ECLI:NL:GHSHE:2022:4734

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
20-000371-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een aanhanger met tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 3 februari 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986, was veroordeeld voor diefstal en kreeg een gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, naast de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 70 dagen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet voldoende bewijs was dat de aanhanger die aan de aangeefster was teruggegeven, de gestolen aanhanger betrof. Het hof heeft de zaak onderzocht en de bewijsoverwegingen van de politierechter beoordeeld. Het hof concludeert dat de aangifte van diefstal en de omstandigheden waaronder de verdachte met de aanhanger werd aangetroffen, voldoende bewijs vormen voor de diefstal.

Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de politierechter aangevuld en verbeterd, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de aanhanger zoals beschreven door de aangeefster en de verbalisant. De verklaring van de verdachte werd als ongeloofwaardig terzijde gesteld. Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de verbeterde lezing van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000371-21
Uitspraak : 28 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 3 februari 2021, parketnummer 02-244198-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-216582-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep, is de verdachte terzake diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Tevens heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering en onder verbeterde lezing van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De bewijsoverweging van de politierechter onder 3.2 behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, aanvulling en verbetering. Het hof zal de hierna opgenomen bewijsoverweging daarvoor in de plaats stellen.
Verweer in hoger beroep
Zijdens verdachte is vrijspraak bepleit omdat niet in voldoende mate kan worden vastgesteld dat de aanhanger die aan de aangeefster is teruggegeven, de gestolen aanhanger betreft. Aangeefster heeft enkele specificaties niet benoemd, zoals het chassisnummer en de kapotte verlichting. De vader van de verdachte heeft niet getracht om de aanhanger terug te krijgen, omdat het een oude aanhanger betrof, die hij had gekregen en omdat hij deze niet meer nodig had.
Bewijsoverweging
Het hof verwerpt het verweer en is van oordeel dat de bepleite vrijspraak wordt weersproken door de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen.
Er is aangifte gedaan van diefstal van een aanhanger en er is zeer korte tijd na de diefstal
een aanhanger bij de verdachte aangetroffen. Blijkens de aangifte is de aanhanger tussen 17 mei 2020 te 23.00 uur en 18 mei 2020 te 07.30 uur weggenomen. De verdachte werd op 18 mei 2020 om 04.36 uur gezien met een aanhanger.
De vraag waar het hof zich voor ziet gesteld is of de bij de verdachte aangetroffen aanhanger de van de aangeefster gestolen aanhanger betreft. De verdachte ontkent dat de aanhanger die hij bij zich had was gestolen en heeft aangevoerd dat deze van zijn vader was. In hoger beroep is de vader van de verdachte, [verdachte] , door de raadsheer-commissaris in dit hof gehoord.
Het hof overweegt als volgt.
Aangeefster, mevrouw [aangever] , heeft haar aanhanger tegenover de politie nader beschreven en heeft daarbij specifieke kenmerken genoemd waaraan haar aanhanger te herkennen is. Deze bijzonderheden zijn: oude vouwwagen en oranje spanband over opbergvak aan de voorzijde. Bovendien zat er geen kentekenplaat op.
Door de politie is de bij de verdachte aangetroffen aanhanger eveneens vrij specifiek omschreven. Zo heeft verbalisant [verbalisant] beschreven dat de aanhanger, zonder kentekenplaat, een vervallen indruk maakte en dat de disselbak (
het hof begrijpt: een opbergbak aan de voorzijde van de wagen) voorzien was van een oranje spanband. Op dinsdag 19 mei 2020 ontving deze verbalisant van een collega de aangifte van mevrouw [aangever] , waarin een aanhangwagen werd beschreven die volgens verbalisant [verbalisant] volledig voldeed aan de beschrijving van de door hem onder de verdachte in beslag genomen aanhangwagen. Toen deze aanhanger aan de aangeefster werd teruggegeven, heeft zij deze herkend als haar aanhanger. Aangeefster heeft verklaard dat in de opbergvakken een spanband en een afdeknetje zaten en dat die er nog steeds inzaten toen ze de aanhangwagen terug kreeg. Verder heeft ze verklaard dat de aanhangwagen al lang in haar bezit was en dat ze deze mede daarom ook voor 1000% herkende als haar aanhangwagen.
Met de politierechter ziet het hof geen reden om aan de verklaring van de aangeefster te twijfelen, nu deze voldoende specifiek is en steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De verklaring van de verdachte wordt als ongeloofwaardig terzijde gesteld. De verklaring die de vader van de verdachte bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, maakt dit niet anders. Hij heeft bij de raadsheer-commissaris weliswaar gesproken over een aanhanger die niet meer in zijn garage stond, maar specifieke kenmerken, zoals een oranje spanband en het feit dat de aanhanger eigenlijk een oude vouwwagen was, worden door de vader in het geheel niet benoemd. Als hij eigenaar van de bij de verdachte aangetroffen aanhanger zou zijn geweest, had dit wel voor de hand gelegen. Bovendien heeft de vader de bij de verdachte aangetroffen aanhanger niet gezien en kan aldus niet verklaren of dit zijn aanhanger was.
Alles overziende, in onderlinge samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat de bij de verdachte aangetroffen aanhanger de gestolen aanhanger van mevrouw [aangever] is geweest. Nu de verdachte korte tijd na de diefstal met deze aanhanger is aangetroffen en hij hieromtrent geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de diefstal van de aanhangwagen heeft gepleegd, zoals door de politierechter bewezen is verklaard.
Verbeterde lezing TUL-beslissing
Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter als gevolg van een kennelijke misslag bij de beslissing op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf een verkeerd vonnis heeft genoemd. Het hof leest deze verbeterd als volgt:
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d.
28 januari 2019is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-216582-18 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 70 dagen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 28 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Wiemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.