressief naar mij richtte. (…)
Toen we het veld afliepen heb ik misschien iets gezegd in de trant van: “Dat had ik niet moeten doen”. (…)
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring d.d. 1 maart 2020 (pg. 13-14):
Betreft patiënt:
[slachtoffer] (…)
Datum: 01.03.2020
Verslag : WAARNEMING:
(S) Klacht/beloop: JT Nadia, voetbalgenootje belt spoedlijn: Klap op het hoofd gehad met vuist (…).
(E) dd commotio cerebri met kaakcontusie
(E icpc) N79 Hersenschudding/hoofdtrauma (…)
Aangemaakt: 01-03-2020, 13:18:38
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring d.d. 4 maart 2020 (pg. 15):
Betreft : [slachtoffer] (…)
02.03.2020 (…)
O (…) li kaak; lichte zwelling (…).
E Hoofdtrauma
N79.00 (Hersenschudding/hoofdtrauma)
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3]
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de belastende verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ter discussie gesteld. Ten eerste acht de raadsman die getuigenverklaringen subjectief gekleurd, omdat het uitsluitend verklaringen betreffen van ploeggenoten van het slachtoffer. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de herinneringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] vervuild zijn door informatie van anderen, doordat genoemde getuigen na de wedstrijd met elkaar hebben gesproken over het voorval. Dit zou in de kleedkamer en bij het ziekenhuis zijn gebeurd. Het hof begrijpt dat de verdediging deze getuigenverklaringen van het bewijs uitgesloten wil zien vanwege de beweerdelijke onbetrouwbaarheid van die verklaringen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Dat de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ploeggenoten zijn van het slachtoffer, maakt naar het oordeel van het hof niet dat hun getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn. De verklaringen die zij hebben afgelegd komen in hoofdlijnen met elkaar overeen, namelijk dat er naar aanleiding van een overtreding op een speler van [voetbalclub 2] een opstootje ontstond waarbij het slachtoffer door de verdachte met een vuist tegen het hoofd werd geslagen. Die verklaringen vinden bovendien steun in de verklaring van het slachtoffer/aangever en, op onderdelen, in de verklaring(en) van de verdachte zelf. Bovendien hebben de getuigen hun verklaringen, in de kern, bevestigd ten overstaan van de rechter-commissaris ( [getuige 1] en [getuige 2] ), dan wel de raadsheer-commissaris ( [getuige 3] ). Gelet hierop ziet het hof geen aanleiding om de getuigenverklaringen als onbetrouwbaar terzijde te schuiven vanwege het enkele feit dat de getuigen ploeggenoten waren van het slachtoffer.
Verder overweegt het hof dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] gedetailleerde (eigen) waarnemingen inhouden van hetgeen zij zich op dat moment meenden te herinneren van het incident. Dat de getuigen na afloop van de wedstrijd met elkaar zouden hebben gesproken over het voorval, maakt niet zonder meer dat hun herinneringen daaraan als niet (meer) betrouwbaar moeten worden gezien. Van enige onderlinge beïnvloeding - hetgeen overigens ook niet nader door de raadsman is onderbouwd - is het hof overigens ook niet gebleken. Anders dan de raadsman naar voren heeft gebracht, is [getuige 1] direct na de wedstrijd - als leider - naar de bestuurskamer gegaan en is hij niet meegegaan naar het ziekenhuis.
Het hof acht de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] daarom betrouwbaar en gebruikt ze voor het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafmaat
De politierechter heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. Zoals hierboven vermeld, verenigt het hof zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, ook voor wat betreft de opgelegde straf. In hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen, ziet het hof geen aanleiding om te komen tot een andere beslissing.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 13,43 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voor het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks (materiële en immateriële) schade is toegebracht. Het hof verenigt zich daarom met de beslissingen van de politierechter om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020, om de verdachte te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij en om tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. van Middelkoop, griffier,
en op 20 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. S. Taalman mr. drs. P. Fortuin zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.