ECLI:NL:GHSHE:2022:4735

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
20-001566-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen met betrekking tot 25.000 kilo messing

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1979, was eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar werd wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal van 25.000 kilo messing. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen hechtenis, en gelast dat de in beslag genomen vrachtwagen aan de verdachte zou worden teruggegeven. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak of, subsidiair, handhaving van de eerder opgelegde taakstraf.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld en vastgesteld dat de tenlastelegging in hoger beroep was gewijzigd. Na het horen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof geoordeeld dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal, omdat hij de vrachtwagen en trailers ter beschikking had gesteld aan de medeverdachten. De rol van de verdachte werd als significant beschouwd, aangezien hij de middelen en gelegenheid had verschaft voor de diefstal.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met aftrek van voorarrest, en gelast dat de vrachtwagen aan de verdachte zou worden teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001566-21
Uitspraak : 23 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 9 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-047858-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde, te weten ‘medeplichtig (
het hof begrijpt: medeplichtigheid) aan diefstal door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de politierechter de teruggave van de inbeslaggenomen vrachtwagen gelast aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, zijnde de verdachte.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde, het subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat – op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht – het niet onder de verdachte in beslag genomen voorwerp, te weten een vrachtwagen, verbeurd zal worden verklaard, bij uitspraak op een geldelijk bedrag van € 1.000,- te schatten.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat het hof, bij bewezenverklaring, dient te volstaan met de straf die door de politierechter is opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2020 te Drunen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 25.000 kilo messing/metalen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen op of
omstreeks 3 juni 2020 te Drunen, gemeente Heusden, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 25.000 kilo messing/metalen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welk strafbaar feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 tot en met 3 juni 2020, althans op of omstreeks 3 juni 2020 te Drunen, gemeente Heusden, althans in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, te weten door
- de inlichtingen te verschaffen over de aanwezigheid van te stelen messing/metalen, in elk geval te stelen voorwerpen, op het terrein van genoemd bedrijf,
- door inlichtingen te verschaffen over de/het te gebruiken voertuig(en) en aanhangwagen(s) of oplegger(s), en over de plek waarnaartoe de te stelen messing/metalen, in elk geval de te stelen voorwerpen, vervoerd zouden moeten worden,
- een aan hem toebehorende vrachtwagen (merk Renault) en handelaarskentekenplaten en
bivakmutsen ter beschikking te stellen aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of aan een of
meerdere onbekend gebleven personen,
- 2 trailers te huren en/of vervolgens deze 2 trailers aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of aan een of meerdere onbekend gebleven personen ter beschikking te stellen,
- tape te plakken op diverse plekken op een aan hem toebehorende vrachtwagen (merk Renault), onder meer op de koplampen, merkembleem van de vrachtwagen en/of over de tekst [bedrijf 3] en/of
- op de uitkijk te staan op/nabij plaats delict, te weten het bedrijf [bedrijf 1] gelegen aan [adres 2]
;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen op of
omstreeks 3 juni 2020 te Drunen, gemeente Heusden, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 25.000 kilo messing/metalen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 juni 2020 te Drunen, gemeente Heusden, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een aan hem toebehorende vrachtwagen (merk Renault) en handelaarskentekenplaten en
bivakmutsen ter beschikking te stellen aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of aan een of
meerdere onbekend gebleven personen,
- 2 trailers te huren en/of vervolgens deze 2 trailers aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of aan een of meerdere onbekend gebleven personen ter beschikking te stellen,
- tape te plakken op diverse plekken op een aan hem toebehorende vrachtwagen (merk Renault), onder meer op de koplampen, merkembleem van de vrachtwagen en/of over de tekst [bedrijf 3] en/of
- op de uitkijk te staan op/nabij plaats delict, te weten het bedrijf [bedrijf 1] gelegen aan [adres 2]
.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. In het bijzonder zal het hof in het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde telkens ‘ [medeverdachte 2] ’ verbeterd lezen in die zin dat het – gelet op de inhoud van het procesdossier – de bedoeling van de steller van de tenlastelegging is geweest om deze persoon aan te duiden als ‘ [medeverdachte 2] ’. Het hof zal deze omissie herstellen en zal de tenlastelegging op dit punt telkens verbeterd lezen. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Voorts acht het hof onvoldoende bewijs aanwezig dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat de verdachte daarvan tevens zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en meerdere onbekend gebleven personen op of
omstreeks 3 juni 2020 te Drunen, gemeente Heusden tezamen en in
vereniging 25.000 kilo messing dat toebehoorde aan [bedrijf 1] hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 3 juni 2020 in Nederland opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door
- een aan hem toebehorende vrachtwagen (merk Renault) en handelaarskentekenplaten
ter beschikking te stellen aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en aan een of
meerdere onbekend gebleven personen,
- 2 trailers te huren en vervolgens deze 2 trailers aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en aan een of meerdere onbekend gebleven personen ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2020122433, gesloten d.d. 18 juli 2020, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 285. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal aangifte d.d. 3 juni 2020 (dossierpagina’s 108 tot en met 111), voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] namens [bedrijf 1] :
(pagina 108)
Plaats delict: [adres 2] , binnen de gemeente Heusden
Pleegdatum: 3 juni 2020
(…)
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van gekwalificeerde diefstal. Hetgeen is weggenomen behoort [bedrijf 1] geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen en zich toe te eigenen. Ik ben werkzaam als [functie 1] binnen [bedrijf 1] en ben bevoegd tot het doen van aangifte.
(…)
Op woensdag 3 juni 2020 omstreeks 01.30 uur werd ik gebeld door [betrokkene 1] . Hij was op dat moment werkzaam als [functie 2] in de loods bij [bedrijf 1] . (…) In het gebouw zijn verschillende loodsen. Er is ook een materialenhal, hal veertien, en een opslaghal, hal dertien. (…)
(pagina 109)
Tijdens de nachtdienst gebeurt er normaal gesproken in hal dertien en veertien niets. Hier wordt voornamelijk messing opgeslagen. (…)
Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat een andere collega, [betrokkene 2] , ook werkzaam in [bedrijf 1] iets moest pakken uit hal veertien. [betrokkene 1] vertelde dat [betrokkene 2] toen een vijftal personen bij een vrachtwagen zag staan. Ze waren met de vrachtwagen het terrein op gereden en stonden in hal veertien. [betrokkene 2] had de politie gebeld. Hij zag dat ze met onze eigen heftrucks messing in de vrachtwagen aan het laden waren. (…) [betrokkene 1] vertelde dat hij met collega’s van [bedrijf 1] één man probeerde vast te houden maar dat hij was ontkomen. Hij vertelde dat een aantal personen te voet waren vertrokken en dat de rest in de vrachtwagen was gestapt, waar al messing uit de materialenhal in geladen was. [betrokkene 1] vertelde dat er vermoedelijk ook een persoon bij de toegangspoort stond om de poort open te houden.
(…)
Wij hebben een goed idee van onze inventarisatie. Hoeveel wij exact missen zal ik nog doorgeven. In de bijlagen worden de goederen genoemd die zijn weggenomen.
(pagina 111)
Bijlage goederen:
Categorie omschrijving : (edel-)metalen
Object : messing
Bijzonderheden : meerdere omloopbakken met messing gestolen
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 4 juni 2020 (dossierpagina’s 112 tot en met 113), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
(pagina 112)
V: Vraag
A: Antwoord
V: Is er al bekend hoe veel messing er is weggenomen?
A: Wij schatten het op dit moment op ongeveer 25.000 kilogram.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2020 (dossierpagina’s 114 tot en met 116), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pagina 114)
Op 3 juni 2020 waren wij, verbalisanten, doende met algehele surveillance in de gemeente Heusden. (…) Omstreeks 01.43 uur zagen wij een melding op het scherm komen van een diefstal bij [bedrijf 1] gevestigd aan [adres 2] . Wij zijn vervolgens direct gaan rijden. (…) Wij hoorden dat er met een vrachtwagen bakken met schroot vanaf het terrein waren gestolen. De vrachtwagen had het bedrijfsterrein inmiddels verlaten en zou in de richting van Waalwijk zijn gereden. (…) Aan het einde van dit rechte stuk weg zagen wij een voertuig rijden die aan de achterzijde geen verlichting voerde. Toen dit voertuig de bocht naar links maakte in de richting van de Kastanjelaan-West zagen wij dat dit voertuig een vrachtwagen betrof. Toen wij ook op de Kastanjelaan-West waren aangekomen, zagen wij dat het voertuig een gele kentekenplaat aan de achterzijde voerde. (…) Op de Eindstraat hebben wij de vrachtwagen een stopteken gegeven waaraan het voertuig direct voldeed. Wij zagen ook vrijwel direct twee mannen uit het voertuig komen. Toen wij naar hun identiteit vroegen kregen wij direct twee identiteitskaarten overhandigd. Ik, [verbalisant 2] , zag dat de bestuurder [medeverdachte 1] betrof en dat de bijrijder [medeverdachte 2] betrof. Vervolgens heb ik, [verbalisant 2] beiden direct kenbaar gemaakt dat zij om 01.55
uur werden aangehouden. (…) De bijrijder vertelde uit zichzelf dat hij voor € 500,- alleen de vrachtwagen op had moeten halen en dat dat toch goed geld was. (…)
(pagina 115)
Even later vertelde de bijrijder dat zij gisteravond in Zeeland waren aangesproken om met een vrachtwagen naar Drunen te rijden om daar vervolgens staal te gaan laden.
(…)
Wij wilden nader onderzoek verrichten naar de vrachtwagen. (…) Wij zagen dat de achterzijde van de oplegger voorzien was van het kenteken [kenteken 1] . Een gele Nederlandse kentekenplaat met zwarte letters. Wij zagen aan de achterzijde van het trekkend voertuig een Franse kentekenplaat zitten met de navolgende combinatie: [kenteken 2] . Deze Franse plaat was wit met zwarte letters. Onder deze Franse plaat zagen wij nog een Nederlandse handelaarskentekenplaat zitten. Deze had de navolgende combinatie: [kenteken 3] en betrof een groene plaat met zwarte letters. Aan de voorzijde van het trekkend voertuig zagen wij dezelfde Franse kentekenplaat zitten met daaronder dezelfde Nederlandse handelaarskentekenplaat. (…)
Wij zagen verder dat het trekkend voertuig een Renault betrof.
(…)
Het voertuig is verder door ons bekeken en wij zagen overal zwarte tape zitten. Er
zat zwarte tape op de lichten aan de voorzijde van het trekkend voertuig, op het merk
van het trekkend voertuig en op beide portieren. De tape op het portier aan de
bestuurderszijde heb ik. [verbalisant 3] eraf getrokken. Ik, [verbalisant 3] zag dat de
volgende tekst van onderuit de tape kwam, [bedrijf 3] .
(…)
De oplegger was afgesloten. Wij hebben aan de linkerzijde van de oplegger wat gespen losgemaakt om in de oplegger te kijken. Wij zagen een paar ijzeren bakken met inhoud in de oplegger staan. Wij herkenden de ijzeren bakken direct als dezelfde bakken die bij bedrijf [bedrijf 1] op de lepels van de heftrucks en in de hal klaar stonden om te laden. (…)Verdachte : [medeverdachte 1]
Verdachte : [medeverdachte 2] ,
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2020 (dossierpagina 138), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik zocht het kenteken [kenteken 3] op in het politiesysteem. Ik zag dat dit kenteken ter naam gesteld stond op autogarage [verdachte] .
Vrachtwagen Renault zwart van kleur is volgens [verdachte] zijn eigendom.
Ik vroeg aan [verdachte] waar de handelaarskentekenplaten waren. Ik hoorde van [verdachte] dat hij deze met ene ‘ [medeverdachte 1] ’ meegegeven zou hebben op de zwarte Renault vrachtwagen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juni 2020 (dossierpagina’s 26 tot en met 32), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
Verhoor vond plaats middels vraag en antwoord-methode.
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
(pagina 28)
V: Wat wil je verklaren?
A: Een persoon ken ik eigenlijk al jaren. Ik had hem eigenlijk al tien jaar niet meer gezien. Via een andere bekende had hij gezegd, die heeft een klusje voor je. Dus ik ben daar naartoe gegaan en heb toen de boel een beetje doorgenomen. Daar zat inderdaad ook een handlanger bij.
V: Hoe heet die persoon die je al jaren kent?
A: Die beste man heet [verdachte] .
V: Heet die man [verdachte] ?
A: Ja.
V: Vertel maar hoe het verder is gegaan?
A: Ik ben toen naar [verdachte] gegaan en daar hebben we het gehele plannetje uitgestippeld.
V: Hoe ging het plannetje?
A: Ik ben naar hem toe gegaan. Ik kreeg toen van [verdachte] te horen dat hij een klusje voor me had. Dit was een klusje dat ik iets kon gaan rijden. Ik zou staal gaan rijden.
(pagina 29)
V: Je wist dat je gestolen goed met je mee zou gaan nemen.
A: Ja dat klopt.
V: Wie heeft dan bedacht dat daar zo veel staal lag?
A: Dat heeft die handlanger gedaan. Die handlanger was naar [verdachte] gegaan om te vertellen dat daar veel staal genomen kon worden. [verdachte] heeft met mij het transport geregeld.
V: Hoe heeft [verdachte] het transport geregeld?
A: Bij een verhuurbedrijf heeft hij twee trailers gehuurd die ik opgehaald heb. Ik heb dit met zijn vrachtwagen opgehaald. Ik heb de twee trailers zelf opgehaald en naar Drunen gebracht. Ik heb hier vervolgens eerst een trailer neergezet en ben toen de volgende gaan halen. Ik heb vervolgens de vrachtwagen in zijn achteruit het terrein op gezet met de trailer. De trailer werd volgeladen en door mij weggezet. Ik heb toen de andere trailer met de vrachtwagen gehaald en deze werd weer volgeladen.
(pagina 30)
O: Ik laat verdachte een foto zien van [verdachte] .
V: Is dit [verdachte] ?
A: Ja.
V: Waar haalden jullie op het begin de vrachtwagen?
A: De vrachtwagen stond bij [verdachte] .
V: Waar was dat?
A: Dit was bij zijn bedrijf op [locatie 1] . Dit was bij het bedrijf van [verdachte] .
V: Welke vrachtwagen?
A: Zwarte Renault.
V: Welk kenteken zat erop?
A: Handelaarskenteken van [verdachte] .
(pagina 31)
V: Zat daar nog een ander kenteken overheen?
A: Later wel.
V: Wat voor een kenteken was dat?
A: Een Frans kenteken.
V: Hoe kwam je daaraan?
A: Dat had [verdachte] geregeld.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2020 (dossierpagina’s 117 tot en met 118), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op woensdag 3 juni 2020, om 03.50 uur kregen wij verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]
te horen van de officier van dienst dat er in de buurt van [adres 2]
een oplegger klaar stond met gestolen metalen om opgehaald te worden. Dit naar
aanleiding van een eerdere aanhouding van diefstal aan [adres 2] .
Wij, verbalisanten, [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zagen om 04.09 uur op de Spoorlaan een
oplegger staan. Wij zagen dat de oplegger was voorzien van een Nederlands kenteken:
[kenteken 4]
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , opende het schuifzeil van de oplegger. Ik, verbalisant
[verbalisant 5] , zag dat er grote roestige vierkante bakken in de oplegger stonden. Ik,
verbalisant [verbalisant 5] , hoorde van de collega van de eenheid 12.07 dat dit dezelfde
bakken waren als in de eerdere aangetroffen oplegger met gestolen metalen. Ik,
verbalisant [verbalisant 5] hoorde van de collega's van de 12.07 dat de oplegger was
voorzien van hetzelfde schuifzeil als van de eerder aangetroffen vrachtwagen met
gestolen koper.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juni 2020 (dossierpagina’s 33 tot en met 36), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
(pagina 34)
V: Je vertelde dat je naar [verdachte] gegaan bent en daar het plan verder hebt uitgestippeld. Waar was dat?
A: Op zijn bedrijf.
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juni 2020 (dossierpagina’s 49 tot en met 54), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
(pagina 51)
V: Je bent vannacht aangehouden voor diefstal, zowel gekwalificeerde diefstal door middel van braak, valse sleutel en in vereniging gepleegd in de nacht van dinsdag 2 juni 2020 op woensdag 3 juni 2020. Wat kun je daarover verklaren?
A: Afgelopen maandagavond
(het hof begrijpt: maandag 1 juni 2020)gingen wij een rondje rijden. Wij kwamen in [locatie 2] . Iemand kwam naar ons toe en die vroeg of wij vracht wilden gaan lege vrachtwagen zouden wegbrengen. Wij dachten dus twee. Wij zouden daar € 500,- voor krijgen. (…) Ik ben toen naar huis gegaan en zouden de volgende dag om half 8 weggaan in de avond. (…)
Toen ik die avond om half 8 samen met [medeverdachte 1] weg wilden rijden om de vracht
op te halen, toen kwam er een man met een bivakmuts naar ons toegelopen. Ik durfde
toen niet meer te weigeren ook, omdat de man de namen van mijn kinderen opnoemden.
Die man die zei tegen ons dat we naar Hoogerheide moesten gaan en daar de vrachtwagen
met trailer halen. Die stond daar en die moesten we afkoppelen. We moesten in
Ossendrecht nog een trailer halen. We moesten toen vervolgens richting Geldersmalsen.
Toen zijn we die trailer af gaan koppelen vlak bij dat bedrijf. Toen hebben we die
trailer helemaal afgeladen. We hebben toen de nieuwe trailer gepakt en die moest weer
op het terrein gevuld worden. Toen wij de tweede keer het terrein opreden toen kwam
een van de twee mannen op de heftruck naar ons toegerend.
V: Waar was je in [locatie 2] ?
A: Wij stonden bij een bedrijf [bedrijf 4] in [locatie 2] .
V: Is dit het bedrijf [bedrijf 4] gelegen aan [adres 3] ?
A: Ja dat klopt.
V: Met wie was je daar?
A: [medeverdachte 1] .
(pagina 52)
V: Was je op [adres 2] ?
A: Ja.
V: Met wie was je daar?
A: [medeverdachte 1] .
V: Wie was daar nog meer?
A: Twee op een heftruck weet ik zeker en volgens mij liep er nog een meer binnen.
(…)
V: Welke vrachtwagen?
A: Zwart Renault.
(…)
V: Zat de vrachtwagen onder de tape?
A: Ja die reclame dingen moest ik afplakken van die man. Dit was voordat wij wegreden
met de vrachtwagen.
(pagina 53)
V: Wat gingen jullie daar weghalen?
A: Ja dat zag ik in die bakken. Het enige wat wij moesten doen was het zeil open doen. De andere konden dan laden en wij konden vervolgens de zeilen weer dicht doen.
9.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juni 2020 (dossierpagina’s 71 tot en met 74), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte [verdachte]
(pagina 72)
V: Je hebt een autobedrijf op het adres [adres 4] . Klopt dat?
A: Ja
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2020 (dossierpagina’s 145 tot en met 147), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
(pagina 145)
Op 4 juni 2020 werd tijdens de briefing verteld dat [verdachte] buiten heterdaad aangehouden kon worden. Het is bekend dat [verdachte] een autogarage heeft op [adres 4] .
Op 4 juni 2020 reed ik langs [adres 4] . Ik zag dat de garagedeur van het autobedrijf half open stond en ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] naar buiten kwam lopen.
(…)
Nadat [verdachte] was meegenomen ben ik de loods in gelopen.
(pagina 146)
Vanuit de loods liep ik het kantoor binnen. Ik zag dat er op de balie twee verhuurcontracten lagen. Ik zag dat deze verhuurcontracten waren afgegeven voor twee opleggers, welke waren voorzien van de kentekens [kenteken 1] en [kenteken 1] . Ik zag dat beide opleggers gehuurd waren bij [bedrijf 2] uit Ossendrecht.
11.
De eigen waarneming van het hof op de fotobijlage (dossierpagina’s 148 tot en met 158) gevoegd bij het zojuist genoemde proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2020 (dossierpagina’s 145 tot en met 147), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] , inhoudende:
(pagina 155-156)
Een huurcontract op naam van [bedrijf 2] . Huurder: [autogarage] , [adres 4] . De ingangsdatum huur is 2 juni 2020. De huurder heeft verklaard dat hij als berijder/gemachtigde namens de huurder het voertuig [naam] met kenteken [kenteken 1] in ontvangst heeft genomen op 2 juni 2020. Dit huurcontract is ondertekend namens huurder.
(pagina 157-158)
Een huurcontract op naam van [bedrijf 2] . Huurder: [autogarage] , [adres 4] . De ingangsdatum huur is 2 juni 2020. De huurder heeft verklaard dat hij als berijder/gemachtigde namens de huurder het voertuig [naam] met kenteken [kenteken 4] in ontvangst heeft genomen op 2 juni 2020. Dit huurcontract is ondertekend namens huurder.
12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 juni 2020 (dossierpagina’s 169 tot en met 170), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] :
V: Het gaat om een aanhangwagen voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] .
A: Ja, dat is een aanhangwagen van ons. Die hebben wij aan [autogarage] verhuurd. Die had gisteren twee aanhangwagens bij ons gehuurd. Het klopt dat de andere aanhangwagen is voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 4] .
V: Zij hebben gisteren een huurcontract met jullie afgesloten?
A: Ja klopt. [verdachte] heeft gisteren de aanhangwagens opgehaald.
13.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch d.d. 9 juni 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
De vrachtwagen (merk Renault) die op 3 juni 2020 is gebruikt bij de diefstal is van mij, er zaten kentekenplaten van mij op. Op de huurcontracten van de trailers staat mijn handtekening.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar is nu deze op onderdelen afwijkt van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] . Daarnaast worden elementen uit de verklaring van [medeverdachte 1] niet ondersteund door hetgeen overigens uit het dossier volgt. Er zit dus licht tussen de verschillende verklaringen en tevens tussen de overige elementen van het dossier. Daar komt bij dat de verdachte – naar het hof begrijpt – geen opzet had op het gronddelict, nu hij de vrachtwagen en de trailers aan [medeverdachte 1] heeft meegegeven met het doel onderdelen op te halen voor een te bouwen loods. Gelet op het voorgaande kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte heeft gehandeld zoals ten laste is gelegd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1 of 2 van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Ingeval het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans kan worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Maar ook in andere gevallen, waarbij zowel de aard van het gronddelict als de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang zijn, kan sprake zijn van een dergelijk verband.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de bewijsmiddelen genoegzaam dat medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich op of omstreeks 3 juni 2020 samen met meerdere onbekend gebleven personen schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van diefstal van 25.000 kilo messing die toebehoorde aan [bedrijf 1] . Medewerkers van [bedrijf 1] zagen dat een vrachtwagen het terrein op was gereden en dat personen met heftrucks van [bedrijf 1] messing in de vrachtwagen aan het laden waren. Een van de medewerkers heeft vervolgens de politie gebeld. Toen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ter plaatse kwamen zagen zij in de omgeving van [bedrijf 1] een vrachtwagen rijden. Nadat zij deze vrachtwagen een stopteken hadden gegeven kwamen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de vrachtwagen. Uit nader onderzoek door de verbalisanten aan de vrachtwagen bleek dat in de oplegger ijzeren bakken met inhoud stonden, welke bakken door de verbalisanten werden herkend als dezelfde bakken die bij het bedrijf [bedrijf 1] stonden. Later werd door de politie in de omgeving van het bedrijfsterrein van [bedrijf 1] een tweede, aan de openbare weg geparkeerd staande oplegger aangetroffen, geladen met soortgelijke bakken met metaal.
Met betrekking tot de rol van de verdachte bij dit feit overweegt het hof als volgt.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij van verdachte had gehoord dat hij een klusje voor hem had en dat hij staal moest gaan rijden. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 1] op maandagavond
(het hof begrijpt: 1 juni 2020)bij een bedrijf ‘ [bedrijf 4] ’, gelegen aan [adres 3] werden aangesproken door een persoon die vroeg of zij een vrachtwagen weg wilden brengen. Het hof stelt vast dat het adres [adres 3] aan dezelfde straat gelegen is als waar het autobedrijf van de verdachte is gevestigd.
[medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat hij samen met de verdachte en een handlanger het plan heeft uitgestippeld en dat hij en de verdachte het transport hebben geregeld. Daartoe heeft de verdachte twee trailers gehuurd, die [medeverdachte 1] vervolgens samen met de verdachte heeft opgehaald. Bij de verdachte in het autobedrijf worden op 4 juni 2020 twee huurcontracten voor die betreffende trailers aangetroffen met daarop de handtekening van de verdachte. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte bevestigd dat het zijn handtekening is die op de huurcontracten staat. Dit bevestigt naar het oordeel van het hof de verklaring van [medeverdachte 1] , inhoudende dat de verdachte erbij was toen de trailers werden opgehaald bij het verhuurbedrijf. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij van de man die hen had gevraagd een vracht te gaan rijden, de reclametekens op de vrachtwagen moest gaan afplakken voordat zij wegreden.
Daar komt bij dat op de vrachtwagen waarmee de trailer werd vervoerd handelskentekenplaten met kenteken [kenteken 3] waren bevestigd. Na bevraging van het politiesysteem bleek dit kenteken op naam te staan van [autogarage] , het autobedrijf van de verdachte. De verdachte heeft voorts bij de politie verklaard dat hij de zwarte vrachtwagen van het merk Renault heeft uitgeleend aan ene [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 1] )en dat de handelskentekenplaat met kenteken [kenteken 3] inderdaad van hem was.
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , ondanks dat deze op onderdelen wellicht verschilt van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , wel betrouwbaar. [medeverdachte 1] heeft van meet af aan openheid van zaken gegeven en is in zijn verklaringen consistent. Bovendien vinden zijn verklaringen grotendeels en op belangrijke onderdelen bevestiging in de overige bewijsmiddelen, de verklaring van de verdachte zelf inbegrepen, zoals in de omstandigheid dat zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben verklaard dat en waar zij gevraagd werden voor een klusje, dat zij daarvoor € 500,- betaald kregen en dat zij staal moesten rijden, dat zij twee opleggers hebben verreden, dat ook de verdachte verklaart dat het zijn vrachtwagen was, dat de handelaarskenteken van hem zijn, dat hij de trailers heeft gehuurd en dat hij de vrachtwagen en trailers heeft uitgeleend aan [medeverdachte 1] . Het hof ziet derhalve geen aanleiding de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] uit te sluiten van het bewijs. Dit geldt tevens voor de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Gelet op het voorgaande en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het verschaffen van gelegenheid en middelen als op het gronddelict. De verklaring van [medeverdachte 1] is daartoe tegen de achtergrond van de overige bewijsmiddelen met name redengevend, zeker in combinatie met de verklaring van [medeverdachte 2] waaruit blijkt dat verdachte tegen hem had gezegd dat delen van de vrachtauto moesten worden afgeplakt.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al haar onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:

medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof zal volstaan met een straf zoals door de politierechter is opgelegd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden als gevorderd door de advocaat-generaal niet passend is, nu de medeverdachten allemaal een taakstraf opgelegd hebben gekregen. Daar komt bij dat uit het dossier volgt dat er nog andere personen betrokken waren bij het tenlastegelegde feit, maar dat het Openbaar Ministerie ervoor heeft gekozen daar niets mee te doen. Onder die omstandigheden is er geen ruimte om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op of omstreeks 3 juni 2020 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid tot diefstal in vereniging van 25.000 kilo messing. Verdachte is bij die diefstal behulpzaam geweest door een aan hem toebehorende vrachtwagen en twee door hem gehuurde trailers beschikbaar te stellen aan medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en meerdere onbekend gebleven personen. In het algemeen geldt voor diefstallen dat deze schade teweeg brengen aan de eigenaars van de weggenomen goederen en overlast en ergernis veroorzaken bij de gedupeerden, in dit geval [bedrijf 1] . Door zijn handelswijze heeft de verdachte bijgedragen aan deze nadelige gevolgen voor de benadeelden. De verdachte heeft voor die gevolgen kennelijk geen oog gehad maar heeft zich slechts laten leiden door eigen (financieel) gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet recent, onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende is het hof, met de politierechter en de verdediging, van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Vordering verbeurdverklaring
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het niet in beslag genomen voorwerp, te weten een vrachtwagen, bij uitspraak op een geldelijk bedrag van € 1.000,- zal schatten en dit geldbedrag verbeurd zal verklaren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht bestaat de mogelijkheid om ook niet in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Mede gelet op het feit dat de vrachtwagen terug is gegeven aan de feitelijke eigenaar ziet het hof echter geen reden om een bijkomende straf op te leggen naast de taakstraf.
Beslag
Van hetgeen in beslag is genomen en nog niet is teruggegeven, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
vrachtauto, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G Truijen, griffier,
en op 23 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.